Uws broeders hoeder. De slaag in beeldspraak. ZESTDIJTQ. Het verslag der Wereld-Zendings-Conferentie. Eenige getallen. Antwoord op eon ingekomen vraag, SPBOKKELINOEN. Waarom is Jezus gedoopt? Een goede preek. Een titel, dien wtf allen moeten aanvaarden Tweede Kamer tegen het ministerie zyn gehou den, zijn krenkend, omdat ze een beschuldiging inhouden van huichelarij. Eén verontschuldi ging kan hier misschien gelden: veel van het geen gesproken wordt, komt uit onverstand voort. De critiek van het ongeloof op den arbeid des geloofs kan nooit billyk wezen. Het mist den maatstaf ter beoordeeling. Wyze mannen kunnen dwaze dingen zeggen, als ze spreken over zaken, die buiten hun gezichts kring liggen. En die dwaze dingen worden bovendien nog heel leelyk ook, als de criticus iemand is van min edel karakter. Geve de Heere aan onze ministers genade en wysheid om ons volk recht christelijk te regee- ren, ongeacht een critiek, die meer ontsiert degenen, die haar oefenen, dan hen, op wie ze gericht is. De belangstelling in de Zending onder de heidenen neemt gaandeweg toe. Zeker, er zijn nog vele christenen, die oog en hart er voor gesloten houden. Maar ondanks veler onaan doenlijkheid gaat het werk voort, en zal het zoo lang niet meer duren, of in heel de wereld wordt de blijmare van het Evangelie gehoord. Wij leven snel. Maar om degenen, die verre zyn, mogen de anderen, die nabij zijn, niet vergeten worden. Rondom ons henen wonen zoovele afgedoolden, die Christenen heeten, maar die noch in leer noch in leven Christenen zijn Veel te veel worden deze menschen aan hun lot overgelaten. En nu zegt men weler moest wat meer ook voor deze mensehen worden gedaan Maar het ware beter, wanneer ieder het zichzelf eens afvroegwat doe ik om hun ziel te redden van het verderf? Wij bouwen maar aan ons eigen kerkje, en ook dit gaat soms nog heel traag en heel slap. Wy houden er zoo weinig rekening mee, dat God ons eenmaal zal vragen, wat we hebben gedaan tot onzes naasten be houd en dan zal niemand er zich met een praatje af kunnen maken. Als wy maar wilden wy zouden zooveel kunnen doenals we maar mannen waren, mannen met brandende harten, mannen met heiligen moed. We hebben er ons zelf niet voor over, en zyn vaak te bang voor een duw en een stoot. En hulpmiddelen zijn er genoeg. Het minste, wat ge kunt doen, is een trak taatje uit te deelen. Voor weinig geld hebt ge er een handvol van. Wie daar nog tegen op ziet, wien dit nog teveel is, wel, die komt toch al heel ver achteraan. „Filippus" heeft een schat van mooie trak taatjes. Koopt en verspreidt ze. Dan doet ge iets als uw broeders hoeder. Laman. I. De Heilige Schrift spreekt in eigenlijken zin van de slang, -van de werkelyke slangzoo in het Paradijs; zoo in de woestijn. Maar ook in beeldspraak wordt van de slang gesproken. By de slang worden soms de menschen of som mige menschen vergeleken. Eigenschappen van de slang worden ook aan sommige personen toegekend. In kwaden zinzoo worden de goddeloozen njet de slang en haar doen verge leken. Maar ook in goeden zin. Zoo is wel het meest bekend de merkwaardig-e uitspraak van Jezus„Zijt dan voorzichtig gelyk de slangen." Matth. 10 16. Meestal wordt de slang gebruikt als beeld van iets, dat schade en verderf aanbrengt. Zoo zegt Salomo van de dronkenschap„Zie den wijn niet aan als hy zich rood vertoont, als hy in den beker zyn verw geeft, als hy recht op gaat. In zyn einde zal hy als een slang by ten en steken als een adder.". Spr. 23 31, 32. Wyn is een gave Gods, die Hij in de natuur ons geeft. Maar de wyn kan, als alle goede gaven, misbruikt worden. En dan is hij schadelijk. Dan wordt hy gelyk aan een slang die byt. In zijn einde is de wijn zoo. By overtollig gebruik, by mis bruik wordt hij ten laatste schadelijk. Op den bodem van den beker ligt de slang, maar onzichtbaar, zich schuilhoudende als een adder in het gras. Maar daarom juist te gevaarlijker. Als velen meer letten op dat gevaar van de slang, meer acht gaven op dat gevaar in beker en fleseh, in wijnkroes en jeneverglas, er zou zeker minder dronkenschap zijn en de nuch terheid en soberheid zou beter bewaard blijven. Denk dan wel aan de slang in den wijn en aan de adder in den sterken drank Ook spreekt Salomo van den slangenbezweer der. „Indien de slang gebeten heeft, eer de bezwering geschied is, dan is er geen nuttig heid voor den allerwelsprekendsten bezweerder." Zoo zegt hy Pred. 10 11. De slang, namelijk de giftige slang en die wordt hier bedoeld, brengt uit zyn aard ver derf aan. Zy byt en verwondt en vergiftigt en veroorzaakt alzoo den dood. Maar nu wa- 16 ren er in het Oosten slangenbezweerders, d op een of andere wijze, door gefluister of ge zang of tooverformule, de doodelyke kracht dezer dieren tegengingen of hen krachteloos maakten. Al kunnen wij de werking dezer bezweerders' niet nagaan, dat doet niet ter zake. Het feit bestond. Zulk een bezwering kwam voor. Maar als nu een slang reeds iemand gebeten had en zij daarna pas bezworen werd, dan was het natuurlyk te laat. Zoo iemand zou geen baat hebben van het bezweren. Dat moest vooraf geschieden. Dat moest van te voren plaats hebben. Het moest dus een voor behoedmiddel zijn. Daarom zegt SalomoIn dien de slang gebeten heeft eer de bezwering geschied is, dan is er geen 'nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder. Het kwaad moet dus voorkomen worden. Het ge vaar moet men intyds ontvluchten. De mid delen moeten we gebruiken, de rechte en de beste middelen. Maar ook op den juisten tyd moeten ze worden aangewend. Wie niet op zijn tijd past en het juiste oogenblik niet in acht neemt, maar de geschikte gelegenheid voorbij laat gaan, zal daarna geen heil meer vinden. Zelfs de beste middelen zullen niet baten. Wie niet ter bestemder tyd zaait of den akker bewerkt en bemest, zal niet de ge- wenschte oogst verkrijgen. Of (om nader bij het beeld te blijven van het kwade tegen te gaan en het bedervende gif te bezweren) wie niet op den geschikten tijd het onkruid uit wiedt uit zyn land, maar dat laat opwassen en voortwoekeren, en straks de overhand verkrij gen, die zal geen goede vrucht verzamelen. Er is dan geen middel meer om het koren van het onkruid te ontdoen. Het gewas zelf zou te veel schade lijden wanneer men, als het reeds te laat is, nog wilde probeeren het on kruid uit te trekken. Er is dan geen nuttig heid voor den allerwelsprekendsten bezweerder. Het kwaad voorkomen ter rechter tijd, dat is het, wat Salomo ons hier leeren wil. Bij veel krankheden geldt dat ook. Als men maar bytijds de noodige hulp inroept, kan menigmaal veel ernstige krankheid voorkomen of dreigend gevaar afgewend worden. Maar als men den juisten tijd voorbij laat gaan en eindelijk ten langen leste middelen ter genezing aanwendt, is het dikwijls al te laat en moet gezegd wor den er is geen nuttigheid voor den allerwel sprekendsten bezweerder, wat in dit geval zeg gen wil, er is geen bate bij den allerknapsten dokter of by het allerbeste medicijn. Dat dit ook bedacht worde op het stuk der opvoeding. Hoeveel vergif der zonde dringt het kinderhart binnen in slechte omgeving en door omgang met goddelooze menschen. Voor al als de ouders hunne kinderen van huis moeten doen om bij anderen te dienen, moeten zy wel toezien in welke omgeving zy hen bren gen. Hoe vaak gebeurt het, dat kinderen gemakkelijk te leiden zijn, zoolang zy in een christelijke omgeving verkeeren en er goed Opzicht over hen is, maar ongezeggelijk worden en den boozen weg inslaan wanneer zij in kwaad gezelschap en in slechte omgeving gera ken. En als dan die ouders eindelyk, na zelf het verkeerde gevolg gezien te hebben, zulk een kind uit dien goddeloozen kring weg wil len doen, ach, dan is het menigmaal al te laat en moeten ze zelf zeggen er is geen nuttigheid meer voor den allerwelsprekendsten bezweerder. Het gif is te diep ingedrongen, het kwaad reeds te vast geworteld en de kanker te ver uitgebreid. En dan is het hard een moeder te hooren zeggen„Zoolang myn kind daar woonde by die menschen (waar God gediend werd) ging alles goed. Maar sinds myn dochter in goddeloos gezelschap kwam, in een omgeving waar men met God en Zijn dienst spot, is zij langzamerhand op den verkeerden weg geraakt en nu is 't zóóver met haar gekomen!" Ik heb wel eens een moeder in dezen geest hoo ren spreken, maar dat is pynlyk. Dat" doet zeer. Dat anderen zich dan spiegelen aan zulke voorbeelden (die helaas er niet weinig zijn) en dat zij denken aan het gif der slang, beeld van de werking der zonde,'en aan het woord van SalomoIndien de slang gebeten heeft eer de bezwering geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder. R. Hamming. In negen, keurig rood gebonden, deelen ligt het verslag der Zendings-Conferentie, te Edin- burg in Juni van dit jaar gehouden, voor mij. Een breed overzicht te geven van den inhoud is op 't oogenblik mijn doel niet. Van welk een arbeid leggen deze negen deelen getuigenis afDe meesten toch zijn meer dan 400 bl. groot. En in één ervan wordt een lyst gepubliceerd van Zendingsboeken, die niet minder dan 220 bl. beslaat. De Zending onzer Geref Kerken neemt een zeer bescheiden plaats in, wat niet te verwon deren is. Onze Zending is nog maar een klein twygje van den wereld-zendingsboom. Toch mag onze Zending met eere genoemd en be hoeven wij ons niet voor de grootere landen te schamen. Slechts drie zaken noem ik, waar van er twee ook voor de andere Nederlandsche Zendingsgenootschappen kenmerkend zijn 1. Onze Zending gaat van de Kerk zelf uit. 2 Onze Zending maakt gebruik van de twee hulpdiensten medische dienst en schooldienst. 3. Onze Zending heeft mede baron van Boetzelaer als Zendingsconsul te Batavia. In deze drie kermerken is Nederland voor de andere landen tot een voorbeeld. Negen deelenEn toch zyn alle deze dee len nog maar een klein stukske van wat de Zen dingsconferentie heeft voortgebracht. In de Maandberichten van het Ned. Zendel. Gen. lezen wy toch dat de arbeid der voorbreidende commis sies tot resultaat had bergen van wetenswaardig heden. Zoo onizachèlijk'Vëél'stöf'is 'ét Ver1 zameld dat de negen deelen slecht een soort overzicht geven, en de zaken niet meer dan erin worden aangestipt. Het is niet doenlijk alle gegevens te drukken vanwege de kosten. En toch zou het zoo jammer zijn, dat al die wetenswaardigheden ongebruikt blevenDaar om worden er eenige exemplaren overgeschreven. Wat een reuzenarbeidHet exemplaar voor Europa bestemd, zal wel naar Halle in Duitsch- land gaan. Er schijnen echter plannen in den maak te zyn, dat de gezamenlyke Zendingsver- eenigingen in Nederland ook een exemplaar zullen laten overschrijven. Nederland is groot 600 v.k. geogr. mylen en Oost-Indie 34.800. Zoo is ons Indië 58 maal zoo groot als Nederland Ons land heeft 5 747 269 inwoners, waarvan 3.500.000 Protestanten, 1.900.000 Roomschen, 102.000 Joden en 245.000 „zonder godsdienst". Oost-Indië heeft 37.717 871 inwoners, waarvan 35.000.000 Mohammedanen, 1.500.000 Heidenen, 500.000 Christenen Dus nog maar 1;75 mag den naam christen dragen Op Java, met zyn bijna 30 millioen inwoners fcyn maar 24.700 christenenop de Buitenbe zittingen met ruim 7 millioen inwoners 443.000 christenen. Onder al die millioenen arbeiden op dit oogen blik slechts 237 mannen en vrouwen, waaronder echter moeten gerekend leeraren der ambacht scholen, doktoren, verpleegsters enz. En van die 237 zijn er niet minder dan 107 door de Rynsche Zending (Duitschland) en 8 door de Methodistische-Episcopaalsche Zending (Enge land) gezonden. Behalve deze 237 Europeesche arbeiders, zyn er nog 740 inlandsclie helpers, 1632 inlandsche onderwijzers en 107 inlandsche verplegers en verpleegsters. De Zending in O.-Indië kost per jaar ruim 950.000, dus by na een millioen guldm. J. D. wlélenga. Wy ontvingen een vraag met het beleefde verzoek om er een antwoord op te geven. Het bleek bovendien, dat de steller van de vraag wel begreep, welk antwoord daarop volgen moest. Wij althans gaan met zyn eigen ant woord geheel mee. Doch daarop volgde een andere, waarop we in 't algemeen zeggen, dat als iemand eenig bezwaar heeft tegen een ambtsdrager hij beginnen moet met dezen per soonlijk daarover te spreken. Heel de weg, welke hij 'bewandelen moet, is duidelijk aange wezen in het Evangelie van Mattheus, hoofdstuk achttien, de verzen vijftien tot achttien. Wij raden dan ook onzen lezer, die deze vraag zond ernstig aan, dien weg te bewan delen en zeggen daarbij, dat er op dit oogen blik geen reden is om hierover in ons blad verder uit te weiden. Bouma. Dat het niet was tot vergeving der zonden is openbaar. Waarom dan? Jezus zelf wijst de reden aan, Matth. 3 15. „Aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen." Door deze woorden gaf Hy te kennen, dat Hy hetgeen door God was inge steld had te doen, en daar hiertoe ook de Doop behoorde, zoo wilde Hij dien ontvangen en den dienst van Johannes goed keuren. En nog te meer wilde Hy gedoopt worden, om dus op een plechtige wyze over te gaan tot de ge meenschap van dat volk, dat door Johannes gedoopt was, om zich te verklaren voor onder danen van het Koninkryk Gods. Terwyl Hij er door wilde leeren, dat Hij al de voorrechten van dat Koninkrijk aan de onderdanen zou be vestigen. Werd Hij op den achtsten dag na zyne geboorte besneden en daardoor een schul denaar om de geheele Wet, ten goede van zijn Erfvolk, als Borg te vervullen, Hij wilde ook gedoopt worden, om den zynen te verzegelen de afwassching der zonden. Toe Laer op Luk. 3 21. Een onder schrift „Jezus behoorde gedoopt te worden a. Om den H. Doop als een toekomstig Sacrament van Zijne kerk door Zyn eigen voor beeld te heiligen. b. Om Hem, beladen zijnde met onze zonden, èn den doop van zyn lijden, èn de vryspraak van genoemde zonden te verzegelen. c. Om aan te toonen, dat Hij, zynde het Tegenbeeld 5 van den Hoogepriéstear, naar >;dé> ïoov Wet, tot de openbare bediening van zyn Mid delaarsambt plechtig ingewijd moest worden door eene heilige wassching en reiniging, ge lijk Aaron en zijne zonen, vóór ze hun dienst aanvingen, gewasschen werden." O. B. Maandagmorgentegen koffietijd. Ds. A, is even bij zijn buurman, tevens ouder ling, binnengeloopen. Dat is 's Maandags morgens wel meer zijn gewoonte. „Wel dominé! zegt deze, „wat heb ik gis termorgen van uw preek genotenNeem me niet kwalijk, maar zoo eene hebben we in lang niet gehad. Ik dacht bij m'n eigen waar zou dominé die preek vandaan gehaald hebben Ds. A. glimlacht. „Wel broeder," zegt hy een gedeelte ervan kwam uit uw hniseen ander deel uit de wo ning van broeder B en een goed deel deed ik ook op by de weduwe R." Onze ouderling zit met een brandende lucifer maar vergeet z'n pyp aan te steken. „'t Is, zooals ik zeg," vervolgt ds. A, „Gij hadt my verleden week over uw geestelijke traagheid gesproken B klaagde over zyn slecht oppassenden zoonde weduwe R had het over haar voortdurende aanvechtingen. Al die din gen heb ik meegenomen naar myn studeer kamer en heb den Heere gebeden, dat^Hij mij een woordvan terechtwijzing in den mond leggen mocht. Zóó is mijn preek klaar ge komen." Nu, dan hoop ik, dat u maar dikwyls de gemeente ingaat uw preken zullen er niet minder om zijn," zegt de ouderling. Ëen predikant, die de studie verwaarloost, voedt zyn gemeente met steeds meer verdunde melk dat is zeker. Maar boeken-studie alléén geeft eenzijdige preeken dat is zeker. In huis en hart zijner gemeenteleden zal de prediker veel vinden, dat hem op den kan sel te stade komt. Een zeker hertog in Frankrijk had zijn ho velingen zeer scherp verboden, ooit in zyne tegenwoordigheid over dood en sterven te spreken. Toen zijn secretaris hem, als naar gewoonte, de couranten voorlas,en daaruit een zeker bericht aangaande „den overleden koning van Spanje", vloog de hertog op eens op, en vroeg met een stem die van verontwaardiging en vrees trilde, waarom hy dat gelezen had. De ontstelde secretaris wist niet, hoe zich uit een zóó netelige positie te redden, en bracht stamelend uit„Dat is een titel, dien zij aan nemen". Ja, hij sprak toch waarheid in zijn angst, de ontstelde man; in één 'opzicht tenminste; want het is geen titel, dien wij vrijwillig aan nemen, maar die ons allen eenmaal gegeven wordt, dus dien wij moeten aanvaarden, of wij willen of niet. Al trachten wij aan den dood niet te den ken, hy zal wel denken aan óns is het dan niet dwaas, dat vele menschen aan hem niet denken willen? Laat ons leeren sterven, voordat wy sterven moeten. Leeren sterven in Christus' gemeen schap, opdat wij den dood dien anderen titel kun nen toonen, dien Gods genade den geloovige geeft: „Met Christus levend gemaakt!" den eenigen titel, dien wy voor den dood zelfs niet behoeven af te leggen. Jezus zegt: „Die in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid." Er is niets onmenschelyker dan geluk te putten uit zijns naasten ongeluker is niets liefelyker dan zich te verheugen, wanneer het een ander wèl gaat, en niets rnenschelyker dan te treuren om eens anders verdriet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 2