fl ii bij Boekh. FANBY Het ware Christendom IJZERWAREN, LANDBOUW WERKTUIGEN EN HUISHOU DELIJKE ARTIKELEN. DE SPIEGEL en TIMOTHEDS H, VERHOOG, Halfweg. N. VERHULST Magazijn hij den Watertoren. Des Donderdags op de Markt. Wie koopt nog is het goedkoopste adres voor vier mooie Verhalen voor sleGhts één Galden franGO Verantwoording van Liefdegaven. INGEZONDEN STUKKEN. Advertentiëii. v.h. G. LOUWERSE, Middelburg. Na afloop werd door een der Kerkeraadsle- den ds. Koolstra waardeerende woorden toe gesproken en werd hem door de Gemeente toegezongen Ps. 121 4. Stelle de Heere Z.Eerw. ten rijken zegen voor de Kerk van Numansdorp, is onze hartelijke wensch. Namens den Kerkeraad, J. C. Vis. VERSLAG der 3e Classic. Diac. Con ferentie van de Gereformeerde Kerken in de Classis Goes, gehouden Woensdag 21 September 1910. Alle Kerken, uitgezonderd 's Gravenpolder en Wemeldinge, waren vertegenwoordigd met twee of meer diakenen, (samen 27 diakenen) en de dienaren des Woords R. J. v. d. Veen, G. W. Akkerhuis, F. H. H. Bramer, J. Koe- lewijn en N. Postema, beide laatsten als ad viseurs. Ds. Doekes had, op reis zijnde, bericht gezonden, hy tot zyn leedwezen verhinderd was de Conferentie by te wonen. De Voorzitter opent de vergadering, laat zingen Ps. 84 vs. 3 en 4, leest Jacobus 2 en gaat voor in gebed. In een kort inleidend woord roept hij alle aanwezigen het welkom toe, en spreekt den wenscli ,uit, dat zooveel mogelijk alle brs. dia kenen aamMfl ff6^J]$8n|P KuHra^dëïèefefêftt1. n' Hierop geeft hij het woord aan den scriba, die de notulen der vorige conferentie voorleest, welke onder dankzegging onveranderd worden goedgekeurd en vastgesteld. Daarna geeft de Penningmeester een over zicht over de finantiën, waaruit blijkt dat hij een batig saldo heeft van f 3,22. Br. L. Kloosterman, lid van het moderamen, volgens rooster aan de beurt van aftreding wordt met 23 stemmen herkozen, welke benoe ming door hem wordt aanvaard. Daarna geeft de Voorzitter het woord aan aan ds. J. Koelewyn. Spreker begint met op te merken, hoe al gemeen sedert langen tijd de behoefte werd gevoeld aan een regeling van den armenzorg, die overeenkwam met de behoeften des tijds. In 't voorjaar van dit jaar werd dan ook in gediend een ontwerp tot herziening der armenwet. By de bespreking van dit wetsvoorstel wil de inleider zich beperken tot datgene, wat alleen van belang is voor de diaconiën en voorts tot de hoofdpunten van het ingediende wetsontwerp. Uitgegaan wordt van de beginselen, in de Memorie van Toelichting gesteld, om dan te doen zien, hoe die beginselen in het ontwerp zyn belichaamd. Met de beginselen der wet stemt spreker in, doch de belichaming daarvan in het wetsvoorstel, is niet overal zonder be zwaar. I. Het eerste beginselde armenzorg wordt overgelaten aan kerkelijke en bizondere in stellingen van weldadigheid. Dit wordt in zooverre gewijzigd, dat het wetsontwerp be doelt onderlinge bekendheid en saamwerking tusschen de verschillende instellingen te be vorderen. Hoe tracht het ontwerp dit doel te bereiken Vooreerst wordt nog aangewezen, hoe de verplichting wordt opgelegd bij oprichting eener instelling van weldadigheid, dit bekend te maken by B. en W., met overlegging van Statuten of Reglement binnen een vastgestelde datum, en eveneens jaarlyksche opgave van 't aantal bedeelden, van inkomsten en uitgaven. Daartegen is geen bezwaar, 't Laat de vrijheid der Diaconiën ongerept. Wat de bevordering van onderlinge bekend heid en samenwerking betreft, het wetsont werp tracht dit te bereiken le. door de verplichting op te leggen, elkaar de noodige inlichtingen te geven 2e. door de mogelijkheid te scheppen, tot het instellen van een armenraad en 3e. door zoo dit tweede niet geschiedt, mo gelijk te maken een register van inlichtingen. Over elk dezer drie punten wordt voorts ge handeld. Bij punt 1 aangewezen, dat die ver plichting alleen geldt voor een arme, die zich ook by een andere instelling om hulp heeft vervoegd. Dus tot voorkoming van bedrog. Spreker acht die verplichting niet bezwaarlijk, alleen ware het gewenscht de bedoeling van art. 12 laatste gedeelte duidelyk te omschryven. By punt 2 en 3 wordt eerst omschreven het antwoord van den armenraad, samenstelling, werking en taak. Aangetoond, dat zij alleen is een consultatief en adviseerend college. Echter de raad ook bureau van inlichtingen. Zoo is de armenraad niet wordt ingesteld, kunnen B. en W. een zelfstandig register van informatie instellen. In'nëMing 'VóifW diétéÓffië i^allëên 'verplich tend, als een arme om steun aanklopt bij een andere instelling van weldadigheid. Voorts is medewerking aan den armenraad van de diaco nie niet verplichtend, doch facultatief. De ker ken hebben dus zelf uit te maken of deelne ming aan den armenraad met het karakter der diakonie samenstemt of niet. Het wetsontwerp sluit de diaconie niet van te voren uit. Ook houdt de diaconie hare zelf standigheid. Eenig bezwaar is tegen art. 50 sub 2, waar de gelegenheid geboden wordt om bij koninklijk besluit heel het karakter van den armenraad te wyzigen. II. Het tweede beginselhet subsidiair ka rakter van de burgerlijke armenzorg. Aange toond wordt, hoe de belichaming van dit be ginsel in het wetsontwerp van dien aard is, dat het gevaar groot is, dat de armenzorg in verkeerde richting zal gedreven worden. Vooral blykt dit uit de toelating der „dubbele bedee ling", die reeds veel toegepast, nu ook in dit wetsontwerp nadrukkelijk wordt gewettigd. De bezwaren tegen de dubbele bedeeling wor den opgesomd, vooral hierop de nadruk gelegd, hoe de dubbele bedeeling het gevaar met zich brengt de energie der diaconie te dooden en verslapping en nalatigheid in de hand te werken. Dat gevaar kan echter afgewend worden, als de kerken hunne roeping trouw vervullen en het rechte beginsel door ons steeds wordt hoogge houden. Dat de dubbele bedeeling is toegelaten, is wel eenigszins te verstaan met het oog op de huidige omstandigheid. Doch tegen invloeden in verkeerde richting wordt niet genoegzaam gewaakt, wat blijkens de Memorie v. Toelichting de Minister ook wil. III. Het derde beginseleen gewijzigde toe passing van het onvermijdelijkheidsbeginsel der burgerlijke armenzorg. Aangetoond hoe een al te ruim gebruik maken van de bevoegdheid in de wet verleend het ge vaar medebrengt, dat de overheid meer en meer als armverzorgster optreden zal, wat schadelijk is voor den diaconalen arbeid. IV. Het vierde beginselvermindering van subsidies wat bereikt wordt door preciese om schrijving der voorwaarden. Voorts wordt nog opgemerkt, dat bij nalatig heid van de door de wet voorgeschreven ver plichtingen een diaconie niet meer gestraft wordt met vervalling der rechtspersoonlijkheid, zooals nu volgens art. 7 der huidige wet. Waar dus dit wetsontwerp onderlinge be kendheid tot, wering van bedrog en voorts sa menwerking tusgchenfle^f ^jifllende instqllip- gên vanwelaacTigliêicfbêvordertjöor'deert spreker, is dit wetsontwerp, hoeveel bezwaren er ook terecht tegen kunnen worden ingebracht en vooral ook de toelating der dubbele bedeeling groot gevaar met zich brengt, toch niet onaan nemelijk voor de kerken, daar de vrijheid en zelfstandigheid der diaconiën gehandhaafd blijft. (De bespreking op dit referaat en de behan deling der volgende punten hopen we de vol gende week te geventhans is daarvoor geen plaats. Red.) Het Locaal-Comité van de Unie „een School met den By bel" te Middelburg bericht .dat de Unie-Collecte, aan de huizen gehouden, heeft opgebracht de som van fl25,52Vs. Het Bestuur, C. J. Hondius, Voorz. IJ. Baan, Secr. W. A. de Rijcke, Penningm. Poortvliet Ontvangen in de collecte, gehouden bij gelegenheid van de Oogstpreek de som van f 211,04, waaronder een gift voor een Christe lijke School. A. Reeders. {Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Mijnheer de Redacteur! Veroorloof mij in Uw veelgelezen blad een plaatsje voor het volgende stukje, waarin het mijne bedoeling is de lezing van een Zuster- blad aan te bevelen. Nu klinkt dat wel eenigs zins vreemd, maar van uwe onpartijdigheid verwacht ik dat U mijn verzoek zult toestaan, nadat U kennis hebt willen nemen, van de aanleidende oorzaak die mij er toe bracht. Ik wensch n.l. de aandacht te vestigen op Be Wachter, Weekblad tot steun van de Theologische School te Kampeneen blad, dat m. i. door tal van Gereformeerden wordt be- en veroordeeld, zonder dat die critici zich ooit hebben ver waardigd, om van genoemd blad voldoende kennis te nemen. Onlangs nu is beproefd, een maatregel die in den regel door alle bladen genomen wordt, het abonnentental uit te breiden(er zijn er thans wel ruim 4700 maar voor heel 't land kon dat hooger zijn,) bij die gelegenheid is het blad ook in handen geko men van zekeren J. V. te Z. die zijn overkropt gemoed heeft lucht gegeven in een briefkaart aan de Redactie, zoo verachtelijk min, dat ieder fatsoenlijk mensch, laat staan ieder Christen er zich over zou schamen. Die briefkaart is afge drukt in „De Wachter van 9 September, maar ik kan er niet toe komen het vuile ding hier af te schrijven. Verschillende protesten van verontwaardigde lezers zyn daartegen ingeko men, op een daarvan vestig ik bizonder de aandacht, het is van den volgenden inhoud Weleer w. Heer. Met diepe verontwaardiging nam ook ik ken nis van den inhoud van de door U gepubli ceerde briefkaart van J. V. te Z. Eén ding betreur ik, dat Zijn volle naam niet genoemd is geworden, en dat Gy hem nog „geachte schrijver" noemt. Het mag niet Christelijk van my zijn, maar menschen die uw blad zóó in de laagte trek ken, dat ze zelf het S. D. dagblad „Het Volk" boven de Wachter stellen, zyn m. i. individuen, die den naam van „geachte schrijver" of zelfs van „Christen" onwaardig zijn. Ofschoon van huis uit tot Kerk B behoo- rende, lees ik Uw blad steeds met heel veel genoegen, en ben ik er van overtuigd, dat er met mij duizenden, zoowel van A als van B zullen zyn, die den Heere danken, voor wat „de Wachter" hare lezers week aan week tot heil hunner onsterfelijke zielen biedt. Geve de Heere U en alle medewerkers nog vele jaren de lust de kracht en de ge zondheid om de lezers van „de Wachter" in het allerheiligst geloof op te bouwen. Met beleefde groete en heilbede Den Haag. G. J. Hubsciier, (abonné). Zulke getuigenissen doen goed, maar het wordt, dunkt mij, toch meer dan tijd dat er aan de vuile lastercampagne, waaraan de, Wachterbond en het Wachterblad nu al zoo lang hebben bloot gestaan, een einde wordt gemaakt. „De Wachter" toch, heeft geen andere be doeling dan te arbeiden in het belang van de School der Kerken, dan toe te zien dat het in 1892 aangegane beding eerlijk worde nage leefd, dan de Kerken te wyzen op haar dure roeping in dezen, dan door stichtelijke lectuur de lezers te bouwen in 't geloof. Moet nu een blad dat zulke dingen voorstaat niet met alle kracht worden gesteund Het moest immers in elk Gereformeerd gezin wor den gelezen? Daartoe krachtig opwekkende, zal het mij een reden tot dankbaarheid zijn, wan neer, mede- als gevolg van dit schrijven, de Uitgever J. H. Kok te Kampen, vele aanvra gen ontvangt om met „De Wachter" kennis te maken. Met verschuldigden dank voor de opname, gaarne, Uw Eerw. dw. dn. en br. M. de Jonge Jz. Goes, 26 Sept. 1910. Betoon u zeiven in alles een voor beeld van goede werken; betoon in de leer. deftigheid. Titus 2 7. Al wat te voren geschreven is, is tot onze leering te voren geschreven, zeker ook het woord van den apostel Paulus aan Titus. De apostel leert hier aan Titus, in het woord „deftigheid" de wijze, waarop hij het Evangelie heeft te prediken. Mij dunkt een les voor alle geloovigen in het algemeen maar vooral voor leeraars en opzieners in het bijzonder. Dat er 'tegen deze vermaning gezondigd wordt, doet meer schade dan men zoo oppervlakkig bezien 'denken zou en wat het voornaamste is, het is niet goed in de oogen des Heeren. De Heere Jezus zelf, toen Hij op aarde als prediker op trad heeft Zich ook daarin aan alle Zijne die haren ten voorbeeld gesteld, en heeft als onze hoogste Profeet en Leeraar Jesaja's woord in vervulling doen gaan, Hoofdstuk 42 2. Hij •zal niet schreeuwennoch zijne stem verheffen, taoch zijne stem op de straat laten hooren. De evangelist Mattheus wijst in Hoofdstuk 12 17 op de vervulling dezer profetie toen Jezus de schare scherpelijk gebood Hem niet openbaar te maken, want het Woord des Heeren, de boodschap des Evangelies, heeft geen behoefte aan luide schreeuwen of roepen, geen behoefte aan bijzondere gebaren enz. enz. Dit hebben de Bedienaren des Evangelies in acht te nemen die op den kansel een geheel anderen toon aannemen dan hen van nature eigen is, die hun stem onnatuurlijk uitzetten en van 't begin tot het einde hunner prediking zoo hard schreeu wen dat het de hoorders hindert en vermoeit, die meer gelijken op een marktschreeuwer dan op een verkondiger van het liefelijk Evangelie. Sommigen laten dat nog gepaard gaan met gebaren, die aan den zeer zenuwachtigen mensch doen denkengebaren, die niet passen by het woord dat gesproken wordt, herhaaldelijk op den voorliggenden bybel slaan of met iets anders beweging maken, om zoo de aandacht te trekken. Dit nu is in strijd met de deftig heid die Paulus aan Titus aanbeveelt. Zeker er moet geen eentonigheid in de voordracht zijn. De Heere zegt tot Jesaja: Roept uit der kele en houd niet in, verheft uwe stem als een Bazuin en de Heere Jezus zal zeker wel op verschillenden toon gesproken hebben immers toen Hij het herhaaldelyk Wee U uitsprak over de Farizeeën en Schriftgeleerden zal Zijn stem anders geklonken hebben dan toen Hij riep: „Komt allen tot My die vermoeid en be last zyn en Ik zal u rust geven", weer anders toen Hij in den tempel riep: „Die dorst heeft kome en neme van het water des levens om niet", dan toen Hij de zaligsprekingen uitsprak op den berg. Maar dat alles heeft niets van hetgeen wij hierboven afkeurden. En toen de Heiland ten Hemel is gevaren en gezeten is aan 's Vaders rechterhand zond Hy de H. Geest in 't midden Zijner gemeente. Hoe is de werking van dien Geest Zie hoe krach tig en onwederstandelijk die Geest ook werkt in 't midden der gemeente en aan de harten van Zyn volk, het is nog altijd als by Elia, de Heere is niet in het scheuren der steenrotsen in vuur of orkaan, maar komt in het suizen van een zachte stilte. Daarmee is alle luidruchtigheid in alles wat er op aangelegd is om effect te maken veroor deeld en aangenomen dat er een goede be doeling aan ten grondslag ligt, moeten wij er op bedacht zijn dat wij nooit moeten trachten het werk aan de H. Geest uit de hand te nemen. STiet de leeraars zijn geroepen om de menschen te bekeeren, zy hebben het Woord slechts te brengen aan het oor en bij dat brengen van het Evangelie het voor te stellen dat het aangenaam is voor den Heere en voor de menschen. Een moeilijk werk, ik beken het gaarne, maar de Heere wil Zijne kracht in onze zwakheid vol brengen en dan zal het gebed der gemeente voor de. Dienaren des Woords vermenigvuldigd worden. Dan zal niet "VèW 'den 'kansel géhoord worden wat afstoot maar wel wat aantrekt, dan zal de leeraar geen houding aannemen alsof hij zeggen wil „ik zal u nu eens zeggen waar het op staat", of „ik zal het u nu eens leeren verstaan", dan zullen uitdrukkingen als „'kzal je dat straks nog eens nader uitleggen", „ik kryg daar straks by myn volgend punt nog gelegenheid voor" enz. enz., uitdrukkingen die op zichzelf niet kwaad zijn, maar die uit gesproken worden op een toon die de indruk geven dat de spreker het alleen meent te weten, voortaan op die toon achterwege blijven. Dat de Dienaren des Woords steeds beden ken dat zy by de verkondiging des Evangelies niet voor zich hebben een van nieuwsgierigheid gapend marktpubliek, maar de gemeente des Heeren waar de H. Geest inwoont, opdat het woord van den apostel tot zijn recht kome „Betoon u zeiven in alles een voorbeeld van goede werkenbetoon in de leer deftigheid Een Ouderling. Zeer geachte Redactie I Mag ik zoo vrij zijn u beleefd te verzoeken onderstaande te plaatsenbij voorbaat mijn dank. Met veel genoegen las ik in Z. Kerkbl. het stukje van ds. Laman over den bid- en dankdag. Het deed my weldadig aan dit te lezen met de schoone opmerking, dat wereldsche feestdagen zoo stipt gevierd worden. Ik voeg er met smart aan toe, dat er leden onzer kerken zyn, die zelfs kermis houden tot hun eigen schade en schande. Volkomen hecht ik mijn adhaesie aan de schoone gedachten van ds. L.de eenheid moet bewaard blyven. Is het niet schoon, als alle gezindten samen optrekken om met danken en bidden het aangezicht des Heeren te zoeken. En dan vraag ik bescheidenal is het nog zoo druk in het werk, is de Heere geen dag der afzondering waard Kunnen wy met een gerust gemoed zeggenik heb geen tyd om heden dankdag te houden? Ik ken een gemeente, waar by den kerkeraad een verzoek werd ingediend om den dankdag te houden in het laatst van November. Het ver zoek was onderteekend met enkele tientallen namen. De Kerkeraad gaf er gehoor aan. En wat gebeurde? Toen het in het laatst van No vember dankdag was, waren er van de tientallen onderteekenaars slechts drie in de Kerk. Toen was het nog te druk. Naar recht merkt ds. L. op, dat het haast altyd druk is. Biddend spreek ik het uit: mocht het stukje dien invloed hebben, dat de eenheid weer hersteld wordt, en allen weer samen op trekken om deh Hëerè 'aan te roepen. Een Ouderling. Naschrift van de Redactie De inzender zal zien, dat zyn ingezonden iets bekort en iets gewijzigd is. Doel van het schrijven van ds. L. 'was niet om voor het behoud van den ouden datum te pleitenmaar om den ouden datum te houden, totdat er een betere gevonden wordt, waarin allen zich kunnen vinden. De eenheid moet tot eiken prys worden bewaard. Red. ZEEUW, STANDAARD, IIERAUT, PRINS, VELDBODE, VELDPOST, en alle andere Couranten en Tijdschriften. door JOH. ARND, dat Standaardwerk van bijna 600 bladz., wat vroeger drie gulden kostte, gaat nu weg voor slechts f 110 franco thuis. 't Is een keurig werk, beschreven in vier boe ken, met meer dan 100 hoofdstukken (zoodat het zeer gemakkelijk leest) welke handelen over 1. Wat het beeld Gods in den mensch is. 2. Hoe de mensch in Christus vernieuwd wordt. 3. Van de rechte bekeering. 4. Yan het ware geloof. 5. Van het waar berouw. 6. Een waar Christen en het oude mensch. 7. Wie in zyn hart de ellendigste is, enz. 8. Een mensch die in Christus wil wassen moet zich van veel wereldsch gezeldschap ontdoen. 9. Van de liefde tot God, 10. Van de vruchten der liefde. 11. Hoe God zich aan een liefhebbende ziel openbaart. 12. Een gesprek der geloovige tot God. 13. God te loven de hoogste heerlijkheid. 14. Troost tegen de zwakheid des geloofs. 15. Over het vertragen der Goddelijke hulp. ENZ. - ENZ. - ENZ. Zendt postwissel s.v.p. aan No. 1. Meester Arnold en zyne Kweekelingen, f 1.50. No. 2. Terwille van een Kroon, een verhaal uit den 80-Jarigen Oorlog door J. Gras. No. 3. Jacqueline. Een verhaal door Mevr. Hardy, uit den Hervormingstijd. No. 4. Het Christendom in Nederland, en No. 5 nog gratis een Boek van f 2.20, getiteld „Nederland." Zend postwissel aan H. VERHOOG, Half weg en vraag, „de vyf Verhalen".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 3