Weekblad voor de Gereformeerde Kerkert in Zeeland Onder Redactie ?an: Ds. L. B0UM1 en Ds. H. W. LAMA!. Vrijdag 2 December 1910. No 24. UIT HET WOOI! IX 8e Jaargang. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drnkker-Oitgever A. D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. PRIJS DER ADYERTENTIEN KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Muziek en zang. UIT HET LEVEN. Catechisatie-verzuim. per half jaar franco per post .70 cent. Enkele nummers.3 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DES ENGELS MACHT. En Hij zette zijn rechtervoet op de zee en de linker op de aarde en Hij riep met een groote stem, ge- lijkerwtjs een leeuw brult en als Hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen. Openb. 10 2 en 3. We hebben de schildering welke de heilige Ziener ons van den Engel gegeven heeft bezien en het verwondert ons nu niet meer, dat hij Hem een sterken Engel genoemd heeft. Hier wordt ons eerst medegedeeld, dat de Engel den rechtervoet op de zee en den linker op de aarde gezet heeft. Wie ook maar eenigermate in de profetische taal thuis is, weet, dat de zee een beeld is van de wereld der volkeren. Beide-zijn steeds in beweging. Soms is deze beweging kalm en rustig en zy lokt uit om het oog er met welgevallen op te laten rusten, soms echter is zy woest en onstuimig'en verraadt zij de ontzachlijke krachten, welke op haar inwerken. Dat Johannes ook hier bij de zee gedacht wil hebben aan de volkeren-wereld is duidelijk. Evenals Daniël in zijn nachtgezichten de vier dieren, welke een voorstelling van de vier wereldrijken geven, uit de zee zag opkomen, zoo ziet de apostel, gelijk hij ons in het der tiende hoofdstuk verhaalt, het beest opkomen uit de zee. Ge moet bijgevolg het woord „zee" hier niet nemen in eigenlijken zin, maar in de beteekenis, welke het heeft in de taal van den heiligen Ziener. Daaruit volgt, dat we ook het woord „aarde" eveneens moeten opvatten in oneigenlyken zin en dan wijst een uitdrukking in datzelfde dertiende hoofdstuk ons den weg. In het elfde vers wordt gezegd En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen. Wat wil dit zeggen? Het komt ons voor, dat die ver klaring het juiste getroffen heeft, welke hier het oog vestigt op de menschelyke wysheid, zooals deze zich ontwikkelt buiten de leiding van 's Heeren Geest en woord. De apostel Paulus spreekt yan de wijsheid der Grieken en het is helder gebleken, dat deze vyandig staat tegenover de wijsheid Gods. Dit kan ook niet anders. Nadat de zonde zijn verstand heeft verduisterd, gaat de mensch toch voort om zich een voorstelling te vormen van God, van de wereld en van zich zelf. Hij gelooft, dat hij goed ziet en dat derhalve zyn opvatting der dingen de ware is. Al zyn krachten wendt hij aan om die beschouwing zoo volledig mogelijk te maken. Vol bewondering slaat hij het ge bouw gade, dat hij uit zijn eigen denkleven opgetrokken heeft en wil hebben, dat ieder er van overtuigd is, hoe het rust op onwankel bare grondslagen. Zooals hij het zegt, zoo is het, en daarom verwerpt hy dan ook de be schouwing, welke "God ons in het woord der apostelen en profeten geeft. Zoodoende staan aldoor tegenover elkander de wysheid, die van boven is en die welke van de aarde is. De laatste is aardsch, natuurlijk, duivelsch. De Engel zette zijn rechtervoet op de zee en de linker op de aarde. Denk hierover na. Er ligt een bemoedigende en vertroostende gedachte in. Hoe menigmaal vereenigden zich reeds de volkeren om den strijd aan te binden tegen God en Zijn Gezalfdehoe vaak spraken zij reeds krachtigkomt, laat ons him banden verbreken en hun touwen, van ons werpen:. Welk een bittere stryd heeft de menschelyke wysheid al de eeuwen door gevoerd tegen het oude Evangelie, 't welk zoo snijdend scherp uitgesproken heeft, dat God de dingen van het Koninkryk der hemelen verborgen heeft voor de wyzen en verstandigen omdat Hy het geopenbaard heeft den kinderkens. Nog altijd komt het aan 't licht, dat de oude vijandschap is gebleven. Ook de Ziener meldt ons, dat nog eens die wereld al haar krachten zal sa mentrekken tegen de gemeente van Christus en tegen al wat uit God is en als we denken aan de vreeselyke krachten, welke zij ter harer beschikking heeft, dan kan er vrees over ons ko men voor hen, die in die dagen leven zullen. Vooral indien we daarbij rekening houden, dat ook de menschelijke wijsheid in die worsteling al haar gewicht in de schaal zal werpen, dan wordt het ons bang te moede, want wy weten, dat ook zy een geduchte macht kan ontwik kelen. Doch de hooggeloofde Middelaar, die als de Held uit Juda's stam eenmaal al zijn tegenstanders overwonnen heeft en als de over winnaar van dood en graf bekend staat, heeft hij zijn voeten van te voren reeds op die zee en op die aarde gezet, ten teeken, dat Hij over haar de macht in handen heeft. Deze bittere vyanden hebben geen heerschappij over Hem, maar Hij wel over hen. Zooals Hij eens over de ontstuimige zee van Galilea macht had en haar door een enkel woord het zwygen op legde, zoo heeft Hij macht over de volkeren, welke zich verheffen tegen Hem. Aan Zijne voeten zijn zij onderworpen. Zonder Hem kunnen zy zich niet eens roeren en bewegen. De openbaring van hun tegenstand moet zelfs dienstbaar zijn aan de verheerlijking van Zijn grooten Naam. Al hun krachten zullen zij uit putten, opdat Zijn grootheid des te meer blinke. Ook als zij in hun woede niets ontzien, dan staan zij nog in Zijn dienst en volvoeren zij al wat Gods wijsheid bepaald heeft. Waarlijk, hier ontspringt een bron van rijke en milde vertroosting, voor allen, die uit liefde tot Jezus' Naam zich blootstellen aan de haat en den smaad dezer wereld. Wanneer we trouw zijn aan onze belijdenis, wanneer we in woord en daad toonen, dat we Jezus als den door God gezalfden Koning eeren, dan ondervinden we het in meerdere of mindere mate, dat de wereld ons niet dragen kan. Het moge niet altyd even duidelijk zijn, maar soms komt het helder uit, dat de wereld het hare liefheeften dat zij geen plaats heeft voor de leerlingen van Hem, die gezegd heeftin de wereld zult gy verdrukking hebben. Licht en duisternis kun nen nu eenmaal niet vereenigd worden en welke gemeenschap zou er dan kunnen zijn tusschen den Christus en Belial. Wel mogen we het waardeeren, dat we tegenwoordig in stilheid onzen weg kunnen gaan en dat we onzen arbeid ongehinderd kunnen verrichten, ja, dat er nog vele goede dingen in Juda gevonden worden, maar we mogen daaruit niet afleiden, dat de wereld voor een groot deel haar vijandschap afgelegd heeft. Waar zij niet woedt als in vorige dagen, daar ligt dit niet aan haar, maar aan Hem, die tijden van verademing aan Zijn volk geeft, opdat we Zyne goedheid eeren zouden. En Hij riep met een groote stem, gelijk een leeuw brult. De leeuw is de koning der dieren. Als hy des avonds zyn krachtige leden rekt en zich gereed maakt om op zijn prooi uit te gaan, dan doet hy de woestijn dreunen van zyn gebrul. Al de dieren in den omtrek hooren en kennen het. De leeuw, zich bewust van zijn kracht, versmaadt het om als een tijger zijn toevlucht tot de list te nemen. Openlijk kondigt hy aan, dat hy den strijd wil aanbinden met allen. Wie lust heeft trede hem in den weg en beproeve om hem te overwinnen. Dit geldt van den Christus in den vollen zin. Hy wandelt niet langs donkere wegen, Hij sluipt niet in de duisternis rond om zyn tegenstanders on verhoeds te overvallen. Fier en ridderlijk ver- schynt Hij in 't strydperk en daagt allen uit die Hem wenschen te bekampen. Hij is dan ook de Leeuw uit Juda's stam, die overwon nen heeft en die overwinnen zal. Ook in den laatsten strijd, hoe hevig hy ook moge zijn, zal Hij de zegepraal behalen, wijl de Vader tot Hem gezegd heeftZit aan mijn rechterhand, totdat Ik uwe vijanden gezet zal hebben tot een voetbank uwer .voeten. En als Hy geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen. Wij kennen die geduchte verschijnselen, welke wij in den bliksem zien en in den donderslag beluisteren. Hoe schoon bezingt de dichter de uitwerking welke het onweder heeft. De stem des Heeren is op de waterende God der eere dondert, de Heere is op de groote wateren. De stem des Heeren is met kracht, de stem des Heeren is met heerlijkheid. De stem des Heeren beukt de cederen van Libanon. En Hij doet ze hup pelen als een kalf, den Libanon en Syrion als een jong eenhoorn. De stem des Heeren houwt er vlammen vuurs uit. De stem des Heeren doet de woestyn beven, de Heere doet de woestijn Kades beven. Wie ooit met aandacht deze woorden gelezen heeft, roemt de juiste teeke- ning, welke ons hier aangeboden wordt. Hoe gering en zwak gevoelt de mensch zich, als de lucht in vlammen staat en de donder onop houdelijk ratelt. Wanneer nu gezegd wordt, dat de zeven donderslagen hun stemmen spra ken, dan verstaan we de beteekenis daarvan, want wij hebben daarin te zien een openbaring van 's Heeren vreeselijke macht, waartegen geen schepsel bestand is. Het leert ons, dat er van God zullen'uitgaan geduchte werkingen, welke een ontzettende uitwerking zullen hebben. Eveneens blijkt het, dat elk dier donderslagen een onderscheiden stem had, want de apostel wilde er mededeeling van doen. Hij verstond dus de taal, welke elke donderslag sprak. Hem werd echter verboden- om het ter kennis van de gemeente te brengen en zoodoende kunnen we er niets van zeggen. Vraagt ge eindelijk, waartoe moet het ons leiden, dan mogen we wel antwoordenVrees Hem, die geducht is in den raad der heiligen en val Hem nederig te voet. Zie in ootmoed tot Hem op en onderwerp u in eiken toestand des levens aan Hem. Bid met den dichter Leer mij naar uw wil te handelen, 'k Zal dan in uw waarheid wandelen Neig mijn hart en voeg het saam Tot de vrees van uwen Naam. Bouma. De heer Kruithof denkt op Vrijdag den 9en Dec. een muziek- en zanguitvoering te Middel burg te geven. Hij is een oud-leerling van het Instituut tot onderwijs van blinden te Amster dam en thans organist en muziek-onderwijzer te Kampen. Eenigen tijd geleden heeft hij hier ook een uitvoering gegeven en zij die er geweest zijn spreken er nog met grooten lof over. Hoewel hij het gebruik van het edelst zintuig mist, toch kan hy aan zijn medemenschen een fijn genot bereiden door de zeldzame wijze, waarop hij zingt en het orgel gebruikt. Wij kunnen dan U ook met vrijmoedigheid aanraden om deze uitvoering by te wonen, want zelf zult ge een hoogst aangename ure hebben en gij steunt tevens dezen blinde, die reeds zooveel ontberen moet. Het programma biedt een ryke en schoone afwisseling aan. Bouma. Nu in Zeeland de winter-catechisaties begon nen zyn, kan het niet kwaad eens in herinner ring te brengen, wat ds. Mulder eenigen tijd geleden in „de Bode" dienaangaande schreef. Het luidt als volgt „Op het platteland is het in vele kerken ge woonte alleen catechisatie te houden gedurende de wintermaanden, omdat gedurende den zomer de arbeid het bijwonen der catechisatie zoo goed als onmogelyk maakt. We achten dat een groote schaduwzijde van het kerkelijk leven in onze dorpen. Vooral wanneer het gaat gelijk in sommige plaatsen van Zeeland het geval is. Daar wordt eerst aangevangen in November, en zoodra Maart in het land is, staat het cate chetisch onderwijs weer zoo goed als stil. Wat er op die manier komen kan van eenigszins grondig onderricht in de waarheid, behoeven wy niet te vragen. In dat opzicht hebben de steden iets voor, want daar wordt in den regel het gansche jaar door catechisatie gehouden. Maar wat is nu weer een sehaduwzyde in de steden Dat men daar over het algemeen veel te gemakkelijk de catechisatie verzuimt. Dat doet men op het platteland niet zoo licht. Daar is het maar enkele weken „leering", en nu spreekt onwillekeurig het besef, dat er nu ook gebruik moet gemaakt worden van de ge legenheid. 's Zomers komt er niets van, maar daarom wordt er in den winter ook meer werk van gemaakt. Doch in de steden nu ja, 't is toch immers catechisatie't heele jaar door, wat geeft het of eens een enkele maal het bij wonen der catechisatie wordt overgeslagen. En zoo krygt de leeraar als hij naar Jan vraagt, ten antwoorddat Jan een boodschap moet doen voor moederen als hij naar Piet vraagt, dan moest Piet op broertje passen. En Klaas dan Ja, Klaas kon niet komen, omdat het schoonmaak is. En op de groote catechisatie Nu daar heeft men uit den aard der zaak niet meer zulke argumenten voor verzuim. Maar feit is, dat wat als kind gemakkelijk kon, soms met goedkeu ring van vader en moeder, op jongelings- of jongedochters leeftijd nog gemakkelyker gedaan wordt jong gewend, o.ud gedaan „'t is de catechisatie maarEn zoodra men nu bang is voor 't overhooren van de les, omdat men niet geleerd heeft, of als het mooi wandelweer is, of als er iets te doen is in de stad, dan wordt de catechisatie eenvoudig verzuimd. Men versta ons wel. Onze klacht gaat geens zins over dezulken, die in gewone omstandig heden geregeld week in week uit de catechi satie bijwonen. Er zyn ouders, die hun kinderen geregeld sturen en er streng de hand aan houden, dat geen enkele maal onnoodig de kinderen thuis blyven. En zoo zyn er ook jongelingen en jongedochters, die nimmer ont breken. Wanneer het nu een enkele maal, als hooge uitzondering voorvalt dat dezulken niet present zijn wie zou den moed hebben daarover te vallen. Neen, we hebben op het oog diegenen, by wie het ongeveer een chronische kwaal werd slap en slordig te zijn. Onze klacht gaat over hen gelukkig zyn het in den regel maar enkelen die om het minste wegblijven en als het eens goed uitkomt gaanmaar als het wat minder gelegen komt met de grootste gemak kelijkheidzonder het minste bezwaar het cate chetisch onderwijs verwaarloozen Ds. Mulder schreef er nog meer over, dat lezenswaard isdoch dit weinige zij genoeg. Het is zoo jammer, dat de catechisatie zoo ge makkelijk door sommigen verzuimd wordt. Om allerlei aardscke, wereldsche, en dus tydelyke dingen wordt deze zaak ten achter gesteld. „Het is de catechisatie maarWat méér noodig is, moet voorgaan. Zóó wordt de jeugd bedorven en slapheid in het godsdienstige gekweekt.. Zoo komt er geen volk dat leeft uit het be sef hoe voor den dienst Gods alles moet wijken. Het is voor christen-ouders zoo noodig, datzy

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1