Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redaetie van: Ds. L. BOOM! en Ds. H 1. LAHA1. Vrijdag 23 December 1910 No 27 UIT HET WOORD, Met medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. Het aandeel van Nederland in de Zending De slang in beeldspraak. 8e Jaargang. ABOINEMENTSPRMS per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. Drukker-Oitge?er PRIJS DER ID V ERTENTIEN van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE RECHTE KERSTSTEMMING. Geloofd zij de Heere de God Israels, want Hy heeft bezocht en verlossing teweeg gebracht aan Zijn volk. Luc. I 68. Eiken morgen verscheen de zon later en eiken avond daalde zy vroeger. De dagen werden steeds korter en als de hemel bedekt was met wolken, waren zij door en door somber. De velden zijn dor en doodsch en de boomen zijn van alle siersel beroofd. Het is de tyd, waarin het leven verlangt naai den huiselijken kring en naar den gezelligen haard. Aan alles is het te merken, dat het jaar 't welk ons zoolang reeds vergezelde, ten einde spoedt en wij zien dan ook allerwege, dat het zich voorbereidt om ons voor goed te verlaten. Welk een aangename wisseling biedt ons dan het Kerstfeest, dat byna in elke woning licht en vreugde brengt. Velen die van huis waren keeren naar de ouderlijke woning terug om er enkele dagen of weken te vertoeven. Het is zoo recht geschikt om het familie-leven te ver sterken en het huiselijk leven te veraangenamen en te verhoogen. Zelfs in kringen, waarin zy de blyde boodschap nog wel hooren, maar het ge loof missen' is het een welkome verschijning en wordt het met verlangen verbeid en met blijd schap begroet. Het Kerstfeest is een ster, welke licht uitstraalt in de donkerheden van het leven, een bron van verfrisschend water, waaruit velen gaarne een teug nemen. Daarom is het niet te verwonderen, dat het bij allen in eere is en nog altijd algemeene waardeering vindt. Waar het geloof in het oude maar steeds nieuwe evangelie leeft, wekt het allerlei herin neringen en de oude geschiedenis brengt er warmte en bezieling. Wy zien hen als 'tware weer, die mannen en vrouwen, die op grond der belofte zoo vurig uitzagen naar den dag der vervulling en wier hart van zalige blydschap heeft getrild bij het aanschouwen van Gods groote en wondere daden. Welk een schoone figuur blyft in ons oog die oude Simeon, die met het kindeke in de armen uitriepNu laat Gy Heere uw dienstknecht heengaan in vrede naar Uw woord, want myne oogen hebben uwe zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken. Hoe in-gelukkig was de oude Hanna, en welk een vreugdeglans verspreidde zich over haar gelaat, toen zy den Heere na Hem gezien te hebben, belyden kon voor de menschen. En dan die herders in Ephrata's velden, het zijn oude bekenden, aan wie een Engel des Heeren in den nacht de blijde mare van Jezus' geboorte bracht. Ook die vrouwe, die moeder, die haar oog van 't kindeke niet kan afwenden en die alle die woorden bewaarde in haar hart. Dan Jozef, al staat hy meer op den achtergrond, wie acht hem niet hoog wegens zyn bescheiden heid en rustig geloofsvertrouwen. Het is nietmogelyk om allen te noemen, die we op hetKerstfeestbij name gaarne ontmoeten, maar met een enkel woord willen we melding maken van den priester Zacharias, dien we reeds op den voorgrond aanschouwen. Hy woonde, zooals we weten, in het gebergte van Judea en leefde daar in gelukkigen echt met Elizabeth, die evenals hij den Heere kende en op het heil hoopte. Hun huwelyk echter was kinderloos en dit was geen oorzaak van blydschap voor hen. Doch nadat jaren voorbijgegaan waren en de tijden voor Israël steeds donkerder werden, was hem nog op hoogen leeftyd oudervreugde bereid. De geboorte van het kindeke bracht de heele woning in opschudding, want was het reeds merkwaardig, dat echtelieden die zoolang reeds gehuwd waren nu pas hun eersteling ontvingen, nog merkwaardiger werd het, als gy het beschouwt bij het licht, dat de heilige historie er op vallen laat. Gij hoort het dadelijk aan den toon, welke Zacharias aanslaat in den lofzang, welke hij aanheft, als het kind zijn naam ontvangen en zijn eigen tong losgemaakt is. Daar staat hij, het hart over de hoogste vreugde en het verstand met het h'eerlykste licht vervuld, en eer hy er aan denkt, richt hij het oog naar den hemel, en juichtGeloofd zij de Heere, de God Israels, want hij heeft be zocht en verlossing teweeggebracht aan zyn volk. Gij hoort het dadelijk, dat komt uit een vol en bewogen gemoed. Zacharia zou thans niet kunnen zwygen. Zijn hart moet zich ont lasten en wat is het schoon, dat hij begint met zijn erkentelijkheid te brengen aan den Heere, den God Israels. Overal waar de rechte Kerst vreugde is, daar ruischt ook de psalm des lofs en mogen we verwachten, dat het ook bij u zoo zal zyn. Maar gij zoudt op uwe beurt kunnen vragen, hoe komen we aan die vreugde en aan die blijde stemming, welke zich uit in het ver kondigen van 's Heeren daden en deugden en ik wil u gaarne een antwoord geven. Let op Zacharias. Hij spreekt niet aanstonds over het door God hun geschonken kind, maar over God, die in deze gebeurtenissen zich open baarde als de Vervuiler van de belofte. Zacharia kende de toezegging, welke God aan Zijn volk gedaan had, hij had haar lief, hy had haar geloofd en omhelsd, met al de geloovigen van zijn dagen had hij verlangd naar het be loofde heil. De tijden waren zoo donker. Al de heerlijkheid van Davids huis was verdwenen, al de glans van het rijk was voorbij, op den troon zat Hero des, een nakomeling van Ezau, in wiens hart de haat tegen het ware nakroost van Jacob onbegrensd was. Zelfs breidde de Romeinsche adelaar reeds zijn donkere vleugelen uit over het heerlijke land, dat God aan Abra hams zaad gegeven had. Daarby kwam nog, dat de Pharizeeën door hun heillooze leer heel den godsdienst veruitwendigd hadden, tenge volge waarvan de ware godsvreeze met ver stikking bedreigd werd. En wat niet boog voor den Pharizeïstischen hoogmoed, volgde de licht zinnigheid der Sadduceeën, meenende dat het vergankelijk zingenot het hoogste goed voor den mensch was. Wat zou er worden van het volk des verbonds, welke toekomst ging het erfdeel des Heeren tegemoet Die heerlijke belofte, welke als een schitterende ster lichtte en zulk een verrukkelijk uitzicht opende en daartegen over die droeve werkelijkheid van het volksleven maakten het den geloovigen, maakten het ook Zacharias bang. Het was de liefde tot God en tot zijn volk, welke hem met zorg had vervuld. Hij kende de diepe ellende, waarin de wereld verkeerde en hij zag uit naar redding. Welnu, h ans had hij een antwoord op de bange vraag van zyn hart, want hy zag in de geboorte van zijn jonkske het bewijs, dat God zelf gekomen was, dat Hij zelf zijn volk had bezocht. Het is niet de vreugde, welke hij als vader genoot, maar de vreugde over de verlossing, waarin zijn volk deelen zou. Zij deed Hem uitroepenGe loofd zij de Heere. Zacharias had een ruim, een inderdaad pries terlijk hart, waar het gansche volk een plaats gevonden had en nu God gekomen was om zijn volk te bezoeken en dat volk te verlossen, waren alle andere wolken opeens weggevaagd en juichte hy in het heil des Heeren. Als gij van het volk Gods houdt, dan zult ge u ook op 't Kerstfeest verblijden, want gy weet, dat in 't kindeke van Bethlehem's stal God zelf ge komen is en dat Hij in deze scheut uit Isaï's wortel de verlossing aan zyn volk gebracht heeft. Het is niet verlossing alleen bestemd voor het volk van Zacharia's dagen, maar van alle tijden en in alle landen, het is eene ver- lóssing voor allen, dit ooit inzien, dat de mensch zichzelf niet helpen kan, maar dat de redding uitsluitend gebracht kon worden door God. Het is niet een tijdelyke verlossing, zooals die van Israël uit Egypte's diensthuis, maar een eeuwige, waarvan de volkomenheid eerst aan schouwd zal worden in het eind der dagen. Wie zal uitspreken, hoe groot zij wel is en welk een zalige vrijheid van haar de vrucht zal zyn. Waarlijk, als gij de banden kent, waarmede een zondaar gebonden is, als gij den vijand kent, die den zondaar onder zijn macht heeft, als gy de slavernij kent, waarin de zonde ook u gebracht heeft, dan zult ge ook op het Kerst feest u scharen onder de Zachariassen en Simeons, de Marias, om te staan rondom de kribbe, ten einde te zien op dit Kindeke. En staart ge met het oog des geloofs op Hem, dan zal uw hart gedrongen zijn om den Vader in de hemelen te verheerlijken en Hem te danken voor Zijn onuitsprekelijke gave. De Heere geve, dat er ware Kerstvreugde zij in uw hart, in uw huis, in uw Kerk en dat velen als Zacharias weleer uit vollen borst zingen Lof zij den God van Israël, Den Heer, die aan Zijn erfvolk dacht, En door Zyn liefderijk bestel, Verlossing heeft teweeg gebracht. Bouma. ZENDING Tijdens de Wereld-Zendings-Conferentie te Edinburg werden des avonds toespraken ge houden over verschillende onderwerpen door onderscheidene sprekers. Ook werd aan de orde gesteld het aandeel dat Nederland heeft in den Zendingsarbeid. Ds. Henry Ussing van Kopenhagen zag zich de moeilijke taak opgelegd om in 20 minuten dit onderwerp te behandelen, en bovendien nog uiteen te zetten den Zendingsarbeid van Noor wegen, Zweden, Finland en Denemarken. Wat ds. Ussing van Nederland gezegd heeft geven wy vertaald weer, en veroorlooven ons tevens, zoo het noodig is, een uitweiding of opmerking. In een zeer kort bestek wordt ons een overzicht gegeven van de plaats, welke Nederland in de Zendingswereld inneemt. Als de eerste Protestantsche zee-mogendheid verkreeg Nederland reeds omstreeks het jaar 1600 groote en machtige koloniën. Zelfs nu nog beheerscht dit „kleine land", met zijn ruim 5.000.000 inwoners, koloniën, welke 60 maal zoo groot zyn als het moeder land, met een bevolking van bijna 50.000.000, Van het begin af aan zag de Hollandsche Oost-Indische Compagnie 1) zich een zware en gewichtige Zendingstaak opgelegd, waarvan zij zich over 't algemeen goed heeft gekweten. Het valt niet te ontkennen, dat met kracht de zaak werd doorgezet. In de 17e eeuw be zat Nederland dan ook een tal van ijverige en welbegaafde Zendelingen. En het bewys, dat dit werk uit vroegere dagen niet tever- geefsch geweest is, blijkt voornamelyk uit het feit, dat de tegenwoordige Zending de grootste vorderingen maakt daar, waar zij in staat is te bouwen op de fundamenten door de voor vaderen gelegd. Toen echter het Rationalisme 2) van de 18e eeuw, de Kerk in Nederland verwoestend binnendrong, verloor de Hollandsche O. I. Comp. niet alleen haar liefde voor en belang stelling in de Zending, maar werd zij zelfs een 1) Opgericht in 1602. W. 2) De wijsgeerige richting, welke de rede beschouwt als de eenig juiste bron, maatstaf en oordeelster onzer kennis te zyn. tegenstandster en hinderpaal voor de Zending, .ja, het is droevig te zeggen, werkte zij zelfs de propaganda der Mohammedanen in de hand, welke zelfs zoover gegaan is, dat nu ongeveer 35.000.000 reeds Mohammedanen zijn. Zoo kwam de oude Zending, door de over heid aangevat en gedreven door de O. I. Com pagnie, geheel tot stilstand. Maar toen drong de stroom des levenden waters de genoot schappen binnen in verband met de alge meene Zendingsopwekking aan het eind der 18de eeuw. Van der Kemp werd de stichter van het Ned. Zendeling-Genootschap in 1797, voordat hij zelf uitging als de beroemde pionier van het Londensche Zendeling-Genootschap in Zuid- Afrika. Spoedig werd een nieuw en beter arbeidsveld ontgonaen op een oude plaats, en 't was vooral op Celebes (Mina-hassa) dat het Genootschap een wondervolle triumf behalen mocht door een tal van uitstekende arbeiders, met name de Duitschers Riedel en Schwarz. Jammer genoeg was het Ned. Zend. Gen., niet bij machte de Zendingskrachten in Ne derland byeen te houden. J. D. Wielenga. (Wordt vervolgd). II. Van het booze en verkeerde, van hetgeen dat schade en verderf aanbrengt, dat ondergang en dood veroorzaakt is de slang een beeld. Maar ook van goddelooze menschen wordt de slang als beeld gebruikt in de Heilige Schrift. Niet slechts van het booze, maar ook van de boo zen. Zoo zegt David in Ps. 58 4—6 „De godde loozen zyn vervreemd van de baarmoeder aan de leugensprekers dolen van moeders buik aan. Zij hebben vurig venijnnaar gelykheid van vurig slangenvenynzij zyn als een doove adder, die hare ooren toestopt, opdat zy niet hoore naar de stem der belezers, desgenen die ervaren is met bezweringen om te gaan". Van goddeloozen spreekt David hier. 't Zyn zyne vyanden. Zy bedreigen hem. Zij denken kwaad tegen hem. Zy oordeelen over hem valschelijk. Zij werken ongerechtigheden in hun hart. En wat zy overleggen in hun bin nenste, wat plannen zy beramen en welke middelen zij bedenken tegen David, hem ten kwade, dat voeren zij ook uit. In het open bare gericht wegen zij het geweld hunner han den. Zij nemen den schijn aan van recht te spreken en recht te handelen en wel nauw keurig te wikken en te wegen, maar onder- tusschen handelen zij bedriegelyk en ver- raderlyk. Die goddeloozen vergelijkt David by de slangen. Zij zijn vervreemd van God en van Zijn dienst. Van de baarmoeder aan zijn zij overtreders, zooals ook in Jesaja 48 gezegd wordt. Natuurlyk zegt David dat niet in onderscheiding van andere menschen, alsof die niet in zonde ontvangen en geboren zouden zyn, want in Ps. 51 heeft hy 't wel anders getuigd. Daar moet hy ook van zich zei ven zeggen Zie ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft my mijne moeder ontvangen. Maar van deze goddeloozen, die' hy hier by slangen vergelijkt, spreekt David aldus, omdat de aangeboren boosheid zich by hen in al haar kracht openbaart. Zy zyn van jongsaf in het kwade geoefend, zij zyn als het ware volleerd in de boosheid. Niet by alle menschen toch komt het kwade tot volle ontwikkeling. En waar het by deze vijanden van David tot een sclirikkelyke rypheid gekomen is, daar drukt de zanger dat uit onder het beeld van slan-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1