Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. B0UM1 en Ds. H. V. LIMAN.
8e Jaargang.
Vrijdag 13 Januari 1911.
No 30.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
IBORNEMENTSPRIJS
Drukker-Ditgever
A. D. LITTOOIJ
MIDDELBURG.
Az
PRIJS DER 1DYERTENTIEN
KERK, BELIJDENIS, ZENDINE.
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
8 cent.
van 15 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
NIET GEKEND EN NIET AANGENOMEN.
Hij was in de wereld en de we
reld is door Hem gemaakt en de
wereld heeft Hem niet gekend. Hij
is gekomen tot het zijne en de
zijnen hebben Hem niet aangeno
men. Joh. 1 10, 11.
Christus stond tot de wereld in betrekking
eer Hij in Bethlehem geboren is. Dat kan in
het minste niet verwonderen als ge maar een
oogenblik indenkt wie Hij is. In zijn proloog
of inleiding van zyn Evangelie spreekt Johan
nes van Christus eeuwig voorbestaan en godde
lijke werken, en dat op zulk een wijze, dat de
macht van uw denken hierbij kort schiet
en gij tot aanbidding wordt opgeroepen. Mede
hierom noemt men Johannes den adelaar onder
de Evangelisten, want even als deze koning
der vogelen blijft hij niet laag bij de aarde,
maar verheft zich hoog in de wolken, zoodat
uw oog hem nauwlijks volgen kan.
Hij noemt Christus het Woord dat in den
beginne was, bij God en zelve God, de zelf
standige persoon door wien God spreekt en
zich openbaart. Hij werd niet in, maar stond
achter den tijd en alle dingen zijn door Hem
gemaaktgeen schepsel in den hemel boven
of op de aarde beneden of in de wateren onder
de aarde, of Hij heeft het geschapen en zonder
Hem. is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.
Als een goddelijke fontein droeg Hij het leven
in zich zei ven en heeft het leven meegedeeld
aan alle schepselen, die tesamen bestaan door
Hem. Het rijkst en heerlijkst gaf Hij dat leven
aan den mensch, bij wien het zich als een be
wust leven openbaart, in staat om zich zelf,
de schepselen en God te kennen. Het verstand
en de kennis, de wetenschap en de wijsheid,
het sprankelen van het vernuft en het scheppen
van het genie, 't is alles uit Hem het leven
was het licht der menschen.
Maar heeft de mensch dit verstaan en erkend
Is hij hierdoor geleid geworden om naar boven
op te zien, om zijn Maker te dienen en te lo
ven Helaas neen, want hij is van God afge
weken en verduisterd geworden. Het eeuwige
Woord heeft om der zónde wil de wereld niet
losgelaten, van zijn maaksel zich niet terug
getrokken ook de gevallene wereld bleef zijn
domein en eigendomhet licht schijnt ook in
de duisternis. Nog vervult het de gansche
schepping met zijn licht en heerlijkheid, opdat
de mensch den Heere zoude zoeken of hij Hem
immers tasten en vinden mocht, hoewel Hij
niet verre is van een iegelijk van ons. Want,
bij den glans der heerlijkheid van Zijn uitstra
lend licht worden de onzienlijke dingen van
de schepping der wereld aan uit de schepselen
verstaan en doorzien, beide zijne eeuwige kracht
en goddelijkheid, opdat zij niet te verontschul
digen zouden zijn. Maar de gevallen mensch
wandelt met gesloten, met blinde oogen door
de werken van Gods schepping en voorzienig
heid, hij merkt het licht niet dat hem van alle
kanten toestraalt.
Zoo was dan Christus als het eeuwige Woord
Gods in de wereld de wereld is door Hem ge
maakt en de wereld heeft Hem niet gekend.
De geschiedenis der volken die buiten de be-
deeling der bijzondere'genade geleefd hebben,
toont het u zoo klaar. Ook onder hen woonde
en werkte Hij, deelde Hij zegeningen en wel
daden uit, Hij was hun aller Schepper en Wel
doener, zij leefden en bewogen zich in Hem.
Het ware dat hunne wijzen vonden, het goede
dat hunne uitnemenden tot stand brachten, het
schoone dat hunne dichters bezongen, 't was
alles uit Hem. Maar zij aanschouwden het
niet en merkten het niet op, zij hebben door
Hem God als God niet verheerlijkt of gedankt,
maar zijn verijdeld geworden in hunne over
leggingen en hun onverstandig hart is ver
duisterd geworden. Een van die volken weet
wel van een Prometheus te fabelen, die het
vuur en het licht uit den hemel stal om daarmee
het leven van de menschen te verrijken, en die
daarvoor van de goden met vreeselijke straffen
is gestraft gewordenmaar voor het licht der
wereld hadden zij geen oog, dat kenden zij
niet. En het nieuwe heidendom, de menschen
die moedwillig zich van God zooals Hij zich in
Zijn Woord, in de H. Schrift aan ons geopen
baard heeft afwenden, kennen en prijzen zij
het licht, dat in de duisternis schijnt Ach,
gij weet het wel beter zij spreken van eeuwige
stof en blinde kracht, van goden die zelf ge
worden zijn en van een wereld die niets meer
waard is dan dat zij te gronde gaat. Welk
een namelooze ellende spreekt zich in deze be
lijdenis uit, hoe schuldig staat hetmenschdom
voor zyn Schepper!
En toch is er iets dat nog treuriger is en
nog meer schuldig maakt. Hij is tot het zijne
gekomen, zegt Johannes, en de zijnen hebben
Hem niet aangenomen. Niettegenstaande Hij
voortdurend werkt in de wereld zijner schepping,
gaat de mensch die een zondaar geworden is
verloren.
Door goddelijke ontferming gedreven, is Hij
nu op een andere en heerlijkere wijze gekomen,
is Hij vleesch geworden, is Hij tot ons zelf in
gegaan, is Hij onze broeder geworden, opdat
Hij in een van God gewilden weg ons verlossen
en zalig maken zou.
Hij is gekomen tot het zijne. Dat istot
Israël, het volk dat van God om Zijnentwil
in het leven was geroepen. Tot dat volk stond
Hij in een zeer bijzondere betrekking. God
had het voor Hem verkoren en toebereid, dat
volk was Zijne erfenis. Reeds van de dagen
van Abraham af had Hij dit volk gezocht en
gezegend. Hij openbaarde zich aan Israël zooals
Hij aan geen ander volk ter wereld zich open
baarde, Hij zegende het met zijn genade en
verbond.
Reeds aan de patriarchen beloofde Hij, dat
Hij komen zouMozes sprak van Hem en de
profeten kondigden Hem aan met toenemende
klaarheidalle plechtigheden en ceremoniën
onder Israël stelden Hem in uitzicht. Eindelijk
zond Hij zijn Voorlooper in Johannes den Dooper
en ten slotte kwam Hij zelf. Hij kwam tot het
zijne, tot zijn eigen volk en huis. Hoe had
Israël Hem moeten ontvangen Maar neen,
de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Toen
Hij in Bethlehem geboren werd, bleef het stil
in gansch Palestina, niemand verwachtte .Hem
of dacht aan Zijn komst. Engelen des hemels
slechts werden met heilige verbazing bevangen
en zongen om God eere te geven, den vrede
op aarde te verkondigen en te roemen in het
welbehagen dat God in menschen openbaarde.
Enkelen onder Israël namen dezen jubelzang
maar overeen kleine schare van getrouwen
bogen knie en hart voor den gekomen Heiland
en verblijdden zich in Hem, van Wien Simeon
profeteerde dat Hij een licht zou zijn tot ver
lichting der heidenenen tot heerlijkheid van Zijn
volk Israël. Die namen Hem aan in geloof,
maar de anderen namen Hem niet aan. Inte
gendeel de anderen, de massa, het volk als
zoodanig, zy ergerden zich aan Zyne nederig
heid, zy miskenden Zijn persoon, zy geloofden
zijn woord niet, zij lasterden Zijne werken, zij
versmaadden Zijne liefde, zij wezen Zyne ver
lossing af, zij verblijdden zich toen ze Hem
aan het vloekhout hadden genageld. De we
reld kende Hem niet en deed als was Hij er
nietmaar Israël ging verder, het wees Hem
de deur.
Hoe dichter het Woord tot de wereld naderde,
hoe krachtiger de wereld zich tegen Hem ver
zette maar in zijn eigen huis zijn Hem de
ergste wonden geslagen. Welk een ontzettende
vrucht van de zondeNiet alleen dat de we
reld Hem niet ziet en tast, Hem niet erkent
en huldigt, die toch van de schepping aan
haar leven en haar licht ismaar dat ook de
zynen, wien Hij als een Heiland beloofd en
geschonken is, Hem niet aangenomen maar
verworpen hebben. Hoort, gij hemelen, en
neemt ter oore, gij aarde, want de Heere spreekt
Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd,
maar zij hebben tegen Mij overtreden. Een
os kent zijn bezitter en een ezel de krib zyns
heerenmaar Israël heeft geene kennis, mijn
volk verstaat niet. Wee het zondige volk, het
volk van zware ongerechtigheid, het zaad der
boosdoeners, de verdervende kinderenZij
hebben den Heere verlaten, zy hebben den
Heilige Israël gelasterd, zij hebben zich ver
vreemd, wijkende achterwaarts
En de wereld heeft Hem niet gekend. Dat
geldt niet van u, mijn lezer, dat kan van u
niet gelden. God heeft een andere en betere
openbaring aan u geschonkenu niet enkel
overglansd met het licht van het ongeschapene
Woord, maar u gebenedijd met het licht Zijner
genade. Denk by uw groote voorrechten veel
aan den armen Jood, aan den Heiden en den
Mahomedaan en breng hun met een biddend
hart wat God u gaf, opdat het licht van Christus
genade schijnen moge tot verlossing en zalig
heid in hunne duistere harten.
En de zijnen hebben Hem niet aangenomen.
Met dat woord hebt gy te maken. De Zijnen,
dat zijt gij, die in Gods verbond opgenomen
zijt, een plaats in Zijne kerk op aarde ontvan
gen hebt en dagelijks den zoeten naam van
Jezus noemen hoort. Wat hebt gij met Hem
gedaan? Hebt gy Hem aangenomen, Zijne
liefde bekend, Zijn naam beleden, Zyne genade
geroemd Is Hy in geloof uw Jezus gewor
den Of hebt gij voor Hem tot nog toe geslo
ten de deur van uw hart
O, aan het antwoord op deze vragen hangt
uw welzijn en zaligheid. Want gy kent het
woord Die in den Zoon gelooft, die heeft
het eeuwige levenmaar die den Zoon onge
hoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar
de toorn Gods blyft op hem.
Voor dien toorn beve uwe ziel.
En waar Zijne genade u thans nog roept,
luister daar naar Zijn heil- en troostrijk woord.
Hoor, en uwe ziel zal leven.
Van der Veen.
Geen stof tot klagen.
Gelijk de Gereformeèrde Kerken in Neder
land geen stof tot klagen hebben, zoo is het
ook met haar in onze provincie. Wanneer wij
dit zeggen, bedoelen we daarmede niet, dat
alles was zooals het wezen moet. Dit zij verre.
Er zijn verschijnselen, welke niet deugen en
er op wijzen, dat we niet gekomen zijn, waar
wij gaarne wilden wezen. Er zijn vragen,
waarop wij geen antwoord geven, of omdat wy
niet kunnen of omdat wij niet willen. Er zijn
streken, welke om arbeid roepen, maar waar
we toch niet heengaan. Er zyn misstanden,
welke wij zien, maar niet wegnemen kunnen.
Er zijn zonden, welke den groei en bloei be
letten, maar die niet ernstig bestreden worden.
O als wij bedenken, hoedanige onze Kerken
behoorden te zyn, en wat zy zyn, dan is er
oorzaak tot klagen over geestelyke traagheid,
over aardsch gezindheid en over eigenwillig
heid. Maar daarover willen we niet schrijven,
wy willen liever uit laten komen de plaats,
welke God naar Zyn trouw en naar Zyne ge
nade aan onze Kerken in ons gewest heeft
gegeven.
Wij beginnen met het Zuiden en als wij
vergelijken het aantal, dat er vroeger was en
er nu is, dan zouden we moeten zeggen, Sion
is overgebleven als een hutje in den komkom
merhof, want in het gansche land van Kad-
zand hebben we slechts een tweetal gemeenten
te Schoondyke en te Oostburg en nog een
kleine groep in Aardenburg. Dit is weinig.
Doch wie de geschiedenis van de laatste eeuw
kent en van de geestelyke stroomingen in dat
land, die ziet met belangstelling, dat de eerste
Kerk zich uitzet en op weg is om een belang
rijke plaats er in te nemen en die hoopt, dat
ook de tweede haar zwakte wel te boven zal
komen, als er slechts met wysheid en krach,
gewerkt wordt. Het kan daar nu eenmaal
niet vlug gaan, want de Gereformeerden hebben
er schier alles tegen. Doch wat zij.gewonnen
hebben, wekt de verwachting, dat er nog een
toekomst is. Wy moeten het niet vergeten,
dat er eens een tyd was nog niet zoo heel
lang geleden dat het scheen, er zal nooit
weer Gereformeerd Kerkelijk leven ontwaken
en die tijd is gelukkig naar we vertrouwen
onherroepelijk voorbij. Er is nog veel te doen
en bij goeden wil en in 't geloof kan dit ook.
Het blykt, dat God den arbeid kronen wil met
Zyn gunst en dit bemoedigt om voort te gaan.
In het land van Axel staan wy sterker. Wy
hebben daar nu Zaamslag tot ineensmelting
kwam vier sterke Kerken en één zwakke.
Het zijn de voorposten van het Gereformeerde
Leger naar de zijde van België, welke er een
zware, maar ook gewichtige taak hebben. Aan
de eene zyde bedreigt hen het opdringende
Katholicisme, dat er numeriek steeds sterker
wordt en aan de andere zyde het lauwe, on
gevoelige protestantisme, dat in het land van
Hulst weinig anders overgehouden heeft dan
den naam, Zy hebben echter de wortelen diep
in dien historischen bodem geslagen en zij
willen niet enkel behouden, wat zij verkregen
maar zij willen ook, wat verloren is herwinnen.
Er is weer actie gekomen, die iets goeds be
looft, want daar is menschely kerwyze gesproken
kans, dat zij zich buiten het eigen terrein ver
sterken kunnen. En dit zal te gemakkelijker gaan,
waar zij een aantal flinke scholen hebben, die
grooten steun bieden. Wy verwachten dan ook,
dat veel 't welk aan het stervende is versterkt
zal worden.
Waarlyk deze Kerken staan voor een arbeid,
die moeilijk, maar ook winstgevend kan zyn,
want in het leven der bevolking is de oude
waarheid er nog een macht, en veel meer dan
men vermoedt, zijn er nog aanrakingspunten,
welke het vergemakkelijken. Al worstelende
zullen zy daar onder den zegen des Heeren
wel verder komen. Het is duidelijk uit alles,
dat er voor Gereformeerde Kerken, die nuchter
en wakende zyn, aldaar een ruime plaats is.
De wonderlijkste Classis is Bergen op Zoom.
Als ik aan haar denk, dan komt mij het woord
uit de openbaring in de gedachteGij hebt
kleine kracht, maar Ik heb U een geopende
deur gegeven. Hoe ik daar by kom Waar
schijnlijk door twee onzer Kerken, die van
Tholen en die van Poortvliet. Die beide Ker
ken beschouw ik altoos als een kleine voor
hoede in het midden van een bevolking, welke
den naam „Gereformeerd" liefheeft, maar zonder
zich bewust te zijn, wat die naam inhoudt.
Er heerscht daar een doodsche rust om niet
te zeggeneen doode rechtzinnigheid. Te
midden van zulk een omgeving is het hoogst
bezwaarlijk oui de oogen goed uit te wryven
teneinde helder te weten, wat er gebeuren
moet. Die beide kleine Kerken zitten met
duizenden vezelen vast aan deze omgeving en