Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redaetie vanDs. L. BOUMA en Ds. fi V. LIMAN. 8e Jaargang. Vrijdag 5 Augustus 1910 No. 7. Drukfeer-üitgever UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER ADYERTENTIEN KERK, BELIJDENIS, ZENDING^ per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent-. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. EEN ZEETOCHT BIJ STORM. En Hy was alleen op't land. En Hij zag, dat zy zich zeer pijnigden orn liet schip voort te krijgen, want de wind was hun tegen; en omtrent de vierde wake des nachts kwam hij tot hen, wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan. En zij, ziende hem wandelende op de zee, meen den, dat het een spooksel was en zij ont zetten zich, want zij zagen Hem alhn en werden ontroerden terstond sprak Hij tot hen en zeide tot hen Zijt welgemoed, Ik ben het, vrees niet. Mark. VI 47b—50. II. Noodig was het geweest, dat Jezus zich ont trok aan de schare, want zij wilden Hem tot Koning uitroepen. Aan deze drang der menigte had Hij zich moeten onttrekken, wijl de be geerte om Hem Koning te maken bij ben voort kwam uit verkeerde beginselen. Hij had de schare dan ook van zich gelaten, en terwijl Hij de jongeren gedwongen had in't schip te gaan, was Hij alleen achtergebleven. Die tegenstelling treft ons: De jongeren zien wij in 'tmidden van den storm, zich pijnigende om 't schip voort te krijgen, en Jezus in de eenzaamheid, teneinde Zijn hart uit te storten voor Zijn God. Doch ge nioogt niet denken, dat Hij hen vergeten heeft. De Evangelist zegt het u wel anders. Hij zag, dat zij zich pijnigden om het schip voort te krijgen. Van den top der bergen, waar Hij was, zag Hij door den donkeren nacht heen den nood, waarin zich de Apostelen bevonden- Hoewei Hij ver van hen verwijderd was, waren zij onder Zijn oog en daarom waren zij veilig. Als zij het maar geweten hadden, zouden zij zich niet verontrust hebben. Dan hadden zij elkander kunnen bemoedigen met de gedachte, dat Jezus over hen waakte. Het was onmogelijk dat zij zouden omkomen, terwijl Hij hen zag. Hier blijkt bet ook, hoe noodig het geloof is. Door het geloof zou de angst en de benauwd heid zijn geweken. Zou Hij weten, hoe het met ons is? Deze vraag kwelde hen en kwelt nog zoo menigmaal het hart, dat in zorg en moeite is. Wij gelooven wel, dat de oogen des Heeren open zijn over allen die Hem vreezen, maar wij missen menigmaal de kracht en de vertroosting daarvan, als wij er de meeste behoefte aan heb ben. En dit komt, omdat ons geloof zoo gering en het wantrouwen zoo groot is. Wij zullen daarom de discipelen niet hard beoordeelen en uitroepenhoe is het mogelijk, dat deze man nen, die zoolang reeds met Jezns hadden om gegaan, Hem niet beter kenden, integendeel moet het ons leeren, hoe we ons dikwerf aan diezelfde zonde schuldig maken, opdat het ge bed. om vermeerdering van het geloof verme nigvuldigd worde. Al ziet Hij, hoe de jongeren zich pijnigen, Hy verlaat daarom nog niet da delijk den berg om hen te helpen. Dit zouden we wel willen, en omdat het niet gebeurt, geven we toe aan de twijfelzucht. Doch dit is niet goed. Al toeft Hij al, Hij kent Zijn tyd, Hij komt, Hij komt gewis. Zie het hier. Omtrent de vierde wake der nacht kwam Hij tot hen, wandelende op de zee. Nadat Hij aan de borst des Vaders had gerust, daalde Hij van berg af, kwam aan den oever, en zette Zijn voeten op het onstuimige water. De woedende zee ligt tusschen Hem en het scheepje der jongeren. Onmogelijk is 't om hen te naderen. Zy zyn van elkander gescheiden. Voor Hem echter zyn er geen onmogelijkheden. Herinnert ge u niet, dat Hij eens de wateren der Schelfzee tot muren stelde, zoodat Zyn volk droogvoets van den eenen oever naar den anderen trok Thans gaat Hij er niet door, maar er over. Die beweeglijke golven dragen Hem. Als over een vasten weg zoo gaat Hij over de wateren heen. Welk een Koning Zoo rustig en zoo kalm als een wan delaar over een straat gaat, zoo beweegt Hij zich over de zee. Hij doet geen enkelen mis trede. Over de richting, waarin Hij zich be wegen moet, verkeert Hij ook niet in 't on zekere. Hij weet, waar Hij wezen moet. Hij vindt hen even gemakkelijk op de zee, als in een stad, in een schip als in een huis. Wij kunnen ons dan voorstellen, hoe visschers in latere dagen, deze gebeurtenis kennende, heb ben kunnen biddenHeere kom tot ons op de zee. Welk een bron van vertroosting schuilt hier voor ieder, die in nood en ellende is. Waar hij zich ook bevinde op het water of aan de vasten wal, in een visscherspink of op een vlieringkamertje, hij mag gelooven, dat de Hei land hem overal ziet en tot hem komen kan. Jezns is bij hem. Nu is het gevoel van den nood geweken. Neen, nog niet. Hij wilde hen voorbijgaan. Was het schip der jongeren dan niet het doel van Zijn nachtelijken tocht Dacht Hij er alleen aan om zelf aan den tegen- overgestelden oever te komen Traag niet meer, maar let liever op de uitwerking, welke Zijn komst had. Hun oog aan de donkerheid gewend had Hem zien naderen. Zij waren al thans opmerkzaam geworden. Met spanning bespieden zij de gestalte welke over de wateren komt. Eerst zijn zij nog niet zeker. Weldra echter is twijfel onmogelijk. Allen zien Hem toch. Het is een menschelijke gestalte. Doch zij herkennen Hem niet. Dit is ook duidelijk. Wie kon op het eerste gezicht ook maar ver moeden, dat Jezus het zou zijn. Zij meenen, dat het een spooksel is. Hun angst vermeer dert. Bij de verschrikking van den storm komt nu nog een verschijning uit een andere wereld. Is het niet genoeg, dat zij strijden moeten met het geweld van wind en golven? Wat zal er nu van deze arme schepelingen worden? Zoo ontroerd als het onstuimig water was, zoo ont roerd was hun hart. Het is nog niet eens vol doende, dat de Heiland komt, dat Hij in de nabijheid is, Hij moet ook Zijn woord spreken. Dit doet Hij dan ook. Daar opent Hij zijn mond. Zijt welgemoed. Ik ben het. Vrees niet. Elke zinsnede heeft beteekenis. Ofschoon de stormwind loeit, toch klinkt zijn woord helder en duidelijkZyt welgemoed. Hoe aan genaam en welluidend zijn deze klanken, die tot hen doordringen. Reeds is een groot deel van de angst geweken. Zij kunnen weer luis teren. Ik ben het. Welk een geruststelling. De onzekerheid wijkt. Het licht breekt in hun donkere harten door. De storm van bin nen is geweken. Vrees niet, nu vlucht ook wat er nog van onrust overgebleven is. Of schoon het scheepje nog even sterk slingert, ofschoon de storm nog niets van zijn kracht verloren heeft, toch zijn zy als in een behou den haven geland. Nu zij het weten, dat Jezus bij hen is, vreezen zij donkerheid noch storm, want zy gelooven, dat geen macht hen nog eenige schade zal kunnen berokkenen. Hoe groot 'is de verrassing, door den Hei land aan Zijn beangste jongeren bereid en hoe zal hun hart daarna van dankbaarheid hebben geklopt, dat zij dezen nacht hadden mogen be leven. Hoe menigmaal heeft Hy ook in latere jaren aan hen die op Zyn heil hoopten, blijd schap en vreugde bereid in uren, waarin zij dachten, dat alle redding uitblijven zou. Hoe waardig is Hij het dat allen, dip in nood zijn, tot Hem omhoog zien en hun hart voor Hem uitstorten, want bij Hem zijn er uitkomsten zelfs tegen den dood. Daar mag een oogen- blik-in Zijn toorn zijn, maar daar is een leven in Zijn goedgunstigheen. Ily wilde hen voor bijgaan, doch Ily deed het niet. Eerst stilde Hij door Zijn woord den storm in hun bin nenste en vervolgens klom Hij tot hen in 't schip. Nauwelijks heeft Hij zijn voeten in 't schip gezet, of de storm legt zich neer, de zee wordt rustig en het vaartuig glijdt over de wateren heen. Eer zij er aan denken, zijn zy reeds aan den oever, waar zij het schip voor anker kunnen leggen. Vaak hebben zij in den yacht gedacht, dat zij nooit ter bestemder plaats zouden komen en nu zijn zy er zonder moeite en zonder inspanning haast. Wat is de af stand, die Hem scheidt van den mensch toch groot. Menschelijke kracht zoo vaak geroemd en zoo vaak bezongen, hoe zwak zijt gij, als de elementen der natuur tegen u den strijd aanbinden de discipelen toonden het ons maar die zelfde elementen kunnen Hem niets in den weg leggen en zij luisteren naar Zijn wenken. Zonder dat Hij zelfs een woord spreekt, leggen zij zich rustig aan Zijn voet neer. Door Zijn tegenwoordigheid alleen temt Hij de woeste zee. En zij ontzetten zich bovenmate zeer.in zich zelf en waren verwonderd. Verwonderen over Jezus' macht en majesteit mogen we ons wel. Treurig is het, als een mensch zulk een geschie denis kan lezen of liooren zonder zich gedwon gen te gevoelen eenige hulde aan Hem toe te brengen. Maar het verdient afkeuring dat de jongeren zich bovenmate verzetten in zichzelf, wijl dit bewijs is, dat zij op zijn vorige daden niet genoeg hadden gelet. En dit is een zondige vergeetachtigheid. Wacht u er voor. Geloof steeds, dat het voor Hem niet te wonderlijk is, dat er voor Zijn macht geen grenzen bestaan. Geef Hem steeds de eer en zing altijd Zijn lof. Hij doet den storm bedaren, De golven zwijgen stil, Nu rijst de vreugdde baren Zijn effen op Gods wil. Nu wykt verslagenheid Na zooveel angstig slaven, Daar God hen veilig leidt In liun begeerde haven. Bouma. LOTËR1J. Door een vriendenhand werd ons bezorgd een boekje, waarin enkele bladzijden handelen over 't spel, met de vraag, of wij het niet wilden op nemen in „Zeeuwsch Kerkblad." Wij voldoen gaarne aan dit verzoek, in de hoop, dat het voor onze lezers een middel zij dat hen versterkt in de overtuiging, hoe verkeerd en zondig alle kansspel is. HET SPEL. De gesteldheid van den mensch veroorlooft hem niet een langdurig werk zonder tusschen- poozen te verrigten hij heeft derhalve dikwijls rust noodig, en alsdan geeft hij zich gaarne over aan de vermaken van het spel, hetwelk zijnen te lang ingespannen' geest verlevendigt, zijne vermoeide ledematen, door eene weldadige verpoozing, verkwikt, en hem tot nieuwen ar beid stemten alléén in dit opzigt is het spel niet te verwerpen. Doch men zij bedacht, om zich niet te laten wegslepen door die spelen, welke slechts op het bederf van zich zeiven of zijne medemenschen uitloopen. Een teugelloos speler wordt weldra zoo verachtelijk, dat nie mand zich meer op zyn woord of zijne eerlijk heid durft verlaten hij brengt niet alleen zijne gezondheid en rust ten offer, maar hij vindt ook geene zwarigheid zyne beste vrienden te bedriegen, over hunne goederen te beschikken, en de laatste hulpmiddelen van zijn ontroost baar gezin op den noodlottigen teerling te zetten, om zijne misdadige speelzucht te bevredigen. De verstandige man geeft zich niet over aan de dwaze hoop, om fortuin te maken door ge vaarlijke kansspelen, die hemzelven en degenen die hem het dierbaarst zijn, voor altijd onge lukkig kunnen maken, wyl hy gevoelt, dat het te moeyelyk is, om daarbij niet uit het spoor der stipste eerlijkheid te geraken. Wanneer men hunkert naar winst, indien men door be drog kan winnen, en men verzekerd is, dat het zelve geheim zal blijven, wanneer men misschien het bedrog als eene bekwaamheid in het spelen aanmerkt, dan bezwijkt men zoo ligt voor de verleidingMen tracht de kwade luimen der fortuin door list te vergoedenvan list komt men weldra tot bedriegerij, en de regtschapen man wordt een eerlooze. De speelzucht is eene der verschrikkelijkste geesels der maatschappij. Hoevele spelers ziet men in voorspoed? Twee of drie gelukkige spelers hebben duizenden tot den bedelstaf gebragt Het is dus groote dwaasheid, om zich vrij willig aan groote verliezen bloot te stellen het is razernij het noodwendige te wagen, om het overtollige te bekomen, en op ééne kaart of den teerling zyn fortuin, zijnen rang en zijnen staat te wagen. En wat blijft hem over, die al zijne goederen en de achting zy'ner medebur geren heeft verloren Berouw, tranen, wanhoop en zelfmoord. Zoowel de geschiedenissen van ons Vaderland en die van andere volken als de dagelyksche ervaring pleiten, helaasslechts te luide voor de waarheid dezer opmerkingen. En ten einde dezelve tot ons hart eenen te gereederen ingang moge vinden, willen wy hier de volgende dicht regelen aanhalen van onzen dichter A. A. Woest- hoff, waarin de gevolgen van het spel op eenen waarschuwenden toon treffend worden afgemaald. De gevolgen van liet spel. Zoo ooit een kwaad op aard' verscheen, Voorzeker, 'twas het spel, De vrucht uit een' gevloekten schoot, Gekoesterd in de hel. o Jongling, die uw teeder hart Aan zynen altaar boeit Leer nit het lot van Leonard, Wat rampspoed daaruit vloeit. 't Was Leonard, de roem van 't Land En zijner oudren vreugd, De luister van zyn braaf geslacht, Het evenbeeld der deugd. 'tWas Leonard, die eiken dag Der wijsheid had gewijd, En zich tot hooger onderwijs Gevormd had, door zijn vlijt. Toen zestienmaal de lentezon Het aardrijk had begroet, Verliet hij, met een' blijden tred, Het vaderlijke goed. De wensch, dat hij, in Pallas school, Den prijs behalen mogt, Bezielde thans zyn vrolijk hart, Verkortte hem den togt. Een tweetal jaren vloden heen (Voor hem van veel waardij), Waarin d'onschatbre, zuivre deugd Hem altoos bleef nabij. De zucht tot meer ontwikkeling Van zijn beperkt verstand Hield, onder den Sirenenzang, Steeds bij hem de overhand. Hij streed in 't strijdperk, onvermoeid, Zoo glansrijk als met eer En plukte, met een rappe hand, Den lauwer keer op keer.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1