Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. BÖUMA en Ds. H. W. LAMAN.
8e Jaargang.
Vrijdag 22 Juli 1910.
No 5.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
1B0HHEMEHTSPBUS
Drakker-Uitgerer
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS DER 1DYERTENTIEH
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Dominé's.
Aan een vriend te San Francisco.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
MIDDELBURG,
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
JOZUA'S TAAK EN UITZICHT.
Toen betuigde de Engel des Heeren
Jozua zeggende: Zoo zegt de Heere
der heirscliarenIndien gij in mijn
wegen zult wandelen en indien gij
mijn wacht zult waarnemen, zoo zult
gij ook myn huis richten en ook
mijn voorhoven bewaren en Ik zal
u wandelingen geven onder dezen,
die hier staan.
Zach. III 6, 7.
Tot dusver werd er over Jozua, den Hooge-
priester gehandeld. Hp stond in zijn vuile
kleederen voor het aangezicht des Heeren.
Aangeklaagd werd hij door Satan. Voor hem
pleitte de Engel des Heeren. Vrijspraak ont
ving hp uit den mond van den Rechter. De
Engel verzekerde liem, dat al zijn zonden weg
genomen waren. En de zalige troongeesten
bepverden zich hem in een zuiver en sierlijk
gewaad te kleeden. Hp zelf sprak geen woord
en verrichtte geen daad. Van liem zelf ging
niets uit. Hij liet zich alles welgevallen. Nog
staat hp stil op zijn plaats. Wat er in hem
omging, daarvan wordt ons niets gezegd. Doch
zoo zal het niet blpven. Het tooneel nadert
zpn einde. Hij kan heengaan, maar niet zonder
dat liem een gewichtige taak wordt toever
trouwd. Uit zijn verder leven moet de vrucht
van de genade, hem bewezen, blijken. Niet te
vergeefs heeft God hem zijn vuile kleeding ont
nomen en hem gehuld in het zuivere priester
lijke gewaad.
Jozua behoort in de wegen des Heeren te
gaan. Om dit te kunnen moet hij beginnen
met nauwkeurig te onderzoeken, welke die
wegen zijn. Hij mag maar niet denken, al het
overige volgt nu wel van zelf. Naar willekeur
mag hp in 't geheel niet handelen. Tot zijn
bittere smart heeft hp ondervonden, wat er van
komt, wanneer hij eigen gekozen paden inslaat
en daarom moet deze ure liem steeds levend
voor 't oog staan, dat hij er diep van door
drongen is, hoe noodig het is, dat ook de
Hoogepriester den juisten weg kenne. Zoodra
lip de wegen des Heeren ziet en weet, waar zij
zijn, moet hij niet aarzelen, ze te bewandelen.
Al wat in hem is, moet volvaardig zijn om
zijn voeten daar op te zetten. Met een vol
standig gemoed moet hij op die wegen vooruit,
al is het, dat zp niet effen zijn en hem ver
moeien. Hp heeft ook niet te vragen, of het
wandelen op die wegen hem bevalthet eenige,
waarover lip zich te bekommeren heeft, is, of
het inderdaad de wegen des Heeren zijn. Als
Hoogepriester moet hp zijn volk voorgaan, hij
moet hun de wegen wijzen, hij moet kunnen
zeggen, dat zp zich hebben te gedragen, zooals
hij in zijn voorbeeld toont. Geheel uit louter
genade heeft hp de vrpspraak ontvangen, maar
niet, opdat hij voortaan zpn eigen wegen zou
bewandelen, maar opdat hij in alles kiezen zou
de wegen, welke de Heere gebaand heeft voor
zijn volk. Wie verlost is uit de macht der
zonde, moet dit toonen in een wandel, welke
den Heere welbehaaglpk is. Gelijk Hij eenmaal
Israël uit Egypte door de Roode Zee deed gaan,
opdat het Hem achterna wandelen zou in de
woestpn, zoo schenkt Hp zpn volk de rijke ver
giffenis van al hun zonden, opdat het voortaan
Hem ter eere zou leven.
Er volgten indien gij mpn wacht zult
waarnemen. Waarschijnlijk zult ge zonder eenige
toelichting wel verstaan, dat dit ziet op de
diensten, welke de Hoogepriester in den tempel
te verrichten had en ge denkt aan de offeran
den, welke hp brengen moest voor zich en het
gansche volk en aan alles, wat tot zijn arbeid
gerekend werd. Nochtans is het wel de moeite
waard, dat ge er op let, hoe deze uitdrukking
blijkbaar aan het militaire leven ontleend is.
Dit nu is opmerkelijk. Welke overeenkomst
kan er zijn tusschen het werk van de priesteren
en dat van een leger, dat bestemd is om de
grenzen van het vaderland te verdedigen. Een
priester is een man des vredes, de krijgsman
draagt het zwaard, een priester verricht een
werk des vredes, de krijgsman leeft van den
strijd. Gij zoudt nog meer kunnen noemen om
uit te laten komen, dat een priester en een
krijgsman een tegenstelling vormen, die naar
't schijnt niets met elkander te maken hebben.
Om die reden is het goed even in te denken,
hoe het komt, dat de Engel des Heeren op deze
wijze spreekt van het werk des Hoogepriesters.
Israël is het volk, dat God tot zijn Koning
heeft. Zijn roeping is het den Naam des Hee
ren uit te roepen in 't midden van een wereld,
welke zich nederbuigt voor goud en zilver, voor
hout en steen. Tusschen Israël en die wereld
gaapt derhalve een diepe kloof enwamieerhet
volk zich kwijt van zijn taak, dan zal de strijd
niet uitblpven. De tempel was de woning,
waarin Israëls Koning zich bevond en de
priesteren waren zijn dienaren die Hem steeds
omringden en in Zijn nabijheid waren. Gelijk
nu een lijfgarde vooral in dagen van strpd
nauwlettend de wacht over den Koning houdt
n niet duldt, dat eenige vijand tot hem door
dringt, zoo hadden de priesters tot taak 0111 de
wacht van Israëls Koning waar te nemen. Zij
moesten zorgen, dat het Huis des Heeren be
waakt werd bij dagen en bij nachten, voor de
veiligheid van hun Koning moesten zij instaan.
Gedachtig moesten zij zpn, dat er allerlei vij
anden waren, die het gebied van dezen Koning
trachtten te overweldigen.
Aan dezen arbeid was een heerlijk loon ver
bonden. Deze machtige Koning waardeert elke
trouw, kroont elke toewijding, en drukt het
stempel Zijner goedkeuring op eiken dienst,
Hem bewezen. Ingeval Jozua de aanwijzing
van den Engel volgt, zal hij Gods huis mogen
richten. Hij zal aan het hoofd staan van die
menigte van Gods dienaren, die dagelpks in
zpn voorhoven verkeeren. Hp zal hun aller
werk regelen en ieders arbeid bepalen. Aan
zijn oordeel zullen allen zich mooten onder
werpen. Wat hij besluit, zullen de anderen
moeten uitvoeren. Ieder zal doen, wat hij hem
gelast. Hij zal het recht onder hen handhaven,
hij zal zorgen, dat steeds alles toegaat naai
den regel, welke voor het heiligdom geldt. Bij
de macht, welke hp ontvangt, zal hij de eere
genieten om de voorhoven van Jehovah te be
waren. Is er hooger eere voor een mensch op
aarde denkbaar Hoe hoog staat deze taak en
welk een vertrouwen moet hp genieten, aan
wien zp opgedragen kan worden. Het streelt
een krpgsnian, als hp in dagen van oorlog de
veldtent van zpn Vorst moet bewaken, maar
welk een blijdschap moet het dan wel verwek
ken in de ziel van een man als Jozua, dat hij
het huis van zijn Koning mag richten en be
waken tevens.
Nog meer belooft de Engel des Heeren aan
den Hoogepriester. Ik zal u wandelingen
geven onder hen, die hier staan. Wp zagen,
dat de zalige troongeesten ook bp dit gezicht
tegenwoordig waren. Zp waren getuige ge
weest van alles wat hier voorviel. Met blpd-
schap hadden zij het bevel volvoerd en hadden
het vuile gewaad weggenomen en de zuivere
kleederen Jozua aangetrokken. Het is duide
lijk, dat de Engel op hen het oog heeft, als
Hij zegtIk zal u wandelingen geven onder
dezen, die hier staan. Als Jozua zijn werk op
aarde trouw had volbracht, als hij in de wegen
des Heeren teneinde toe had gewandeld en des
Heeren wacht ijverig waargenomen, dan zou
hp van de aarde overgaan en toegelaten wor
den tot de onmiddelpke nabijheid van den
Troon, opdat hij onder de Engelen zijn plaats
mocht hebben en zich verlustigen in den Heere,
zpn God. Welk een zalig uitzichtOp aarde
was het voortdurend strpdin den hemel een
volkomen overwinning op aarde was het moeite
en zorg, in den hemel wachtte hem de rust
welke er overbleef voor al het volk, dat met
hem een levendig besef van eigen onreinheid
had gekendop aarde bleef hem de zonde
aankleven en zou steeds zpn kleed bezoedelen,
in den hemel zou hij geheel zuiver ja smette
loos rein zijn als de Engelen. Waarlpk, het
was een bemoediging om hem tot een trouwe
vervulling van al zijn verplichtingen te brengen.
Wij hebben trachten aan te toonen, dat deze
woorden duidelpk aanwijzen, wat van den
Hoogepriester Jozua verlangd werd en nu
zeggen we nog, dat die taak geheel paste bij
de dagen des O. Testaments. Doch daarmede
verklaren we niet, dat er in 't geheel
geen leering voor ons in ligt. Als we deze
opwekking losmaken van alles wat uitsluitend
Jozua gold, dan houden we over een aanwij
zing, dat ieder, die zijn hope alleen op God
stellen wil, in oprechtheid heeft te wandelen
in de wegen, welke God in Zijn Woord ons
toont. Wij mogen onze voeten niet zetten op
wegen, die van Hem afvoeren wp mogen geen
eigen gekozen paden betreden, maar wp moeten
met onze beide voeten staan op den weg, ons
duidelijk in het Woord gewezen. Open moet
uw oog zijn om alle gevaren, welke u bedrei
gen te kunnen onderscheiden, om alle verzoe
kingen, welke u terzijde afleiden willen, in
haar schandelijke toeleg te kunnen doorzien.
Niet toegeven moogt ge aan de traagheid des
vleesches, maar wakker moet ge zpn om steeds
gereed te zijn in alles wat de Heere beveelt.
Trouw behoort ge u te houden aan alle de
inzettingen des Heeren, want Hij let op u en
Hij eischt, dat ge uit erkentelijkheid voor Hem
wandelen zult. En al hebt ge dan geen ambt
in Zijn Kerk, en al bekleedt ge dan geen liooge
plaats in de maatschappij, gp zult uw loon
geenszins verliezen. Die belofte, dat Hij u
kroont met Zijn gunst, en dat Hij uw arbeid
zegent, stale u bij alle inspanning zij bekwame
u tot elke taak en zij sta steeds helder voor
uw oog, opdat ge u eens met de heilige Engelen
verblijden moogt over het heil Zpner groote
daden. Wie in ootmoed en in oprechtheid voor
Hem wandelt, hij zal genade en eere vinden.
Hij onze God toch geeft mild en verwijt nooit.
Want God de Heere zoo goed, zoo mild
Is. ten allen tpd een zon en schild
Hij zal genad' en eere geven.
Hij zal hun 't goede niet in nood
Onthouden zelfs niet in den dood
Die in oprechtheid voor Hem leven
Welzalig Heer, die op U bouwt
En zich geheel aan U vertrouwt.
Boüma.
Naar veler gedachte zal er straks voor de
Geref. Kerken een te kort aan predikanten zijn,
en daarop mag de aandacht wel gevestigd
worden. Het is niet zonder bedenking, dat er
weinige jongelingen zpn, die lust hebben om
eenmaal Herder en Leeraar te zijn. Toch ge
loof ik nog, dat het wel wat overdreven voor
gesteld wordt. Vaak gebeurt het, dat er ge
zegd wordter zpn zoovele studenten in de
Theologie en er zijn zoovele vacante Kerken,
maar men vergeet er bp te zeggen, dat er onder
die vacante verschillende schuilen, zoo klein en
zwak, dat zp nooit een beroep uitbrengen.
Wil men dus juist zijn, dan moeten deze er
eerst afgetrokken worden. Bovendien moet er
ook op gelet worden, dat tot dusver sommige
gemeenten, die een tractement van nog geen
duizend gulden geven steeds een predikant
kunnen krijgen. Zonder daaruit te veel te
willen afleiden, blpkt daaruit toch wel, dat de
schaarschte, althans op dit oogenblik, nog niet
groot is.
Maar dit daargelaten kan het toch wel zpn,
dat we in de naaste toekomst zeggen moeten:
het aantal predikanten is te klein en ik vlei
mp, dat er in dit geval eens ernstig onderzocht
zal worden naar de oorzaken, waarom het zoo
is. Op dit oogenblik is de zaak nog niet
dringend en nu heb ik er niet tegen, dat er
gepoogd wordt om duidelijk te maken, wat ons
straks te wachten staat, ook al mocht het niets
geven. Wat wij intusschen wel doen kunnen, is
in herinnering te brengen, wat niet is zooals
het behoort te zpn. Op enkele daarvan heeft
Laelius in een brief aan een vriend te San
Francisco gewezen, welke afgedrukt staat in
de Friesche Kerkbode van 8 Juli en die we
hier laten volgen
Amice.
Als het bij U gaat als bij ons in Nederland
dan zijn de dominees nog al vaak in bespreking.
Dommees zpn menschen die zelf veel zeggen
maar ik geloof dat er meer over hen gezegd
wordt dan door hen gezegd wordt. Ze worden
hier ook nog al eens in de couranten besproken,
dan in dit opzicht en dan in dat opzicht. Op het
oogenblik begint het weer. Ds. Lonkhuizen heeft
een brochure geschreven over de tractementen
van de dominees en in het „Kerkbkd" van
Friesland worden ze besproken van de zpde
van het beroepen. Nu vind ik zelf in dit een
en ander ook wel zooveel, dat ik U ook over
dominees wat schrpven wil.
Gp zult er vreemd, van opzien, als ik zeg,
dat het leven van een dominee hier erg kort
is. Het wordt door velen niet langer geacht
dan 10 a 15 jaar. Ge vraagt: „hoe bedoel je
dat?" Natuurlijk niet rechtstreeksch maar ik
zal het nader zeggen. De studie die aan het
dominee zpn voorafgaat is al aardig hoog op
gevoerd.
Een heel getal studeerenden zpn al over de
25 jaar oud, enkelen al tegen de 30 jaar oud,
eer ze goed en wel in de pastorie zitten en eer
ze aan een gemeente verbonden zpn om als herder
over de kudde te staan. Ge zegt misschien,
nu als ze dan tot 65 of 70 jaar dienen, dan
hebben ze toch vele jaren van werkzaam leven.
Dat is ook zoo. Maar nu moet ge weten dat
tegenwoordig een dominee die 40 jaar oud is,
zoo wat geacht wordt als af te zpn, althans te
oud om voor een werkkring in aanmerking
te komen.
Een feit is het tegenwoordig, dat het tot een
uitzondering behoort dat een dominee van 40
jaar en daarboven nog een beroep ontvangt.
Hij leeft dan wel in zpn eigen gemeente, en
die gemeente waardeert hem nog wel als een
werkkracht in de Kerk, maar andere Kerken die
beroepen uitbrengen zeggen dat zoo'nmanzpn
tpd gehad heeft. Dus een leven van 15 jaar,
zeg, in het gunstigste geval 20 jaar, dat is
naar hun oordeel de levensduur van een do
minee. Zou u wel menschen kunnen noemen
waar het ook zoo mee is? Ik niet.
Met 25 jaar wordt men te jong geacht, met
40 jaar te oud. Dus als ze juist in de volle
kracht zpn.
Dan nog een bijzonderheid in het oordeel
der menschen over dominée's, waar ge, als ge
eens achter het gordpntje gezien hebt, ook wel
om lachen kunt. Wie denkt ge dat door velen
hier de beste dominée's geacht worden? Die