Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Ds. L. B0BM4 en Ds. R. W. Lima
8e Jaargang.
Vrijdag 11 November 1910.
No 21.
UIT HET WOORI).
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
1B0NHEMEITSPRIJS
Drukker-Hitgever
A. D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
PB IJS DER ADV ERTENTIEN
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
ZENDING.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
DE STEM UIT DE VIER HOORNEN.
En de zesde Eügel heeft geba
zuind en ik hoorde een stern uit de
vier hoornen van het gouden altaar,
dat voor God was.
Openb. IX 13.
I.
Het gebed is een gewoon menschelijk ver
schijnsel. Waar menschen wonen, daar wordt
ook gebeden. Of men komt in Christelyke,
Mohammedaansche of Heidenseke landen, dpet
er niet toe, allerwege worden handen en oogen
omhoog geheven, allerwege ziet men om hulp
uit naar boven. De mensch moge eens verge
ten, dat hij gering en zwak, broos en afhan
kelijk is en zich inbeelden, dat hij aan de
aarde en zich zelf genoeg heeft, er komen al
tijd weer oogenblikken, waarin hem nadruk
kelijk het tegenovergestelde herinnerd wordt.
Nu eens zijn het de elementen der natuur,
welke zich krachtig doen gelden en zijn have
en leven bedreigen, dan weer zijn het doode-
lijke krankten, welk hem zijn hulpeloosheid
prediken. Regel is dan ook, dat de mensch
een schuilplaats zoekt hooger dan de sterren.
De bizondere openbaring,' welke God aan
zijn volk gegeven heeft, wekt dan ook het
gebed niet, maar geeft ons licht over onze
wezenlijke nooden en over Hem, die een Toe
vlucht is van geslachte tot geslacht. Zij ver
diept het gebed, zij maakt het innig en waar,
zij doet het opklimmen uit de diepte der el
lende tot Hem, bij Wien er uitkomsten zijn
zelfs tegen den dood. Door haar gaat ons oog
open voor de oorzaken, welke de moeite en
het verdriet over ons brachten en leeren we
dorsten naar den levenden God. Wij zien in,
dat ons gebed geen waarde krygt door de
veelheid der woorden, maar dat het aankomt
op wezenlijke verootmoediging en een kinder
lijk vertrouwen. Wij zijn niet langer tevreden
met een gebed, dat de lippen hebben gespro
ken, maar vragen, of het aangenaam is in de
oogen van Hem die de harten kent en de
nieren proeft.
Wordt er in den hemel ook nog gebeden?
Het woord des Heeren leert ons, dat ook de
geesten der volmaakt rechtvaardigen nog
bidden en dit maakt ons verlangend om te
weten, wat zij begeeren. Het ligt voor de
hand, dat zij de vierde bedegeef ons heden
ons dagelyksch brood, niet gebruiken kunnen.
Brood om te eten en kleederen om aan te
trekken, hebben zij niet noodig. Bovendien
bevinden zy zich voor den troon in de onmid
dellijke en zalige nabijheid huns Gods. In
God verheugd, verblijden zij zich over al het
heil, dat hun te beurt gevallen is. Bekleed zijn
zij met den mantel der gerechtigheid, waar
door elke oorzaak van schaamte weggevallen
is zy genieten ten volle den vrede, welke alle
verstand te boven gaat, en welken de wereld
niet kentgeen enkele donkerheid is er meer in
hen overgebleven, want het licht ging in vol
komen glans over hen op. Welk verlangen
blyft er dan nog over, welke begeerte kan nog
onvervuld zyn Ook hierop ontvangen we een
antwoord. Eens waren zy op de aarde, in de
wereld, welke in 't booze ligt. Met Loth kwel
den zij hun ziel over de goddeloosheid en de
ongerechtigheid der menschenkinderen. In hun
leven ondervonden zij, dat de wereld God niet
kent en niet met Hem rekent. Die wereld
lasterde den heerlijken Naam huns Gods, sprak
smadelyk van het volk des Heeren, vervolgde
de gemeente van Christus en verdrukte allen,
die yverden voor de uitbreiding van het Ko
ninkrijk der hemelen. Ook nadat zy heenge
gaan zyn is de herinnering hun bij gebleven
en zij weten, dat nog altijd uitblijft de volle
openbaring van Christus' heerlijkheid. Er komt
een ure daarvan zijn zij overtuigd dat de
gerechtigheid zal doorbreken als het licht op
den middag, dat allen, die verdrukken, ver
brijzeld zullen worden. Dan zal er geen leed
meer gedaan worden op Gods heiligen berg.
Liefde tot den Naam des Heeren, liefde tot
de overwinning van den Christus, wekt on
willekeurig alzoo in hun hart het verlangen
naar den dag, waarop alle hoogte vernederd,
en alle heuvel geslecht zal worden en waarop
de ganscke aarde vol zijn zal van de heerlijk
heid Gods. En dit gebed om de uitstraling
van Gods deugden in al de werken Zijner han
den is den Heere welbehaaglijk. Het is een
voorname schakel in den keten der gebeurte
nissen, welke uit den raad des Heeren voort
komen. Zoo gewichtig en belangryk is het,
dat de Christus er op wacht. Eerst na het
eenparig en dringend gebed van de heiligen
gaat Hij er toe over om een nieuwe schrede
te zetten op den weg, langs welken Hij voort
schrijdt naar de laatste overwinning.
Wij leven menigmaal zoo laag en wij hebben
dikwerf slechts oog voor de dingen der aarde
en vandaar dat ons gebed ook zoo beperkt is.
Ja, wy spreken nog wel uitUw Naam worde
geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil ge
schiede, gelyk in den hemel, alzoo ook op
aarde, maar dit uitspreken is zoo werktuigelijk.
Het komt niet voort uit een hart, dat brandt
van liefde tot God. Er komt eerst een weinig
gloed, als wy komen tot onze persoonlijke
nooden, aan onze lichamelijke en geestelijke
nooddruft, en in gewone tijden is helaas zelfs
dit gebed nog zoo mat en krachteloos. Wij
durven het niet na te laten, plichtshalve blij
ven we het doen, maar zelf moeten we erken
nen, dat het geen bidden is, dat het dezen
naam niet verdient. Er is geen ware behoefte,
er is geen drang om de oogen op te heffen,
er zit geen kracht en geen pit in. Een vorm,
een bloot'e vorm is het, zonder leven en be
zieling. Neen, zulk een gebed is niet van be
lang, het is zonder gewicht. Beteekenis heeft
het niet en kan het niet hebben. Schrijf er
gerust den dood op en schaam er u over. Ach,
wij zijn nog zoo geestelijk traag en het vleesch
heeft in ons nog zoo groote kracht. Hoevele
dagen gaan er voorbij zonder dat het komt tot
ware verootmoediging, tot het dorsten naai
den levenden God, tot het vurig verlangen
naar Zijn zalige gemeenschap. Wel mogen we
uitroepenga niet met ons in 't gericht over
ons bidden, want niemand, die leeft zal voor
Uw aangezicht rechtvaardig zijn. Als er wer
kelijk gebeden werd, dan zouden de sluizen
des hemels opengaan en stroomen van het
levende water zouden uitvloeien.
Bij de geesten der volmaakt rechtvaardigen
is dit anders en inzonderheid bij hen, die hier
op aarde onrecht hebben geleden ter wille van
den Christus, en die gedurende hun leven als
schapen ter slachting werden geacht. Gehaat
waren zy en ten leste hebben zy hun belijde
nis met hun dood verzegeld. Het is geen zucht
naar wraak, welke hen geen rust gunt, maar
liefde, diepe, innige liefde tot de heerlijkheid
Gods, welke in gebed uitgaat tot Hem, die
den schuldige geenszins onschuldig zal houden,
wijl zij het weten, dat Hij toch op den duur
niet kan toestaan, d.t Zijn Naam tot een aan
fluiting is. Zie, daartoe moet het ook by ons
meer komen, opdat er eenheid zij tusschen ons,
die nog in de strijdende kerk ons bevinden en
hen, die reeds in den hemel zijn. Het oog
moet beter geopend zijn voor de glansen van
Gods deugden, gelijk zij ons nu reeds tegen-
stralen uit de zichtbare hemelen en uit de
aarde met haar volheid, maar inzonderheid uit
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 eant.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
de verlossing, welke in Christus Jezus is, wyl
dan onze eigen persoon meer voor ons besef
verdwijnen zal en onze verwondering over de
onuitsprekelijke majesteit Gods zal toenemen.
Als onze armzalige en kleinzielige zelfzucht
doodelijk getroffen ter aarde nederzinkt, dan
zal ontwaken met nieuwe kracht het verlangen
naar het doorbreken van het licht op dien
morgen, waarop geen nacht meer zal volgen.
Daaraan heeft onze tegenwoordige Christenheid
behoefte en daaraan heeft een ieder van ons
behoefte, opdat wij naar Hem dorsten in een
land, dat dor en doodsch, woest en onvrucht
baar is.
Bouma.
VRIJ.
Er is in onze dagen
Een rust'loos zoeken, jagen
Naar vrijheid, altijd meer.
„Zélf op den troon, zélf heer!"
Dat is de leus, het woord
Herhaaldelijk gehoord.
En dan men waant zich vrij.
(O, ijd'le droom Zijn zy
Geen dienaars en vasallen
Van zonde en Satan? Allen
Gebonden en geknecht.
Die naar Gods Woord ons zegt
Sterven ze in hunn' zonden,
Nimmer vrijheid vonden.
Voorwaar, voorwaar een slaaf der zonde
Is ieder, die de zonde doet.
Maar waarlijk vrij mag hij slechts heeten,
Die vrede vond in Jezus' bloed,
't „Volbrachtaan 't kruishout uitgeroepen,
Maakt in Hem al de Zijnen vrij
Ja eenmaal méér dan overwinnaars.
En dat voor eeuwig. Wat kiest gij
Een kwart eeuw.
Heuglijke dagen beleven de bewoners van
de Geref. pastorie te St. Laurens, want er wordt
een dubbel feest gehouden. Verleden Zaterdag,
was het vijf-en-twintig jaar geleden, dat ds.
Toebes in het huwelijk trad en in den familie
kring gedachten zij met dankbaarheid aan den
God van hun leven voor al de weldaden, hun
zoo ruimschoots te beurt gevallen. Aanstaanden
Woensdag komt de gemeente saam, in wier
midden onze broeder een gedachtenisrede
wenscht te houden, want het zal dan een kwart
eeuw geleden zijn, dat hij te Haamstede den
herderstaf opnam. Welk een* voorrecht is dit.
Al die jaren heeft hij met zegen mogen arbei
den, eerst op Schouwen en nu reeds jaren op
ons eiland. Met toewijding en zeldzame trouw
heeft hij de gewichtige taak mogen behartigen,
waaraan hij zijn krachten heeft gegeven en er
zijn er velen, die met vreugde deze dagen mee
doorleven.
Wij vertrouwen dan ook, dat het hem en
zijn gade aan blijken van warme belangstelling
niet zal ontbreken en we hopen, dat zyn Zender
hem nog langen tijd bekwame tot al zijn werk.
Door zijn oprechten wandel heeft hy achting
verworven in de kringen, waarin hy leeft en
het zal zijn vele vrienden een blydschap zyn,
wanneer hij bij het klimmen der jaren in zijn
gezin en gemeente rijk en mild de gunst des
Heeren moge genieten. Bouma.
Een boodschap aan de Gemeente des Heeren.
De vorige week was het schrijven, door de
Wereld-Zendingsconferentie te Edinburg ge
houden, aan alle Christelijke Kerken gericht,
nog niet in ons bezit. Daarom geven wij nu
deze boodschap, die lezing en overdenking alles
zins waardig is, en waarin wij ons veroorloof
den enkele regels cursief te laten drukken, naar
het voorbeeld van het Fr. Kerkblad.
Geliefde Broeders en Zusters in
den Heere Jezus Christus.
De leden van de Wereld-Zendingsconferentie,
in Edinburg vergaderd, wenschen U een bood
schap te zenden, die hun na aan het harte ligt.
In de afgeloopen tien dagen zyn wy bezig
geweest met een ernstige en onafgebroken be
studeering van den staat van het Christendom
in de niet-Christelijke landen. Hierby hebben
wij het te bearbeiden gebied nauwkeurig op
genomen en de beschikbare krachten om het
te bezetten gemonsterd. Gedurende twee jaren
hebben wij inlichtingen van deskundigen in
gewonnen over ieder onderdeel der Christelijke
Zending, inlichtingen die de conferentie geleid
hebben tot enkele gevolgtrekkingen, die wy U
thans wenschen voor te leggen.
Ons onderzoek heeft ons doordrongen van
de machtige beteekenis van het huidige tijds
gewricht. Wy hoorden van vele kanten van
het ontwaken van groote volken, van het open
gaan van lang gesloten deuren, en van gees
telijke stroomingen, die op eenmaal de Kerk
stellen voor een nieuwe wereld, die voor Chris
tus gewonnen moet worden. Be eerstvolgende
tien jaren zullen naar alle waarschijnlijkheid een
keerpunt in de wereldgeschiedenis vormenen
kunnen van meer beslissenden invloed zyn op
de geestelijke ontwikkeling der menschheid dan
vele eeuwen onder gewone omstandigheden.
Indien deze jaren worden verwaarloosd kan een
schade worden aangericht, die in geen eeuwen te
herstellen is. Worden zy echter goed gebruikt
dan zullen zy tot de heerlijkste in de geschie
denis der Christenheid behooren.
Daarom hebben wij langdurig en nauwkeurig
onderzocht hoe door aaneensluiting en bevesti
ging der bestaande corporaties en door ver
betering van hunne werkwijze en de opleiding
hunner werkers, de bestaande krachten in het
Zendingsveld het best benut kunnen worden.
Wij hebben alles gedaan wat in ons vermogen
lag in het belang van spaarzaamheid en doel
matigheid. En wy hebben by deze poging een
grooter eenheid van gemeenschappelijk handelen
bereikt, dan sedert eeuwen in de Christelyke
Kerk gezien werd.
Maar by toeneming is ons gebleken, dat wy
iets veel grooters noodig hebben dan hetgeen
bereikt kan worden door spaarzaamheid en
reorganisatie van het bestaande. Wij hebben in
de eerste plaats noodig een dieper besef van onze
verantwoordelijkheid tegenover den Almachtigen
God voor de groote opdracht, die Hij ons toever
trouwd heeft', het Evangelie te brengen aan de
geheele wereld. Die opdracht is niet in het bij
zonder gegeven aan onze zendelingen of zende
lingscorporaties of aan ons als leden van deze
Conferentie. Zy is gegeven aan ieder lid van
de Christelyke gemeenschapen zy is evenzeer
verplichtend voor elk lid der kerk als het be
trachten van de grondslagen van het Christelijk
levengeloof, hoop en liefde. Wat een menzch
tot Christen maakt, maakt hem ook detlgenoot
aan deze opdracht. Wij stemmen dit wel allen
toe, maar wij behoeven een aansporing om dit
in veel grooter mate dan vroeger in practyk
te gaan brengen. Zooals een groot nationaal
gevaar een nieuwen standaard van vaderlands
liefde en offervaardigheid van iederen burger
eischt, zoo eischen de tegenwoordige wereld
verhoudingen en onze Zendingsplicht daartegen
over van ieder Christen en van elke gemeente
een herziening van de tegenwoordige mate van
Zendingijver en toewijding, en de verhooging,
van ons geestelijk ideaal.