Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOUMA en Ds. H. W. LAMAN. 8e Jaargang. Vrijdag 2 September 1910 No. 11. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drukker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER ADYERTENTIEN KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Eigen Zending. Ter gedaelitenis. Koiiingiimeverj aardag. Een slachtoffer. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. KONINGINNE-DAG. Door Mij regeeren de koningen. Spr. VIII 15a. Het is een groote weldaad voor het Neder- landsche volk, dat het verleden Woensdag met blijdschap vieren mocht den dertigsten geboorte dag onzer geliefde Koningin. Ons volk is in vele opzichten verdeeld, allerlei geschillen heb ben scheiding teweeggebracht, en wij gevoelen dikwerf zoo weinig van de eenheid, welke onder ons bestaat. Maar er zyn dagen, waarin on danks alle verschil het nationale leven zich doet gelden .en met kracht te voorschijn treedt. Welnu, dat was ook nn weer het geval. Van alle transen en uit vele woningen woei onze vlag en allerwege zag men de oranje-wimpels. Van den Dollar tot de Schelde werd feest ge vierd, in alle steden en dorpen werd gedacht aan het voorrecht, onze Vorstin te beurt ge vallen. Byna allen scharen zich rondom den troon en verheugen er zich over, dat God onze Koningin voor ons spaarde en onwillekeurig gedenken we er aan, hoe treurig het er in ons hart uitzag, als de schaduwen des doods zich legerden rondom haar voor ons zoo dierbaar leven. Wie de geschiedenis van ons land en volk ook maar oppervlakkig kent, verwondert zich daarover niet. Onze Koningin toch is de doch ter uit het oud en doorluchtig geslacht, dat zooveel gedaan heeft voor ons volk. Hoe menig maal waren we gekomen aan den rand van den ondergang, zoodat het scheen, dat er geen hoop meer overbleef, maar in die bange dagen waren de vorsten van Oranje steeds gereed om goed en leven te wagen om ons volk te redden en door de machtige hand onzes Gods ont kwamen we aan het gevaar, dat ons bedreigde. Op die wyze werd er een band gevlochten tus- schen het Oranjehuis en ons volk, die niet licht verbroken zal worden. En toen in de Konink lijke woning de dood rondwaarde en wegnam onze beide prinsen en na het heengaan van den bejaarden Koning onze Vorstin alleen over bleef, was het, alsof heel ons volk begreep, wat er hing aan het teere leven van deze Konink lijke Telg en met een zeldzame belangstelling richtten allen het oog op de jeugdige prinses. Wy zagen haar opgroeien onder de leiding van een wyze Moeder, wij verblijdden ons over Hare ontwikkeling naar lichaam en geest, wij bewonderden Haar, als Zij in 't openbaar ver scheen en er scheen aan 't gejuich geen einde te zullen komen, toen Zy op achttiehjarigên leeftyd den Troon harer vaderen beklom. Door haar optreden won Zy de liefde en de achting van schier al haar onderdanen en heel ons volk roemt Haar als een uitnemende Vrouwe. Dit nu achten we een voorrecht, dat God aan ons volk geeft, want niet te berekenen zyn de zegeningen, welke ons daarin verleend wor den. Maar wanneer we dit verstaan, dan is het noodig, dat we het oog hooger richten en zien op Hem, die zich in het Boek der Spreuken noemt „de wysheid". Wij kennen Hem, die zeggen magRaad en het wezen zyn mijne Ik ben het verstand en de sterkte. Door My regeeren de Koningen en de vorsten stellen gerechtigheid. Door Mij heerschen de heer- schers en de prinsen, al de rechters der aarde, want wij weten, dat het de Zoon des Vaders is. Hy is van eeuwigheid gezalfde geweest, van den aanvang, van de oudheid der aarde aan. Hy was geboren als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water. Aleer de bergen ingevest waren, vóór de heuvelen was Hy geboren. Door Hem regeeren alle Koningen, door Hem regeertook onze Koningin. Zy is in zich zelve een mensch van gelijke beweging als wij Zy is in zich zelve broos en vergankelijk Zy is een zondares als alle anderen en al wat Zij is, en al wat Zy vermag, en al wat Zij heeft, het kwam haar toe uit dezelfde hand, die allen het leven, den adem en alle dingen geeft. Niet om hare deug den, niet om hare voortreffelijkheid eerbiedigen we Haar, zelfs niet om wat Hare vaderen voor ons land geweest zijn, maar omdat Zij ons tot een Vorstin gegeven werd door Hemaanwien alle macht in den hemel en op de aarde toe komt. Niet om harentwil maar om Zijns Naams wil behooren we haar te eeren en te huldigen, want [Hij is 't, die Haar over ons gezet heeft. Wij mogen niet eindigen in Haar, al is Zij nog zoo voortreffelijk, maar we moeten eindigen in Hem, die ons het Oranj ehuis en Haar heeft geschonken. Dezer dagen werd ook in onze goede stad een pamflet verspreid, waarin gewezen werd op allerlei ondeugden, waaraan de Oranj e-Vorsten zich schuldig gemaakt zouden hebben, blijk baar met de bedoeling om de liefde tot ons Vorstenhuis te ondermijnen en het gezag te doen wankelen en waarlijk als wij enkel een Vorst zouden eeren terwille van zijn kloeke daden, dan zouden we er licht toe komen om onze liefde aan menigeen, die in hoogheid ge zeten is te onthouden. Doch al die pogingen zullen vruchteloos zijn, indien ons volk vast staat in de overtuiging, dat wij in onze Ko ningin eeren Hem, wiens troon rust op de grondslagen van recht en gerechtigheid. Wees daarom waakzaam en prent u zelf en anderen diep in, dat de Koningen regeeren door den Christus, die waardig was om het Boek te nemen en zijn zeven zegelen te verbreken, en die ons gekocht heeft tot den prijs van Zijn eigen bloed. Wy weten het helaas, dat er velen zijn, die eerst alles gedaan hebben om het gezag van den Koning der Koningen te betwisten en die nu door hetzelfde beginsel geleid er op zyn om uit te roeien de liefde van ons volk tot zijn Vorstenhuis. Al wat uit God is, haten zy en daarom kunnen zy niet rusten alvorens al het gezag dat door Hem aan mensch en gegeven is wankelt. Geen God en geen meester, het is de oude oproerkreet, die ook in onze dagen nog luide en krachtig klinkt en wij doen wel, wanneer wij onze ooren sluiten voor alle stemmen, die ons wil len aftrekken van God en Zijnen Christus. Het gaat in dezen strijd niet om het Vorstelijk huis, maar om Hem, uit Wien en door Wienentot Wien alle dingen zijn. Schijnbaar is het slechts de aanranding van vorstelijke personen maar inderdaad ik "het'ópétand tegen' Hem, aan Wien toekomt alle eer, aanbidding en heerlijkheid. Bouma. Het heeft lang geduurd, voordat Zeeland tot eigen zending overging. Wij vorderden, maar het ging o zoo langzaam. Velen waren van oordeel, dat onze kerken te gering in getal en te klein in kracht waren. Zelfs zy, die aldoor er voor geijverd hebben, waren niet zonder zorg. Eindelijk is 't er toch van gekomen. Een parig werd de beslissing genomen en nog vóór de maand September verschenen was, werd er een roeping uitgebracht. Wy zyn er dankbaar voor. Allereerst omdat de zaak tot stand ge komen is, maar niet minder, omdat het met aller goedvinden geschied is. Wij mogen ge rust zeggen, dat allen thans vreugde gevoelen voor wat wij verkregen. Er is aanvankelijk een samenwerking, welke moed voor de toekomst geeft. Bovendien is het den Zeeuwen eigen, dat zy niet zoo spoedig den voet zetten op een weg welken zy niet of niet genoegzaam ken nen, doch wanneer zij eenmaal de opmarsch beginnen, blijven zij in den regel doorgaan. Van volhouden hebben zij verstand en daarom kunnen we gemoedigd voortgaan. Het is ook wat waard, dat wy in Zeeland een man vonden, tot wien we zeggen konden och, ga om 's Heeren wil voor ons naar Indië. Wij kennen hem en hij kent ons. Het ging ons wel aan het hart, dat wij het juist tot hem moestén zeggen, omdat wy weten, hoe gaarne zyn gemeente hem wil houden en met welk een zegen hij daar in die omgeving arbeidt. Doch het kon niet anders en wy vertrouwen dat de gemeente het als een eere zal beschou wen, dat haar dienaar voor zulk een gewich tige taak verkozen werd. Dat zij en alle kerken in Zeeland deze zaak gedenken in de gebeden, want wij allen zijn er van overtuigd, dat Hy, die eenmaal het bevel gaf: „Predikt het Evan gelie allen creaturen", ons verder alleen voor spoedig kan maken. Bouma. Na een lang lijden ging de heer D. de Rijcke heen naar zyn eeuwig huis. Opgeleid tot on derwijzer heeft hij eenige jaren aan het hoofd van de Christelijke School te Zaamslag gestaan. Voor dien arbeid was hij bekwaam, en hij vond waardeering bij allen, die hem kenden. Wijl hij zich zelf ontzien mocht, bewoog hij zich in een beperkten kring. Later nadat hy eervol ontslag gevraagd en verkregen had ves tigde hij zich te Middelburg, zyn geboortestad. Hier leefde hij stil en wydde zyn krachten aan de pers. Menig artikel in de Zeeuw getuigde van zijn helder oordeel en goed inzicht. Veel werk maakte hij van de historie en was vooral goed op de hoogte van het kerkelijk leven in onze Provincie gedurende de laatste twee eeu wen. Hy schreef een geschiedenis van ds. Bud dings leven en arbeid, welke zeer verdienstelijk is. Wie wist, dat hy gaarne onderzocht, koes terde de verwachting, dat hij ons nog menige bijdrage uit onze historie zou geven. Helaas, die verwachting werd niet verwezenlijkt. Eerst was het de krankte, welke hem in zijn arbeid verhinderde en na maanden van lijden was het de dood, welke hem voor goed de pen uit de handen heeft genomen. Hij was een bescheiden man met een bemin nelijk karakter. Het doet ons allen, die hem gekend hebben, leed, dat hy reeds op drie-en- vijftig-jarigen leeftijd ontnomen werd aan zyne vrouw, voor wie hij een steun is geweest en aan de familie, die hem waardeerde. De Heere geve -een- rijke vertroosting aan de bedroefde naastbestaanden en Hij leere een iegelijk onzer op ons einde te letten. Bouma. UIT HET LEVJKN. Zoo is dan onze Koningin begonnen haar ouderdom met drie kruisjes te schrijven. Mooier leeftijd is er niet. Want de jeugd is dan nog niet verdwenen, en toch is de ernst van den rijperen leeftijd aireede verschenen. Men rekent zich nog tot de jongeren, maar men voelt zich toch ook onder de ouderen op zijn plaats. Men groeit nog, zy het ook niet meer in de lengte, en toch heeft men in velerlei opzicht zekere vastigheid gekregen, en is men, wat men wezen zal. De lof van onze Koningin is reeds zoo dik wijls bezongen, dat we er onze lezers ditmaal wel van mogen verschoonen. We hebben er eene uit duizenden we hebben er eene, waarvan we hopen, dat we haar door Gods gunste lang mogen houden. Er is in Nederland, in stad en dorp, feest gevierd den Sisten Augustusmeer nog, er is misschien geen plaats, waar niet voor haar is gebeden. De Heere verhoore deze gebeden. Zij Neerlands Koningin niet alleen geliefd bij haar volk, maar vinde zy ook genade in de oogen des Heeren. In myn jeugd had ik een boekje. Hetheete: de Martelaren van de wetenschap. Het vertelde, hoeveel menschen bij wetenschappelijke onder zoekingen en proefnemingen hun leven hebben verloren. Thans kan er echter wel alleen een boek worden geschreven over de martelaren van de vliegkunst. Of is de naam van martelaar voor deze waag halzerij te mooi Kunnen we beter spreken van slachtoffers Het is treurig, zooveel menschen- levens omgekomen zijn bij de proeven met de vliegmachine. Nu weer een zekere van Maasdijk, een Nederlander, die in zijn vaderland het eerste slachtoffer werd. Ge denkt met medelijden aan dat jonge leven, dat in zoo'n oogenblik tegen de aarde doodgeslagen werd Dit weet ik wel, dat ik voor geen geld ging kyken, wanneer er in mijn nabijheid zoo'n vlieg tocht werd georganiseerd. Ik zou, wanneer er op zulk een vliegtocht een ongeluk gebeurde, mijn consciëntie hooren zeggenGy zyt mede schuldig aan dat bloed Natuurlijk hoort men onder Christenen vragen mag dat nu is dat vliegen, dat zoo gevaarlijk en tevens zoo onnoodig is, geen overtreding van het zesde gebod? Dé vraag is gemakkelijker dan het antwoord. Ik geloof niet, dat iemand, die waarlijk God vreest, zich in zoo'n gevaar lijk ding zal wagen Maar toch aan den anderen kant zou ik geen absoluut vonnis durven stryken over degenen die het wel doen. Geen enkele uitvinding van beteekenis is er gedaan, of ze heeft bloed gekost en menschenlevens geëischt. De vraagmaar waartoe is het noodig is geen maatstaf ter beoordeeling. Zoo kan menbyna van alles vragen. Zoo kan men vragen met het oog op de spoortreinen, de stoombooten, de scheepvaart, de machinerie, enz. enz. Al deze dingen hebben duizende menschenlevens gekost en nu kan men ook zeggenwaartoe waren ze noodig men deed het er vroeger ook wel buiten. Al die vragen zijn doodgeboren kinder- kens. Men houdt er de machtige drang tot wereldontwikkeling niet door tegen. Ge zult het zien de vliegkunst gaat doormen zal haar volmakenze zal echter broös blijven en veel offers blijven vragenmaar ze gaat doorEr is hier iets menschelyks, iets diep-zondigs in, dat stem ik toe. Maar er is ook iets goddelijks in. God heeft den mensch gegeven de heer schappij over de aarde, maar ook over de zee en de lucht. En tot die heerschappij zoekt de mensch nu ook te komen, onverschillig langs welken weg. De schepping is een bloem, die hoe langer hoe meer ontluikt en hoe langer hoe breeder hare bladeren ontplooit. Maar in dit procés werkt te gelykertyd door dat andere procés der zondeen daarom is het vaak voor ons zoo moeilyk, om met beslistheid te zeggen, of iets goed of kwaad is. Bijna in alles, dat gebeurt, is iets van God en van den duivel. Eén ding is echter opmerkelijk, en dat ééne zegt den verstandige reeds veelde uitvindin gen zijn uitgegaan van Lamechstent. Beiden, vromen en onvromen, dienen Gods raad, en ver tellen Gods heerlijkheid, maar beiden doen het in andere wegen en in een andere gezindheid. En verder doet een Christen goed zich in al zulke dingen op een afstand te houden. Ily toont zyn moed op een andere manier.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1