Soemba. Pajeti. (Soemba) D. K. Wielenga. Eereraad. De Eereraad heeft Dr. Kuyper juridisch vrij gesproken. Meer kon die raad ook niet doen, en meer behoefde hij ook niet. De zedelijke vrijspraak moet hem worden gegeven door zijn eigen volk. Want aan die vrijspraak hangt zijn openbaar leven. Als zijn eigen volk hem ver dacht, dan was zijn kracht gebroken. Wat na tie uitspraak van den eereraad van liberale zijde gezegd wordt, is vrij wel van nul en geener waarde, 't Was trouwens niet anders te ver wachten, dan dat het gaan zou, gelijk het gaat. Men kon van dien kant moeilijk anders doen, tenzij men clen zeldzamen moed bezat eigen zonde en schande te bekennen. En wat nu de zedelijke vrijspraak van zijn eigen zonde betreft, ik geloof, dat er onder de honderd van Dr. Kuypers geestverwanten geen twee worden gevonden, die twijfelen aan zijn goede trouw. Wij gelooven heel gaarne, dat hij niet voorzichtig geweest ismaar wij gelooven ook, dat Dr. Kuyper met zijn tallooze relatiën lichter een onvoorzichtigheid kan begaan dan velen zijner minder beduidende voorgangers, die toch ook niet gaarne zouden willen, dat hunne ministerieele vergissingen aan de groote klok werden gehangen. Wij weten niet of Dr. Kuyper nog eens aan ,de regeeringstafel zal verschijnen, maar dat het doodvonnis, hetwelk zijn politieke tegenstanders over hem hebben beteekend, daarop invloed kan hebben, dat is moeilijk ernstig te gelooven. Wij hopen, dat de Heere onze God hem nog jaren levens gunnen en nog veel doe arbeiden ten zegen van land en volk, hetzij dan als minister met of zonder portefeuilleachter de groene tafel zit hij toch, zoolang er een volk in Nederland is, dat hem vertrouwt. - - Zendingsdag. Woensdag 7 September wordt al wat onder de Zeeuwsche Gereformeerden belang stelt in de Zending naar Koudekerke op Walcheren geroepen. Daar wordt bij mooi weer in de open lucht op de buitenplaats Der Boede een Zen dingsdag gehouden. Broeders en Zusters, die eenigszins kunt, komt We hebben nog nimmer zoo'n Zendingsdag gehad. We hebben nog nooit in de open lucht vergaderd. Doch dit is wel het minste. We zijn thans zoover, dat we hebben een Dienaar dts Woords die de roeping naar Bandjar-Negara heeftontvangen. Ds. Merkelijn van Schoondijke is de man onzer keuze geworden. Hij is een zendeling in zijn hart. En we hebben goeden moed, dat hij de roeping aan zal nemen. We weten het natuurlijk niet zeker, maar we wil len in Koudekerke samenkomen om het van God te begeeren. Komt dan, Broeders en Zusters, in grooten getaleLaat er nu ditmaal eens geestdrift mogen zijnEn zij Ik geloof, dat alles om zoodat ieder nog naar huis kan. ZE\DL\GSGELD. Sinds 1 September is ondergeteekende Penning meester af. De Penningmeester woont voortaan in Middelburg. Men zij dus zoo oplettend en zende mij voortaan niets meer voor de Zending Alles wat voortaan gecollecteerd en ingezameld wordt voor de Zending, moet in iedere classis worden afgedragen aan den classicalen Zendings- deputaat. Let hier wel op 1 Al wat men aan my zendt, dat moet ik weer terugzenden, en dat is geldver spilling. Laman. EXODUi 32. (Slot). Voor zijn volk volle vrede met God, zie dat de Heere in ons midden. 5 uur afgeloopen is, 't Viertouwig orakeïsnoer. (Slot). Maar 't scheen wel of heden 't oordeel niet zou worden uitgesproken. Bijna allen hadden reeds hun beurt gehad en van 't opdrogen van speeksel was geen sprake geweest. Eindelijk bleef nog over een jongen van ongeveer 14 jaar, een neefje van Oemboe Dongga. Ofnu't kwam door 't lang zitten in de warme zon of doordat hij zenuwachtig was, wat allen gelukt was, kon hij niet. 't Kauwsel bleef dreigend hangen boven de streep. Hij was dus schuldig. Maar dat kon niet. Hoe zou een jongen van 14 jaar, twee groote paarden stelen, zelfs al durfde hij. En dan nog wel een jongen uit zijn huis, van zyn familie. Een oogenblik was men verbaasd. Niet lang duurde echter de verlegenheid. Dat de proef mislukt was, stond vast, maar de oorzaak was niet duidelijk. De een merkte op, tusschen 't raadplegen van den moawal en 't doen van de rijstproef moet één nacht verloopen zyn, 't mag niet ge- is het wat Israels middelaar beoogde. Weer wandelen in het vriendelijk licht van Goxls aangezicht. Uit genade was Israels bondsvolk geworden en erfgenaam van het land der be lofte andermaal zal het genade zijn die hun den toegang tot Kanalin ontsluit, want zij heb ben het verbroken. Israel moet voelen de zwaarte hunner over treding. Al heeft Christus volkomen verzoening voor zijn volle tot stand gebracht, dat neemt niet weg dat zij toch menigmaal moeten on dervinden Gods afkeuring over de zonde. Al vergeeft God, niet straffeloos zondigt zijn volk. Dat zal Israel ook ondervinden en aanstonds toont Mozes zijne diepe verontwaardiging over Israels doen. Als hij omlaag daalt en ziet hoe dat uitge leide, beweldadigde volk als dronken danst in de trouweloosheid huns harten om het gouden kalf in de schittering van den goudglans eene beschimping voor Jehova, werpt Mozes de bondswet, zoo even uit Jehova's handen ontvangen, in stukken, Geen klein-menschelijke drift, geen straks betreurde daad. Neen, heeft Israel het verbond gebroken en heeft het geen recht meer op de wet, Mozes zal die steenen tafelen dan ook verbreken. Die wet toch kwam niet als een juk, een zware last tot Israël, neen, een weldaad ontvin gen zij daarin. Och, hoe menig N.-T.-christen staat nog tegen de wet als tegen een vijandige macht, krommend zich onder de geboden als een lastdier onder den zwaren last. Al was de oudtestamentische bedeeling een geest der dienstbaarheid tot vreeze, toch was zij een gave der genade, die wet in Mozes' hand. Wat is dan het voordeel van den Jood Dit wel, dat hun de woorden Gods waren toe vertrouwd. Hij maakte Jakob zijn wetten be kend en Israel zijne inzettingen, alzoo heeft Hij geen volk gedaan. Waar het volk het verzondigde, vernietigde Mozes de wet. Meer doet Mozes. Vb. 25. Als Mozes zag dat het volk ontbloot was, want Aaron had het ontbloot tot ver kleining onder degenen, die tegen hen hadden mogen opstaan. Ontbloot, waarvan van sieraad Ja, ook van sieraad. Gij voelt daar valt hier de nadruk niet op. Ontbloot dan van Gods hulp? Ja dat waren ze. Ontblootdit woord had beter kunnen ver taald worden, verwilderd, losbandig zijn, dan luidt de vertalingals Mozes het volk verwil derd zag (want Aaron had het doen verwilde ren) tot smaad bij degene die tegen hen zouden opstaan of bij hunne nakomelingen. Ja, verwilderd van God dansten zij losbandig om het kalf. Welk een smaad voor de nako melingen. Vele Joden in latere eeuwen voel den dan ook de schande van zulk doen. Gaarne schrijven ze het aan anderen toe. De onnoozele uitdrukking van Aaronik wierp het goud in het vuur en dit kalf is er uitgekomen de dui vel heeft het gedaan. En een ander legt als de Heere zegt tegen Mozesuw volk heeft het verdorven, uituw volk, dat gemengde volk dat gij hebt laten meegaan uit Egypte. Hoe zouden ze ook tot smaad geworden zijn indien nu Amelek gekomen was, verslagen voor het aangezicht hunner vijanden. Israel ontbloot van de hulpe des Heeren was niet sterk. Zulk een vrucht brengt de zonde altoos. Schande, zwakte, oneer, gewetenswroeging. Ontvliedt daarom de zonde, die ons van alle zijden omringt. Dan houdt Mozes gerichtsoefening. Hy roept op degenen, die den Heere gehoorzamen willen. beuren terstond na elkaar op denzelfden dag. Een ander, de rijst was niet genoeg ontbol sterd, spierwitte rijstkorrels moeten 't zijn-. Weer iemand, neen, roode rijst is beter dan witte. Een ander, 't moet rijst zijn van de andere zijde van 't eiland. „Neen", zeide er iemand, 't moet rijst zijn gekocht bij de Cliineezen, die is veel sterker". Oorzaken van 't mislukken dus genoeg, tot dat tenslotte de oude man 't uitmaakte en zeide: „de rijstproef bij paardendiefstal aange wend, gaat niet altijd op. Bij een zoo ernstige zaak, van zooveel gewicht, als 't stelen van paarden, is de rijst niet machtig genoeg een oplossing te geven. Bij overspel, hoererij, kortom bij alle vrou wenzaken is de rijstproef onfeilbaar, werkt terstond, zonder fout. Bij paardendiefstal is 't echter veel beter een proef te nemen met 't gloeiend ijzer. Dat werkt uitstekend, de dader kan niet ontkomen, want ge weet wel, verleden maand te. Kadoemboel, waar Oemboe Madi verdacht werd een Marapoe-paard gesto len te hebben, hoe hij de vuurproef heeft on dergaan. Men maakte roodgloeiend een bijl, Vult heden uwe handen den Heere, d.i. wijdt u den Heere, want elk zal zijn tegen zijnen zoon en tegen zijnen broeder en dit opdat Hij lieden een zegen over ulieden geve. Uit Levi's stam komen ze op die den Heere getrouw bleven en gericht willen oefenen en uitgaan om de schuldigen te dooden. 3000 vielen er toen onder Israel. Als Mozes dien volgenden dag andermaal opklimt om volkomen verzoening voor het schuldig Israel te bepleiten heeft hij getoond dat Hij de zonde niet klein acht. Hij hield de heiligheid des Heeren hoog in Israel. Hij weet van tuchtigen. In Mozes, zachtmoediger dan alle menschen, is toch niets van dat Eli-ach- tige dat niet zuur durft zien en niet straffen kan. Omdat hij zijn God zoo lief heeft, toornt hij over de zonde. Met dezelfde kracht waarmee hij zijn God eert, haat hij de zonde. Eli kan niet straffen omdat de vreeze des Heeren te zwak in hem is. Mozes is groot èn in zijn bidden èn in zijn straffen. Wat heeft het gebed van Mozes dan uitge werkt? Lees maar hoe het verder gaat. „Dien zoude ik uit mijn boek delgen die aan mij zondigt", cn in vers 34: doch ten dage mijns bezoekens zoo zal ik hunne zonde over hen bezoeken. Het antwoord op Mozes' bidden is dat de Heere het volk in zijn geheel sparen zal en niet uitdelgen en de schuldigen onder hen zullen verder straffeloos uitgaan, zoolang zij blijven op den weg des Heeren. Maar wijken zij weer af, breken zij andermaal het verbond, dan zal ook deze zonde bezocht worden en de straf, nu uitgesteld, dan toegepast. Ja Mozes mag wel zingenEn onze God ontfermt zich op het gebed. Doch niet alles is verkregen, nu zegt de Heeremijn Engel zal ik voor uw aangezicht doen gaan. Aldus plaagde de Heere dit volk, omdat zij het kalf gemaakt hadden. Waarin bestond dan die plage Dit wordt u duidelijk als gij leest in cap. 33 2a en Ik zal eenen engel voor uw aange zicht zenden, vs. 3b want Ik zal in het mid den van u niet optrekken want gij zijt een hardnekkig volk. De Heere zal zelf niet mee optrekken, maar een engel. Tot nu ging de Engel des Verbonds, de Malak jahveh met Israel. De Engel des ver bonds is niet een der geschapen engelen maai de ongeschapen Engel, Gods Zoon. En nu zegt de HeereIk ga zelf niet mee maar een geschapen engel zal met u gaan. Dat was al veel, maar toch het was God zelf niet. Israel had dat verbeurd, vs. 4. Toen het volk dit kwade woord hoorde zoo droegen zij leed en niemand van hen deed zijn versierse len aan. Zal de Heere zich nu laten verbidden? Zal Hij weer meegaan met het volk dat zich nu weer in ootmoed buigt Ja, groot is de lank moedigheid onzes Gods en Hij is gaarne ver gevend. Als Mozes uitging naar de tent, nu buiten de legerplaats gespannen, daalde de wolkkolom omlaag. De wolkkolom, teeken van Gods gunstvolle tegenwoordigheid, was blijk baar opgetrokken, toen het volk losbandig was. Nu ziet het volk die wolkkolom weer neder dalen. Israel heeft zijn Mozes. Nog laat Hij den Heere niet los. Andermaal pleit hij en zegt Indien uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken, want waarbij zoude het nu bekend worde dat ik genade gevonden heb in uwe oogen, ik en uw volk Ook dit gebed wordt niet afgewezen. Ook plukte eenige bladeren van den kalimbakiboom, spreidde die uit op zijn rechterhand en legde daarop de gloeiende bijl. Honderd pas liep hij, honderd pas heen, honderd pas terug. Hij wierp ,'t gloeiende ijzer op den grond, nam de bla deren van zijn hand, en ziet, ongedeerd was zijn vel, niet 't geringste brandteeken was er te bespeuren. Onschuldig was hij. Dat was eerst een onfeilbare proef, waar 't rijst kauwen niets by is. En dan eenigen tijd geleden te Kanatang, waar Oemboe Diki aangeklaagd werd van 't stelen van karbouwen. Heftig ontkende hij, maar hij werd er algemeen van verdacht, de moawal had hem reeds aangewezen. Hij bleef echter ontkennen. Toen heeft men de vuurproef gedaan. Een kip, zonder gebreken, werd gekookt in een pot, vol met water. Met bloote hand moest hij de kip er uithalen, uit dat ziedend kokende water. Moedig stak hij zijn hand er in, met een schreeuw wierp hij de kip op den grond. Tot aan den elleboog toe was zijn arm verbrand, overdekt met bladeren. Schuldig was hij. Twintig karbouwen boete heeft hij moeten betalen. deze zaak die gy gesproken hebt zal ik doen, dewijl gij genade gevonden hebt in mijne oogen en ik u bij name ken. Nu is alles terecht. Jehova trekt weer met zyn volk op. Behartigt, mijne lezers, de vele lessen u in deze geschiedenis geboden. Door verootmoedi ging wil de Heere u groot maken, door kas tijding uwe zonde leeren kennen, op het gebed zich ontfermen, in boetvaardigheid weer in yrede op u neerzien. H. Meülink. l>e slang in het Parades. II. Dat de slang een hooge plaats innam onder de dieren in het Paradijs, blijkt wel uit ver schillende gegevens. Vooreerst uit de verlei ding van den mensch door Satan. Waarom toch koos de Satan juist de slang tot zijn werktuig? Zeker, omdat hij inzag, dat juist dit dier eigenschappen bezat, waardoor het daartoe geschikt was. En dan moet het zeker ook een hoogstaand dier geweest zijn, een dier van bijzondere beteekenis. Het woord van een onnoozel of onbeteekenend dier toch zou geen invloed gehad hebben op den mensch. Maai de slang is dan ook geen onnoozel dier. Zij is veeleer met den schijn van overleg en door zicht bekleed. Zij schijnt het verstandigste van alle dieren te zijn. Voorts komt dat ook uit in het oordeel des Heeren, dat over de slang wordt uitgesproken. Vernederd wordt zij, vervloekt boven al het gedierte, des velds en nochthans blijft zij de schrik der menschen. De mensch blijft nog vreeze koesteren voor de slang, zelfs in hare vernedering en onder haren vloek. Maar het allermeest zien wij de oorspronke lijke verhevenheid der slang uitkomen in het woord, dat Gen. 3 1 ons van haar zegt. De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de Heere God gemaakt had. Zoo lezen we daar. Hier wordt de slang dus voorgesteld als begaafd met een bijzondere mate van beleid en overleg. Dat „listig" mo gen we echter niet in een kwaden zin opvat ten. 't Is de aard van de slang, 't is de bij zondere hoedanigheid van de slang, die haar eigen was, ook zonder des Satans inwerking, 't Is dus een eigenschap, die God Zelf in de slang had ingeschapen, en het kan dus onmo gelijk in kwaden zin bedoeld zyn, aangezien God alle ding goed geschapen heeft. Het oorspronkelijke woord, dat in onze Sta tenoverzetting door listig vertaald is, wordt ook weergegeven door kloekzinnig. Het duidt aan beleidvol, schrander, voorzichtig, vooruitziende. Zoo zeide Jezus ookwees dan voorzichtig ge lijk de slangen, 't Is dus niet een afgekeurde eigenschap, die Jezus ons ten voorbeeld stelt, maar een goede hoedanigheid, die aan de slang eigen was gelyk God haar schiep. Bij dat woord van Jezus kunnen we toch niet denken aan de slang in haar kwade practijken, zooals zij door de zonde geworden is, maar moeten we haar beschouwen in haar goede hoedanig heden, zooals de Schepper haar geformeerd heeft. En zoo moeten we ook dat woord uit Gen. 3 1 verstaan. Listig in den zin, kloek zinnig, schrander. Zoo komt datzelfde woord ook elders voorb.v. in Spr. 22 3 waar Sa lomo zegtEen kloekzinnig mensch ziet het kwaad en verbergt zich, maar de verstande- loozen gaan henen en worden gestraft. Daar staat hetzelfde woord als in Gen. 3 1 en is door kloekzinnig overgezet. Calvijn zegt dan ook van dit woord: „Ik meen, dat door Mozes 't Is daarom beter, zoo ging de oude man voort, nog wat te wachten, totdat we eenig spoor hebben van de daders. En verdenken we dan een bepaald persoon, laten wij dan de vuurproef doen, hetzij met gloeiend ijzer, of met 't kokende water. Een ander zeker middel is ook, wanneer we iemand gloeiende houtskool op de handen leggen, maar dan geen bladeren er onder, als bij 't gloeiende ijzer. Een verschroeide hand is 't teeken van schuld. Laten wij dus geduld hebben en eerst ijverig zoeken naar sporen van de verdwenen paarden. Nog een tijdje bleef men bijeen, pratend over de moeilijkheid van 't geval, blijde dat er nog geen beslissing was gevallen. Alleen Oemboe Donga bleef donker starend zitten. Ontevreden was hij zyn wraaklust nog niet te kunnen uiten. De daders werden nooit gevonden. Maar hij wist zich wel schadeloos te stellen. Hij organiseerde een strooptocht op vijandig gebied, bij de lui vau 't gebergte. Met een buit van 6 paarden, kwam hij terug. Nu tevreden, dat hij tenminste eenige ver goeding had ontvangen. Maar 't orakel blijft in eere

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 2