Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie ?an: Ds. L. BOUMA en Ds. H. W. LAMAN. 8e Jaargang. Vrijdag 28 October 1910. No 19 UIT HET WOOR IK ""KERK, BELIJDENISrZENDlNGL Met medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az. Onze Militairen. Zacht niet tegen malkanderen. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. Drakker-Oitgever MIDDELBURG. PRIJS DER AD VERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. WEL BEWAARD Rondom Jeruzalem zijn bergen alzoo is de Heere rondom Zijn volk vau nu aan tot in eeuwigheid. Fs. 125 2. Wie de dichter is van dezen psalm en welke de tyd is, waarin hij werd vervaardigd, wordt niet vermeld, maar algemeen stelt men hem in de dagen van Ezra. De vijanden maken het den bouwers van stad en tempel moeilyk. Ze zyn tot hen gekomen, met de vraag, mede te mogen werken en nadat hun dit geweigerd werd, belemmeren ze den voortgang in den arbeid. En weldra komt van Perzie's Koning- bevel, om het bouwen van den tempel te staken. Treurig zit de onbekende vervaardiger van dit lied neerMet smart overdenkt hij den toestand, waarin hy is met al het volk. Peinzend is hij uitgegaan uit de stad, die draagt den ouden naam Jeruzalem. Hij zet zich neer, somber, verslagen, twijfelend, ongeloovig. Wellicht is het de vraag van zijn duister hart„Waar is God, op Wien ik bouwde en aan Wien 'k mijn zaak vertrouwde?" Zoo zit hij, turend in 't rond. Werktuige lijk neemt hij de dingen romdom in zich op. Bergen ziet hij, overal bergen. Bergen rondom. In het Oosten merkt hij den Olijfberg, met zijne vier toppen. In het Westen liggen de Goreb en de GoathTen Zuiden van de stad rijzen de uitloopers van Hebron, opklimmend tot aanzienlijke hoogte. Van uit de vlakte ver heffen zich deze bergen en zoo liggen ze steil, hoog rondom het dal, waarin Jeruzalem ligt. Bergen rondom. Kostelyk voor de stad Laten nu maar waaien de ruwe, gure winden, hun kracht wordt niet gemerkt binnen de stad, want ze worden geweerd door de muur van bergen, welke liggen rondom „Bergen rondom Kostelijk voor de stad Laten nu maar komen de sterke, gewapende krygers der machtige volkeren, het zal moeite voor hen zijn, binnen te komen, want ze wor den geweerd door de muren van bergen, welke liggen rondom. Zoo ziet de dichter Jeruzalem ingesloten door bergen en hij prijst de plek, welke beschut ligt tegen de windenwelke moeilijk te ver overen is voor de vijanden. Maar nog verder voert hem Gods Ge§stEn nu ziet hij niet alleen bergen rondom Jeruza lem, maar nu ziet hij ook nog iets anders Gods volk, dat kleine, nietige, zwakke volk, thans door vijandelijke invloed verhinderd in zijn begeerde bezigheid, omringd niet door bergen, niet door een muur van bergen, maar door Hem, „Wiens zijn de hoogten der ber gen". Rondom Jeruzalem zijn bergen, maar rondom Zijn volk is de Heere!" Nu komt de zaak anders te staanHij heeft te doen met den There den trouwen God des Yerbonds, den „Ik zal zijn, Die Ik zijn zal", den Onveranderlijken, den Onverwrikbaren O zekernu woedt de vijand, nu belemme ren ze het volk in den opbouw van stad en tempel. Maar het maakt niet meer den indruk op hem, als pas te voren nog. Want tusschen het volk en zyne vijanden staat een Mum*, hecht en sterk, de Muur van Gods trouw en almacht. Kort te voren was er zijn oog nog voor gesloten, maar nu ziet Hij weer hoog boven de vijanden de Heere, sterk en geweldig, geweldig in den strijd, zonder Wiens wil zich geen schepsel roeren of bewegen kan. Nog zyn er bergen rondom Jeruzalem, nog is de Heere rondom Zijn volk, want dit duurt tot in eeuwigheid Het is de waarheid van Gods Woord, het is de vastigheid van Zijne trouw En toch, wat is er veel te klagen, wat is er veel geween! Wat al jammer, wat al kommer, wat al zorg, wat al smartWelk een tegen spoed in de dingen van het huiselijk en maatschappelijk leven menigmaalWat is de macht van Satan vaak groot, wat is de aan vechting der verzoeking dikwerf sterk Geen wonder, dat ook in ons hart menig maal leeft de vraag van den twijfel„Waar is God, op Wien ik bouwde en aan Wien 'k mijn zaak vertrouwde?" Maar dan het oog op de bergen van Jeru zalem, die het prediken luide, zekerheid ge vend„De Heere is getrouw en Hij blijft, blijft steeds rondom degenen, die de Zijnen zijn En komt er iets, dan komt het niet buiten Zijne toelating, dan komt het niet zonder Zijnen wil. „Hij kent degenen, die de Zijnen zijnHij alleen kent henHij kent hen beter, dan zij zich zelve kennenEn omdat Hij hen zoo goed, zoo heel goed kent, leidt Hij door aller lei tegenheid, opdat hun einde vrede zij Gods weg is in de duisternis van het heiligdom Maar Hij blijft rondom Zijn volkEn daar om kunnen ze wel benauwd worden van alle zijden, maar gestort worden in den dood, dat kan niet, dat kan nooit, nooit tot in eeuwig heid De Heere blijft rondom Zijn volkEen zee van rampen moge slaan met hare golven hoe hoog ze ga, dat volk kan ze zelfs niet aan raken Wij zien veel te veel naar de golven en daardoor worden we vervaardlaat ons mer ken, dat de Heere is boven allesDe Heere is de getrouwe, ook temidden van kommer en leed Rondom Jeruzalem zijn bergen, zoo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in eeuwigheid Let welZijn volkHet geldt alleen voor Zijn volk Behoort gij tot dit volk? Bedenk wel„Zalig is het volk, welks God de Heere is Zalig voor dit, zalig voor het toekomende leven Zalig tot in eeuwigheidImmers, bergen zullen wyken, en heuvelen zullen wankelen, maar Hij blijft tot in eeuwigheid, die Hij is voor Zijn volk, rondom henhun Loon en Schild, zeer grootBouma. Ter gedachtenis De Afscheiding vond vooral in Nieuwdorp een vruchtbaren bodem en de arbeid van ds. Scholten uit Genderen werd er hoog gewaar deerd. Spoedig was de gemeente zoo groot, dat zij een eigen dominé kon hebben. Doch er waren weinig predikanten. In haar eigen midden was een jongeling, van wien zij geloofde, dat God hem aanleg en gaven tot dit gewichtig en heerlijk ambt geschonken had en de gemeente gaf te kennen, dat zij hem verlangde als haar Bedienaar des Woords. Aan deze eenparige begeerte durfde hij zich niet te onttrekken en hij zocht de noodige voorbereiding. Na enkele jaren werd hij bevestigd en diende de gemeente. Yelen zullen begrypen, dat we hier denken aan ds'. C. Steketee die jaren lang als predikant te Nieuwdorp stond. In de pastorie groeide o.a. Cornelus op, die in 't iaar 1855 geboren was. Vroeg open baarde liy lust om den Heere te dienen en begeerde hy eens een arbeider in den wijngaard des Heer en te zyn. Hy ging dan ook naar Kampen en studeerde aan de Theologische School. Van het leven hield hij meer dan van de boeken en daarom bewoog hij zich reeds toen in de gemeente en het was te voor zien, dat als hij eenmaal dominé werd, hij een bemind herder zou zijn. Zoodra hy "pree- ken kon en mocht, kwam hij in zijn element en velen hoorden hem gaarne. Zijn eerste ge meente was Veere, waar hij ruim elf jaar met zegen arbeidde en zeer gezien was. Ook in de naburige gemeenten waardeerden zij zijn warme, gemoedelijke en soms eigenaar dige prediking en als hy in de Gasthuiskerk of in de St. Pieterskerk te Middelburg optrad, kon hy altijd rekenenen op een aandachtige schare. Dat hij studeeren kon, daarvan gaf hij wel eens een proeve op de Pastorale Conferentie. My heugt nog zijn referaat overWees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos, dat we met klimmende aandacht hoorden en uit de daarna gehouden bespreking bleek, dat allen zeer voldaan en dankbaar waren. Hij kon zoo duidelijk zijn gedachten weergeven en in zijn voordracht had hij iets, 't welk boeide. Na Veere diende hij nog de Kerken van Bolnes en van Middelharnis, waar zijn naam bij velen in gezegend aandenken zal blijven. Voor bijna drie jaren werd hij ernstig krank en den 19 October werd hij nog onverwacht weggenomen. Maandag werd zijn stoffelijk overschot toe vertrouwd aan de groeve der vertering op den doodenakker van Overschie, waar hij als Emeritus zich metterwoon gevestigd had. Ds. Goris, predikant te Overschie, had de leiding van de begrafenis en onder klokgelui ging het graf waarts. De leden van den Kerkeraad droegen de baar. Bij de open groeve spraken achtereenvolgens ds. A. Steketee, oud-docent der Theol. School, als de oudste broeder van den overledene ds. Smallegange van Brielle, als studiemakker en neef; ds. A. Scheele van Veere, als afge vaardigde van zijn kerk ds. Schouten, als af gevaardigde van de kerk van Bolnes, en eindelijk ds. Goslinga van Schiedam, op verzoek van de broederen, die van Middelharnis gekomen waren. De grondtoon van aller woord was dankbaar heid aan God voor wat Hy in den geliefde doode gegeven had. Van hem werd getuigd, dat hy gedaan had, wat hij kende, ja meer dan goed was voor zijn lichamelijke krachten en dat hij voor velen het middel geweest was om hen tot kennis der waarheid te brengen. Tot de weduwe, kinderen en bloedverwanten werden woorden van troost en bemoediging gesproken. Na het zingen van Ps. 68 2 verliet de groote schare van belangstellenden onder een diepen indruk den stillen doodenakker, in het bewust zijn, dat een trouwe getuige van onzen Heere Jezus Christus was heengegaan. Bouma. Nu verschillende onzer jongelingen opgeroe pen werden om hun dienstplicht te vervullen, meenen we, dat het oogenblik gekomen is om een enkel woord tot de ouders te richten, die zeker gaarne willen, dat er een wakend oog gehouden zal worden over hun zonen, die een tijd lang in de kazerne moeten vertoeven. Wy begin nen met een herinnering. Het is ons gebleken, dat de commandant van Middelburgsch gar nizoen verleden jaar een lijst van vragen gezon den heeft aan de ouders van hen, die onder de wapenen moeten komen met het verzoek deze vragen te beantwoorden. En wat heeft het opgeleverd Het spijt me, dat ik het zeggen moet, slechts enkele hebben de moeite zich getroost aan dit vriendelijke en billijke verzoek te voldoen en van de Gereformeerden geen enkele. Dit nu is droevig. Er wordt zoo menigmaal geklaagd over den nadeeligen invloed, welke het verblijf in de kazerne uitoefent op het zedelijk en kerkelyk leven van onze jongelingen en zeer terecht, maar waar nu van den commandant een poging werd aangewend om daarin verbetering te brengen, daar hadden in elk geval de Gereformeerden van hun waardeering moeten laten blijken. Als de ouders even bericht hadden, dat zy het wen- schelijk achtten, dat hun zonen des Zondag ter kerk en in de week ter catekesatie zouden gaan, dan was daarvoor gezorgd. Daarom wekken we alle ouders op om als hun weer zoo'n lyst toege zonden wordt, haar niet ter zijde te leggen en tevens om bericht te zenden aan den Kerke raad, dat zij gaarne zouden zien, dat deze over hunne zonen wake en arbeide, dat zy ter kerk en ter catekesatie komen. Zooals het nu gaat, is het droevig. Vergun my ook nog een woord aan de ker keraden. Ik veronderstel, dat het in de ver schillende garnizoenplaatsen gaat zooals hier in Middelburg, en dan moet uitgesproken worden, dat er van de vele Gereformeerden welke hier in dienst zijn, slechts enkele attesten inkomen. Zou ook dit niet kunnen verbeteren Ik weet zeer wel, dat het lastig is, want dikwerf geven noch de vertrekkende recruten noch de ouders er kennis van, maar er kan toch wel meer ge daan worden. Onze gemeenten zijn meestal niet zeer groot en allicht weet deze of geene van een kerkeraad wel wie heengaan om hun dienst te vervullen en als ieder nu een weinig hielp, dan zouden inplaats van enkele zeker van de meeste attesten kunnen inkomen. Het geldt hier een belang, waarop meer dan tot dusvur gelet dient te worden. Bij goede samenwerking is hier nog heel wat te doen. Bouma. UIT BLET EETEN. Groote menschen zijn dikwyls precies als kleine kinderen. Ieder, die een huisgezin met kinderen heeft, weet het wel, hoe het daar menigmaal toegaat. Het eene kind brengt by vader en moeder klachten in tegen het andere kind. Het zusje klaagt over het broertje, en dan klaagt het broertje weer over het zusje niemand heeft schuld, en ten slotte hebben ze allemaal schuld het kan een gezeur en een gejeremieer zijn, dat ge" er van weg zoudt loopen. Zoo gaat het onder kinderenen ik geloof, dat er wei nig kinderen zyn, waar het niet alzoo onder gaan zal. Elk meent op zijn beurt, dat hy in zijn rechten gekrenkt isen de aangeklaagde treedt gewoonlijk onmiddelijk ook weer als aanklager op. Voor een oogenblik kan zoo'n tooneeltje uit de kinderwereld ~wel eens vermakelyk wezen maar op den duur mogen deze dingen onder onze kinderen toch niet worden gedoogd. Een verstandig opvoeder legt al spoedig aan zulke, elkander verklagende, kinderen het zwygen op en geeft er zijn afkeuring over te kennen, dat ze elkander zoo weinig kunnen verdragen. Evenwel alle opvoeders van kinderen zijn niet even verstandig. Ge hebt er, die aan de woordenstrijd een eind maken met een kwaad gezicht en een grauwend gezegde. Ze bezwe ren den storm met een dreigendhoudt je mond! En och, dan houden de kinderen den mondmaar dan zetten ze den oorlog voort in stilte, met een uitgestoken lip, met een boos oog, met heimelijke plagery en. Anderen zoeken den vrede te herstellen door in te gaan op het geschilze luisterden naar den een, en geven gehoor aan den anderen dan zoeken ze te sussen, wat tamelijk wel geluktmaar over een uur, ot den anderen dag, is het oude spelletje weer gaande, en kunnen vader en moeder weer voor scheidsrechter spelenen op deze wyze

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1