Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA en Ds. H. W. LAMAM.
Vrijdag 25 November 1910.
No 23.
UIT HET WOORl).
Met roede werking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az
8e Jaargang.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers3 cent.
Drokker-Dilgef er
MIDDELBURG.
PRIJS DER AD YERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
DE GESTALTE VAN DEN ENGEL.
En ik zag een anderen Engel af
komende van den hemel, die be
kleed was met een wolk en een
regenboog was boven zijn hoofd en
zijn aangezicht was 'als de zon en
zijn voeten waren als pilaren van
vuur.
Openb.X :1.
Op het kale en onvruchtbaar eiland Patmos
bevond zich de Apostel Johannes. Daarheen was
bij verbannen om het woord Gods en om het getui
genis van Jezus Christus. Ver was hij van zijn ge
liefde gemeente, ver van zijn gezegend arbeids
veld. Voor een man als hij met een vurige liefde,
tot de uitbreiding van het Koninkrijk Gods
een zware beproeving. Toch was daar nooit
een gezegender ballingschap. Jezus had hem
lief en Hij vergat hem niet. Hij vulde die
eenzame uren van zijn trouwen dienstknecht
met gezichten en openbaringen, welk voor de
Kerk in alle landen en in alle eeuwen een
bron van rijke vertroosting zijn. De verhoogde
Heiland was heui reeds meermalen verschenen
en had een gedeelte van de rol, uit de hand
des Vaders ontvangen, aan hem medegedeeld.
Het zevende zegel was alreeds ontsloten en
onderscheidene bazuinen hadden hun klanken
doen hooren. Het hoofdstuk, waaraan we de
bovenstaande woorden ontleenden, brengt de
onthulling niet verder. Het is bestemd enkel
voor den Apostel zelf. Voor hem heeft deze
verschijning groote waarde, ook om dat zy
hem leert, hoe hy zich te gedragen heeft. Wat
hebben zijn oogen reeds veel gezien en zijn
ooren reeds veel gehoord.
Ook nu ziet hy den hemel geopend en een
Engel komt uit den geopenden hemel naar de
aarde. Is het Gabriël, die voor God staat en
meermalen van den hemel kwam om een ge
wichtige boodschap op de aarde te brengen?
Of zou het een der Cherubim wezen, die de
grenzen van het heilige gebied bewaken? Of
een der Seraphijnen, die met twee vleugelen
hun voeten en met twee hun gelaat bedekken,
terwijl zy met de beide andere zich bewegen
Wij kennen hen, als brandend van ijver om
's Heeren lof te bezingen en zijn wonderlijke
deugden te verkondigen. Zonder aanstonds
een bepaald antwoord te geven willen wij eerst
letten op de beschrijving, welke de Ziener van
Hem geeft. Een statig kleed dekt zijn leden,
liet hangt in wijde plooien tot zijn voeten af.
Een wolk omgeeft Hem van alle zijden. Won
derlijk. Ge herinnert u de uitspraak van den
dichterDie zijn opperzalen zoldert in de wa
teren, die van de wolken zijn wagen maakt,
die op de vleugelen des winds wandelt. Een
wolk tot een voertuig te hebben is eenteeken
van goddelijke eere. Het is goed, dat we dit
weten, ofschoon de wolk hier tot een gewaad
voor den Engel dient. Die wolk verbergt de
heerlykheid voor het oog van Johannes, maar
zy verkondigt hem tevens, wien hij in den
Engel heeft te eeren.
Een regenboog is er boven zijn hoofd. Wij
verstaan de beteekenis daarvan. Gaf God niet
den schoonen boog aan den hemel tot een tee-
ken, dat Hij de wereld nooit meer door water
zou verderven? Hoe vaak hebt gij reeds dit
natuurverschijnsel gezien. Maar als die boog
zich welft boven u, dan kunt ge toch niet
nalaten uw oog er op te richten. Die kleuren
zyn zoo schoon en bekoorlijk, zij komen zoo
helder uit tegen de zware regenwolken en al
tijd wekken zy uwe verwondering weer op.
Geen schilder kan zoo met het licht tooveren
en zulke zachte overgangen van de eene kleur
in de andere bewerken. Gij behoeft niet eens
opzettelijk er over na te denken, want eer gij
het weet staat u weer duidelijk voor de aan
dacht de belofte, welke God aan Noaeh en al
zijn nakomelingen gegeven heeft. Het is u
meteen duidelijk, wat de regenboog boven het
hoofd van dezen Engel te kennen geeft. Hij
wyst u op de macht en de onwankelbare trouw,
welke steeds aan het eens gegeven woord denkt.
Deze Engel komt niet om den Apostel te ver
schrikken, maar onder het teeken des vredes
om hem te bemoedigen en in hem allen, die
hun hope stellen op de belofte des Heeren.
En zijn aangezicht was als de zon. Tijdens
zijn omwandeling op aarde klom Jezus eens
met drie Zijner discipelen een berg op. Boven
gekomen zijnde vielen Johannes, Jacobus en
Petrus van vermoeienis in slaap. Hij echter
zocht in het gebed de gemeenschap met den
Yader. Eenigen tijd later ontwaakten de dis
cipelen en hoe verbaasd waren zij, want nu
waren er nog twee met Hem t. w. Mozes en
Elia. Bovendien Hij werd voor hen van ge
daante veranderd en Zijn aangezicht blonk
gelijk de zon en zijn kleederen werden wit
gelijk het licht. Wonderlijk was dit. De glans,
welke van zyn gelaat straalde was niet van
buiten aangebracht, maar kwam van binnen
uit. Het was de heerlijkheid, welke in Hem
was. Anders school zij weg achter het nede
rig kleed Zijner schamel menschelijke natuur,
maar nu straalde zij in vollen luister uit. En
wijl nu de zon haar eigen licht heeft eii onder
al de schepselen de meeste heerlijkheid heeft,
wordt er gezegd, dat Zijn aangezicht blonk als
de zon. Wy hebben op dit voorbeeld gewezen
om uit te laten komen de beteekenis, welke
wij hechten moeten aan de uitdrukkingen
zijn aangezicht was als de zon. Ook de Engel,
welken Johannes zag, had zijn eigen licht,
zijn eigen glans, zijn eigen heerlykheid. Uit
zijn gelaat bleek, wie Hij was. Ook de andere
engelen, welke reeds verschenen waren, hadden
hun eigen licht, maar de heerlykheid van
dezen overtrof alle andere.
Zijne voeten waren als pilaren van vuur.
Yan onder het lange afhangende kleed kwa
men de voeten te voorschijn, welke de vastheid
van een pilaar en het glansen de van vuur
hadden. De voeten teekenen dezen Engel als
machtig en onwederstandelyk. Hij kan zich
bewegen, gelijk Hy wil. Niemand kan Hem
verhinderen den weg te gaan, welken Hij ge
kozen heeft. Yoor Hem moet alles wijken.
Nooit zal iemand Hem kunnen tegenhouden
in Zijn loop. Wie zal Zijn hand kunnen af
slaan en tot Hem zeggenwat doet Gij
Op de vraag, wie deze Engel was, kunt gij
nu zelf wel het antwoord opmaken, 't welk
we daarop geven. Met vele uitleggers geloo-
ven we, dat we hier niet denken moeten aan
een der vele troongeesten, die vaardig letten
op het woord van 's Heeren mond, maar aan
Hem, die in het Oude Testament meermalen
genoemd wordtde Engel des verbonds, de
Engel van Gods aangezicht, in wien de Naam
des Heeren is. Van Hem heet het in het
Evangelie van Johannes: In den beginne was
het Woord, en het Woord was bij God en het
Woord was God. En dit Woord is vleesch
geworden en heeft onder ons gewoond en we
hebben Zijne heerlykheid gezien, een heerlijk
heid, een heerlijkheid als des Eengeboren
Zoons des Vaders, vol van genade en waarheid.
Uit de wolk welke Hem als een kleed om
hult, uit den regenboog, welke boven Zijn
hoofd staat, uit Zyn aangezicht, dat als de zon
in haar kracht is en uit de beschrijving Zijner
voeten blijkt duidelijk, dat Hy niet een ge
wone Engel, maar de Heer der engelen is.
Wy worden in deze overtuiging versterkt,
wanneer we deze beschrijving vergelijken met
die, welke de Apostel in het eerste Hoofdstuk
gegeven heeft. Hier draagt Hij den naam
Engel en ook dit is helder; want Hij komt
niet in Zijn eigen Naam, maar naar den wil
van den Vader. Hij treedt hier op als de ge
zant, de Bode, door den Vader gezonden met
opdracht om de verborgenheden der goddelijke
raadsbesluiten aan zijn dienstknecht te open
baren. Ook in den staat der verhooging blijft
Hij nog de Middelaar, door wiens handen het
welbehagen des Vaders voorspoedig voortgaat.
Welk een gezichtWat is God wonderlijk
in macht. Johannes toch ziet dezen Engel zoo
duidelijk. Hij kan ons zelfs er een zuivere
voorstelling van geven. Ik weet het wel, dat
de kleuren van zijn schildering aan aardsche
toestanden ontleend zijn en hoe schoon de be
schrijving ook wezen moge, daardoor blijft ze
gebrekkig. Maar overigens is het toch waar,
dat we uit zijn mededeeling dien Engel leeren
en ons verblijden kunnen over Zijn optreden.
Daaruit blijkt ook, welke zeldzame vermogens
aan den mensch verleend zyn. Zooals wij
thans zijn, nemen we niet waar, wat in de
onzichtbare wereld is. Doch zonder dat aan
een mensch een nieuw vermogen verleend
wordt, kan God elke belemmering wegnemen
en hem toonen, wat anders geen oog ziet en
geen oor hoort. Het leert ons, waartoe de
mensch eenmaal komen zal, als hij uit de oude
aarde verplaatst wordt naar de nieuwe aarde,
waarop gerechtigheid wonen zal. Alle ver
mogens zoowel de lichamelijke als de geeste
lijke zullen zich ontplooien en tot de hoogste
volkomenheid geraken.
Hoe bemoedigend was deze verschijning voor
den discipel, dien Jezus liefhad. Opnieuw
bleek hem, dat zijn Meester alle macht heeft
over den hemel en over de aarde en hij mocht
er op rekenen, dat Hij alle dingen ook de
vreeselyke oordeelen leiden zou ten goede van
Zijn volk. Ook voor u mag het dit zijn. Gy
hebt zorgen, mischien zelfs velegij worstelt
met zwarigheden, welke u het leven moeielyk
makengij gaat gebogen onder de lasten, die
u neerdrukkengij hebt tijden, dat u de
levenslust bluschtbedenk, dat u in Christus
een schuilplaats geopend is, waarnaar gy u
wenden kunt, opdat gij daar uitrust van alle
vermoeienissen. Wentel uwen weg gerust op
Hem, wijl Hij de Machtige is om het alles wel
te maken en de Trouwe, die steeds aan Zijn
woord gedenken zal. Komt tot Hem, allen,
die vermoeid en belast zijt en Hy zal u ruste
geven. Eer Hem, want Hy is al uw vertrou
wen waard en Hij kan tot u komen, al waart
gij ook op de eenzaamste en de onvruchtbaar
ste plek. Boüma.
UIT 1>E P£BS.
Professor Bouwman schrijft in „de Bazuin"
zeer belangrijke artikelen over de Dordtsche
Kerken-ordening, welke met groote waardee
ring gelezen worden. Wij laten hier volgen,
wat in het nummer van den 18den Nov. 1.1.
voorkomt onder het opschrift „Verzoening".
Eenigen tijd geleden kwam ook op de Classis
Middelburg ter sprake, hoe er gedacht moest
worden over de artikelen, welke over deze aan
gelegenheid handelen. Noodig bleek het, dat
er een commissie benoemd werd om de zaak
te onderzoeken en er een Rapport over uit te
brengen. Dit is dan ook geschied en heeft
goed gewerkt. Het Rapport werd afgedrukt in
de beide Bladen en heeft het inzicht verhel
derd. Wy waren benieuwd, wat de Professor
er over ten beste geven zou en lazen het met
veel genoegen. Wij weten daarom, dat al onze
ouderlingen en ook vele anderen belang stellen
in deze zaak en wijl niet allen in de gelegen
heid zijn de Bazuin te lezen, geven we het aan
'onze lezers.
VERZOEXINC.
Wanneer wij in het kerkelijke spreken van
verzoening, dan kunnen daarmede twee zaken
aangeduid worden, a eene verzoening van de
leden der kerk onderling, wijl niemand onver-
zoend tot de tafel des Heeren naderen mag, en
b. de verzoening van lid der gemeente, die onder
de kerkelijke vermaning en tucht heeft gestaan,
met de gemeente zelve.
Over de verzoening van een lid der gemeente,
die wegens zonde onder de behandeling dei-
kerkelijke tucht gekomen is, handelt Art. 75
van onze K. O. Het luidt„Van alle zulke zon
den, die van haar natuurwege openbaar, of door
verachting der kerkelyke vermaningen in het
openbaar gekomen zijn, zal de verzoening (wan
neer men zekere teekenen der boetvaardigheid
ziet) openbaarlijk geschieden, door het oordeel
des kerkeraads, en ten platten lande of in min
dere steden, waar maar een dienaar is, met ad
vies van twee genabuurde kerken, in zulke
forme en manier als tot stichting van iedere
kerk bekwamelijk zal geoordeeld worden." In
1905 werd door de Synode der Geref. kerken
in ons land het tweede deel van het artikel
aldus gelezen „zal de verzoening (wanneer men
genoegzame teekenen van boetvaardigheid ziet)
in zulken vorm en manier geschieden als tot
stichting van iedere kerk door den. kerkeraad
bekwaam zal worden geoordeeld. Of zij in be
paalde gevallen openbaarlijk geschieden zal,
wordt, wanneer daarover in den kerkeraad ver
schil is, in kerken waar maar één dienaar is,
met advies van twee genabuurde kerken beoor
deeld." In 1905 is dus deze verandering aan
gebracht, dat terwyl naar de Dordtsche redactie
de regel gold, dat zonden die openbaar geworden
zijn, openbaar moeten worden verzoend, naai
de Utrechtsche redactie is de regel tot uitzon
dering gemaakt. Voor de praktijk beteekent deze
verandering echter weinig, daar het in een be
paald geval aan den kerkeraad vrijgelaten is te
handelen, zooals het 't meest gewenscht geacht
wordt voor de stichting van de kerk.
Onder verzoening, hier bedoeld, moet worden
verstaan de handeling der kerk, waardoor een
lid der gemeente, die in zonden gevallen, en
deswege onder de kerkelyke tucht gekomen is,
weder na schuldbelijdenis van verdenking en
zonde wordt vrijgesproken, en de rechten van
een lid der kerk terug ontvangt.
Zal echter de verzoening kunnen plaats gry-
pen, dan moeten er zekere (certa volgens de
latijnsche vertaling van 1581), duidelijke en ge
noegzame teekenen van boetvaardigheid gezien
worden. Het ligt in den aard der zaak dat
een boetvaardige, die duidelijke bewijzen aflegt
dat zijne zonde hem leed is, vergeving moet
ontvangen en ontheven moet worden van alle
tuchtiging der kerk.
Deze verzoening nu moet openbaar geschieden,
tenminste wanneer de zonde openbaar geworden
is. Een zonde kan openbaar genoemd worden
a. bij bepaalde afwijking in de leer, wanneer
iemand openlijk zyn meening verkondigt, het
zij door geschriften, hetzy in openbare verga
deringen, en dus zijne afwijking van de leer der-
kerk algemeen in de gemeente bekend is b
wanneer hij door zyn wandel openbaar tot schan
de geworden is, en c. wanneer de kerkeraad de
zonde openlijk aan de gemeente heeft bekend
gemaakt. Nog niet openbaar kan eene zonde
geacht, wanneer er geruchten loopen, of wan
neer enkele leden van de gemeente het weten,
en het aan den kerkeraad is aangebracht. Eerst
dan wanneer ieder lid van de gemeente het weet
en de zaak op een of andere wijze duidelijk be
kend geworden is, kan geoordeeld worden dat
zy openbaar is.