Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie van: Ds. L. B0UM1 en Ds. H W. LIMAN.
8e Jaargang.
Vrijdag 6 Januari 1911.
No 29
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
IBOHHEHEHTSPRUS
Drukker-Uitgever
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS DER ADYERTEHTIEN
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Liefde tot de Zending.
per half jaar franco per post .70 cent
Enkele nummers3 cent.
MIDDELBURG.
van 1:5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
ONZE HULP.
Onze hulp is in den Naam des
Heeren, die hemel en aarde ge
maakt heeft.
Ps. 124 8.
't Werd ons gegund een nieuwen tijdkring
in te treden. Daarin mogen we wel bewon
deren Gods langmoedigheid en trouw over ons.
Duizenden hebben met ons gewenscht het nieuwe
jaar te mogen beleven, maar het was voor hen
niet weggelegdzij vielen voor de zeis des
doods als rijpe aren. Daar waren onder hen,
die ingingen in de eeuwige rust. Zij wensehen
naar het leven op deze oude aarde niet terug
zij hebben een beter deel ontvangen. Daar waren
onder hen die opgeroepen werden ook, voor
wie het sterven het einde was van den genade
tijd aan wie het woord is vervuld geworden
Dewyl Ik geroepen heb en gijlieden geweigerd
hebt, mijne hand uitgestrekt en er niemand
was die opmerkte, en gij al mijnen raad ver
worpen en mijne bestraffing niet gewild hebt,
zoo zal lk ook in ulieder verderf lachen, Ik zal
spotten wanneer uwe vreeze komt. In het
volbrachte jaar zijn duizenden bij duizenden,
ja millioenen van ons heengegaan, wijzen en
dwazen, rechtvaardigen en goddeloozen en een
ieder van hen is heengegaan naar zijne eigene
plaats. Maar wie er ook gingen, wij bleven,
en over ons en de onzen is uitgeroepen het jaar
van het welbehagen des Heeren. Daarvoor
past het ons te danken Hem, in Wiens hand
onze adem is en bij Wien al onze paden zijn.
Wat het nieuwe jaar ons brengen zal, kan
niemand zeggen. Aan wensehen heeft het bij
zijn intrede niet ontbroken, maar of die wen
sehen vervuld zullen worden? God weet het,
maar geen mensch.
Daaromtrent voorspellingen te doen of ver
moedens uit te spreken, is een werk der ijdel-
heden. God de Heere heeft voor de toekomst
een gordijn gehangen, dat door geen mensche-
lijke hand kan worden weggeschoven. En het
past ons, nietige menschenkinderen, hierin Gods
wijs en heilig bestel te aanbidden.
Maar ééne zaak is zekerwij worden in het
nieuwe jaar weer tot den ouden arbeid geroepen.
Ons menschelyk leven is geen spel en ook geen
tijd der ruste, maar een ingaan tot het werk,
dat God voor ons weggelegd heeft en dat van
Hem ons aanbevolen is. Het pas begonnen jaar
heeft tot arbeid ons reeds opgeroepen, en wij
weten dat er in de toekomst allerlei werk voor
ons te doen zal zijn. Wij mogen klaar zijn met
het ééne, dan wacht het andere reedsde nacht j
moge ons verkwikt hebben, het was om tot
nieuwen arbeid ons aan te gorden. Zoo was
het in vorige jarenzoo zal hef ook nu zijn.
De rust is niet hier, maar elders.
En als ge nu vraagt, op welke wijze wij tot
onzen arbeid hebben in te gaan, dan geeft de
dichter van Psalm 124 u kostelijke leering. In
bond met alle vromen beleed deze heilige des
Ouden Testaments Onze hulp is in den Naam
des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft.
Deze dichter had genade van God ontvangen,
dat hij zich zeiven en 't leven goed had leeren
kennen. Hij had een open oog voor de hooge
beteekenis en den diepen ernst van het men-
schelijke leven. Hij verstond het, dat hy van
God geroepen was om in alles zoo te handelen
en te wandelen, dat zijn God door hem werd
groot gemaakt en verheerlijkt.
Maar daarbij was het hem eveneens klaar
geworden, dat hij daartoe van zichzelven vol
strekt niet in staat was dat hy niet anders was
dan een diep afhankelijk, zwak en onmachtig
menschenkind. Daarom spreekt hy van „hulp",
die hy gevoelt noodig te hebben. Als wij in
't gewone, dagelijksche leven iets alleen niet
af kunnen, vragen wij hulp, opdat door ver-
eenigde kracht volvoerd worde wat ons alleen
te zwaar zou wezen. En nu had de dichter
zichzelven en 't leven zoo leeren kennen, dat
hij in alles hulp noodig had en dan geen hulp,
die eenig mensch of schepsel hem zou kunnen
aanbrengen, maar hulp, die hem alleen van
boven kon toekomen.
Want onze dichter kende nog iets anders dan
eigen zwakheid, afhankelijkheid en onmacht
hij wist ook dat bij God in den hemel hulp
is, dat die God onder alles meer dan genoeg
is en, niet* het minst, dat God die hulp ook
verleenen wil aan allen, die ze by Hem zoeken.
Hij geloofde in God en daarom zegt hy zoo
kloek en beslistOnze hulp is in den naam des
Heeren. De Naam des Heeren of de Naam alleen
was bij de vromen des Ouden Verbon ds de
aanduiding van de geopenbaarde heerlijkheid
Gods; van God zelf, zooals Hij Zich een Naam
gemaakt heeft in Zijne groote werken, die Hij
gewrocht heeft in natuur en genade.
De dichter geloofde in dien Naam des Hee
ren die naam was hem waarborg van Gods
kunnen en willen. God was voor hem de Al
machtige, die hemel en aarde door Zijn macht
woord uit het niet heeft voortgebracht en voor
Wien geen ding te wonderlijk is. En God was
voor hem ook de Getrouwe, die zijne genade
heeft vastgelegd in een eeuwig Verbond en Wiens
beloften alle ja en amen zijn. Daarom zag hy
van Zichzelven af en liet hij alle schepsel varen,
om het met alle geloovigen te belydenOnze
hulp is in den Naam des Heeren, die hemel en
aarde gemaakt heeft.
Mocht onze ziele dit nu verstaan by den in
gang des jaars en ook al de dagen, die het
God believen zal ons hier op aarde te geven.
Tot zooveel worden wij geroepen, de levens
taak is zoo alzydig en zwaar. Daar is niemand,
of hem is van God een plaats en werkkring
aangewezen, hetzij in het huisgezin, of in de
kerk, of in de school, of in den staat, of in de
maatschappij, of ge hoog of laag van staat zyt,
rijk of arm, geleerd of eenvoudig, jong of oud
zijt, gij wordt van God geroepen om iets te zijn
en om iets te doen. Te zijn, wat gij voor Hem
wezen moette doen, wat Hij in den weg van
Zijn voorzienig bestel u heeft opgedragen. En
dat niet alleen voor dit tijdelijke, aardsche en
vergankelyke leven, maar ook en bovenal voor
het toekomende.
In Zyn Woord brengt Hij u een dubbele
roepstemHij zegt tot ual wat uwe hand
vindt om te doen, doe dat met machten
wederomwerk uws zelfs zaligheid met vreeze
en beven. En dat doet God, opdat gij leeren
zoudt te leven tot uw eigen waarachtig geluk
en' om in alles een instrument te zijn tot de
verbreiding van Zijn lof en eere.
Als wij dit alles recht indenken, wordt het!
ons wel eens wonderlijk te moede en komt de
vraag der kleinmoedigheid boven: Wie is tot
deze dingen bekwaam? Maar dan staan ook
aliijd weer Gods heiligen gereed om door him
getuigenis het u ter bemoediging toe te roepen
Onze hulp is in den Naam des Heeren, die
hemel en aarde gemaakt heeft.
Als ge alleen uwen weg gaan wilt en meent
God niet van noode te hebben, dan zult ge
een ellendig leven leiden een zwaar leven, vol
van pynlyke zorgen en verdriet, waarbij ge ten
leste bezwijkt en omkomt. Want ge kunt het
alleen niet af. En in dezen geldt het ookDie
Mij eeren, zal Ik eeren, maar die My versma
den, zullen licht geacht worden.
Maar als ge uwe hulp van de Heere verwacht,
dan zult ge niet beschaamd worden. De apostel
Jakobus zegt zoo bemoedigend Indien iemand
van u wysheid ontbreekt, dat Hy ze van God
begeere, die een iegelijk mildelijk geeft en niet
verwijten zij zal hem gegeven worden. En
Jesaia getuigt van den Heilige Israels Hy geeft
den moeden kracht en Hy vermenigvuldigt de
sterkte dien, die geene krachten heeft. God
zegt niet enkel dat Hij het wil doen, maar Hij
doet het ook waarlyk aan allen, die geloovig
Zijne hulp verbeiden.
In Christus is Hij voor die Hem zoeken een
almachtig God en een getrouw Vader, die zijne
kinderen niet begeven, nooit verlaten zal. Hij
zal het ook met u weimaken wanneer het voor
u Zyn tijd en ure is. Gy weet niet wat in dit
jaar komen of heengaan zalmaar bij alles
mag uw hart getroost zijn, als gy maar door
genade met den dichter blijft belijdenOnze
hulpe is in den Naam des Heeren, die hemel
en aarde gemaakt heeft. Dan zal er licht op
uw pad zijn, al is het leven nog zoo donker
kracht tot uw werk, al valt het nog zoo zwaar
wysheid hoe te handelen, al zijn de levensdraden
nog zoo verwikkeld bijstand in de beproeving,
al gaat die nog zoo hoog hulpe bij en uitkomst
bij verzoeking en aanvechting, al is die nog
zoo 'zwaar. Verlaat u dan op Hem; zoek ge
durig Zyn aangezicht. Danzal Hy het u doen
ervaren, tot roem van Zijn genade
Welzalig hij, die al zijn kracht
En hulp alleen van U verwacht,
Die kiest de welgebaande wegen
Steekt hen de heete middagzon
In 't moerbeidal, Gy zijt hun bron,
En stort op hen een milden regen
Een regen, die hen overdekt,
Verkwikt en hun tot zegen strekt.
Van der Veen.
Wij ontvingen van een zuster uit de Kerk
van Middelburg A eenige regelen, welke zij
uit erkentelijkheid, dat Zeeland in 't afgeloo-
pen jaar er toe overging om een eigen missio
nair predikant te beroepen, schreef met de
begeerte, dat de liefde tot en de yver voor de
Zending nog meer ontwaken mogen.
Om die reden geven we ze gaarne een plaats,
want we hooren zulk een stem zelfs met groot
genoegen en we denken, dat zal de lezers van
ons blad ook wel zoo gaan.
Gerust mag zy, als haar hart er weder toe
gestemd is, nog eens een bydrage zenden.
Wij laten hier het geschrevene volgen
Weer is er een jaar vervlogen,
Met zijn vreugde en verdriet.
't Nieuwe hebben wij zien komen
Wat zal 't brengen in 't verschiet.
't Oude bracht ons rijken zegen,
Op 't gebied van 't Zendingswerk
Eigen Zending is verkregen,
Op 't gebed, door Zeeland's Kerk.
Wat was dat een blijde tijding
Eigen Zending is er door
Zeeland geeft, door Godes leiding,
Thans, aan Zyn bevel gehoor
Want 't bevel is toch gegeven,
Predikt 't evangeliewoord,
Opdat ieder, kon het wezen
Deze blijde boodschap hoort.
Zouden wij dan durven weig'ren,
't Geen, dat Jezus ons beveelt?
Al zyn onze krachten kleine,
Hy wil sterken door Zyn Geest.
Ja, de Geest van onzen Koning,
Die beziele ons tot dit werk
Maak in onze harten woning,
Tot meer glorie van Zijn Kerk.
Laat ons dezen nieuwen jaarkring,
Werken tot des Heeren eer.
En betoonen we ons als volg'ling,
Van dien trouwen Opperheer
Die ons Zijn beloftenissen,
In Zijn Woord heeft toegezegd
Die nooit de vervulling missen,
Bij het werk ons opgelegd
Ik ben met u al de dagen,
Zelfs tot aan des werelds end
Wil uw nooden Mij dan klagen,
Al uw zorg, op Mij gewend
Want aan My, den Vorst der aarde,
Is gegeven alle macht!
Zoo in hemel als op aarde,
Van geslachte tot geslacht.
Dan maar moedig voort getreden,
Voorwaarts in des Heeren kracht
Hij wil hooren, onze beden.
Hij wil helpen, met Zijn macht.
Helpen ons een 'weg te banen,
In het duis'tre heidendom
Dat z' om 's Heeren woord, zich scharen,
En alzoo het Godsryk kom!
Wil o Heer, uw naam verbreiden,
Ook door Zeeland's Zendingswerk
En wil straks Uw Kerk verblyden
Ook door dominé Merk'lijn's werk.
Wil Uw dienstknecht voorspoed geven,
Bij het werk hem opgelegd
Hy heeft zich aan U gegeven
Wil hem sterken als Uw knecht.
Laat 't gebed hem vergezellen,
Van uw volk, van groot en klein,
Wil Gij hem ten zegen stellen,
En leer ons U dankbaar zijn.
En laat Zeeland's gaven vloeien,
Ruimer steeds tot Uwe eer
Dan kan Zeelands Kerke bloeien,
Want zoo dient zij U, o Heer
Gy, hebt zelf ons wel gegeven
Uwen eigen lieven Zoon
En door Hem, schenkt Gy ons 't leven,
't Eeuwig leven voor Uw troon
Leer ons dan maar veel te geven,
Van hetgeen Gij zelf eerst schonkt,
Leer ons 't voorrecht zien te leven
Onder Uw genaverbond.
Laat ons offren, onze gave
Met een mild en bly gemoed,
Wetend, wie die gave vraagde
Wil ons schenken 't eeuwig goed.
't Eeuwig goed, dat nooit vergaan zal,
Nooit in tyd of eeuwigheid
Ook niet, als die ure slaan zal,
Die des Heiland s komst verbeidt
Een zuster van Kerk A.
Geen stof tot klagen.
Het jaar, 't welk voorby ging, was in vele
opzichten ook voor onze provincie goed. De
velden leverden hun vruchten welke voor goede
pryzen van de hand gingen. Het vee was