Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOUMA en Ds. W. LAMAN. 8e Jaargang. Vrijdag 8 Juli 1910. No 3. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drakker-Ditgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER AD TERTENTIEN KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Ter gedachtenis. per half jaar franco per post 70 cent Enkele nummers8 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. JOZUA'S VRIJSPRAAK. Jozua nu was bekleed met vuile kleederen als liy voor het aange zicht des Engels stond. Toen ant woordde Hij en sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggendeDoet deze vuile kleederen van hem weg. Daarna sprak hij tot hemZie, Ik heb uwe ongerechtig heid van u weggenomen en Ik zal u wisselkleederen aandoen. Zach. III 3, 4. Jozua nu was bekleed met vuile kleederen. De opmerking is gemaakt, dat het in Ooster- sche landen gewoonte was om een beschuldigde in kleeding van een bepaalde kleur te doen verschijnen voor den rechter en dat ook hier daaraan gedacht moet worden. Dit kan wel waar zijn. De stemming van het hart spiegelt zich wel af in het kleed. Wy kennen ook nog wel het onderscheid in 't gewaad. Voor een rouwdragende past een ander kleed dan voor een bruiloftsgast. Een oude van dagen kleedt zich anders dan iemand van jeugdigen leeftijd. Ook de Schrift kent dit verschil. Het witte kleed is het zinnebeeld van reinheid en blijd schap. En zoo is het vuile kleed waarin Jozua voor den Engel des Heeren stond, ook het beeld van de onreinheid zyns levens. Door het vuile kleed wordt ons ook duidelijk, hoe het kwam, dat de Hoogepriester geen woord ter verdedi ging sprak. Het herinnerde hem levendig aan de onzuiverheid van zijn hart en wandel en het legde hem een pijnlijk zwijgen op. Hij kon met grond niets tegen de beschuldigingen in brengen. Hij was er van overtuigd, dat hij schuldig stond en dat de Rechter hem veroor- deelen kon. Met welk een siddering zal hij gehoord heb ben, hoe Satan de eene aanklacht na de andere tegen hem inbracht. Hoe donker werd voor hem de toestand. Wie zou hem uit deze on gelegenheid bevrijden Met welk een spanning zal hij geluisterd hebben naar het pleidooi van den Engel des Heeren. Elk woord was balsem voor de wonden zyner consciëntie. Was er geen hoop voor hem, wanneer hij op zich zelf zag en ontbrak hem elke grond ter verwach ting, hij herademde, toen de Engel tegen den Satan optrad en wees op de verkiezing des Heeren en op de redding van het gansche volk. Bij elke zinsnede hief zijn hoofd zich weer liooger, want er daagde licht in de donkerheid. De vrees, welke hem overvallen had als een gewapend man, begon te wijken en er kwam weer ruimte om zijn hart. Er wordt niets van gezegd, wat de Rechter heeft gesproken, maar uit wat er volgt, is het wel op te maken. Sa tan kreeg het tegendeel van wat hij verlangde. Hij zelf werd veroordeeld en hij schijnt zich spoedig verwijderd te hebben. De profeet achtte het niet eens noodig om er afzonderlijk melding van te maken, want hij kon wel be grijpen, dat ieder die met belangstelling zijn mededeelingen las, het vanzelf zou verstaan. Wij achten het echter belangrijk genoeg om er nog met een enkel woord op te wijzen. Satan, wiens lust het is de broeders aan te klagen, was hier met een opgericht hoofd ver schenen, meenende, dat hij wel slagen zou in zyn snood plan. Hy had alles goed overwogen en het kon niet missen of de goddelijke recht vaardigheid moest hem wel in 't gelyk stellen. Overmoedig als by is, twijfelde hij niet, of hij zou zijne begeerte wel verkrijgen. Daaruit blijkt ons op nieuw, dat hij wel veel weet, maar dat hy zich toch maar geen voorstelling kan maken van de verzoening. Met de ver borgenheden van 't Koninkrijk der hemelen blyft hij onbekend. Daar kan hij met zijn scherpzinnig verstand niet bij. Hij had er dan ook niet op gerekend, dat de Engel des Hee ren voor Jozua pleiten zou. Dit kwam hem onverwacht voor. Spoedig begreep hij nu, dat hij hier niets meer uitrichten kon. Daarom sloop hij weg. Als hij beschaamd had kunnen wor den, dan zou hij het toen geweest zijn. Neem het ter harte. Satan is zeker een listige, snoode geest, die over vele gaven beschikt, maar al zijn stryd loopt niet uit op den ondergang van Gods volk, maar op zijn eigen verderf. Hy zelf kan u geen wezenlijke schade toebrengen, indien gij geborgen zijt achter het schild van den oversten Leidsman en Voleinder des ge- loofs. Nadat de vrijspraak afgekondigd en Satan vertrokken was, neemt de Engel des Heeren opnieuw het woord en spreekt tot hen die voor Zijn aangezicht stonden. Hieruit weten we, dat er ook Engelen in de rechtszaal aanwezig wa ren. Deze stonden voor het aangezicht van Jozua's Heilbezorger. Zy zyn altijd bij Hem, gereed om te letten op Zijn wenken en Zyn bevelen te volvoeren. Tot hen zegt Hij doet deze vuile kleederen van hem weg. Geen oogen- blik langer mag hij ze om den schouder hebben. Het teeken van zijn schande moet voor altijd verwijderd worden. Ook dit woord was voor Jozua een blijde en zalige tijding. Duivels- kleederen waren hem zoo hinderlijk geweest en zij ontsierden overal een man, die in een zuiver gewaad voor Gods aangezicht het Hooge- priesterlijke werk moest verrichten. Zoolang dit vuile kleed aan hem bleef, zou hij nooit meer vrijmoedigheid gevonden hebben den ar beid in den tempel te doen en aan 't hoofd te staan van het priesterlijke werk dat bestemd was om den levenden God te dienen. Vervolgens wendde hy zich tot Jozua zelf, opdat deze volkomen verstaan zou, welk een heerlijke weldaad hem te beurt gevallen was. Het woord, dat hij nu spreekt, geeft toch licht over het bevel aan de Engelen verleend. Zie, daarmede wekt hij Jozua's aandacht op, en het is wel de moeite waard, dat hij deze geeft op-, wat hy nu zal hooren. Als een schat be hoort hy het te bewaren en onuitwischbaar moet het in zijn geheugen staan. Ook in latere dagen kan het nog een bron van ryke vertroos ting zijn en hem sterken, als het ongeloof zich doet gelden en het geweten zijn beschuldigende stem verheft. Ik heb uwe ongerechtigheden van u weggenomen en Ik zal u wisselkleederen aandoen. Zoo verdween voor Jozua's besef de laatste donkerheid, want als de Heere zijn onge rechtigheid'weggenomen had, dan was er ook geen oorzaak meer om het vuile kleed te dra gen. Hier komt het ook weer duidelijk aan 't licht, dat we niet met een geschapen Engel te doen hebben, want ofschoon de Engelen ge noemd worden krachtige helden, en één hunner een geheel vijandig leger verslaan kan, toch hebben zy geen macht om de zonde weg te nemen. Een Gabriël, die voor God staat en steeds in Zijn gunst deelt, vermag veel, maar hij zou niet een enkele ongerechtigheid kunnen wegnemen. Maar de Zoon des Vaders, die onze Hoogepriester is, neemt alle ongerechtigheid volkomen weg, zoodat er niet een enkele van overblijft. Zelfs geen zweem blijft er van over'. Welk een macht moet de Zijne wel wezen. Waartoe echter wordt ons dit zoo duidelijk meegedeeld Zeker, opdat wy weten zouden, tot wien wy hebben te gaan. Er leven velen, die zich om hun ongerechtigheden nooit be kommeren. Zy hebben natuurlijk ook niet de vraag in het hart, hoe zy daarvan bevrijd zullen worden. Het gaat hun niet aan. Maar zoo is het naar ik hoop bij u niet. Ik wil ver trouwen, dat gij uwe ongerechtigheden ziet, dat gij af keerig zijt van uwe zonden. Bij u is het meer dan een gedachteloos uitspreken, als gij bidt: Va der, die in de hemelen zijt, vergeef ons onze schul den, gelijk wy vergeven onzen schuldenaren. Welnu, dan hebt ge ook weieens overdacht, hoe gy van die ongerechtigheden verlost zult worden. Ik ga nog verder Gij hebt u ge wend tot den eenigen Redder en gij hebt Hem gebeden, dat Hij zich' over u ontfermen wilde. Maar daar is het bij gebleven. Soms beschul digt uw geweten u en roept een stem van binnenHoe zal het u zijn, als Hij u onder zoekt en dan gevoelt gij weer aandrang om te pleiten op de zoenverdienste van uwen Heiland. Doch gij weet bij dit alles de blijde bewust heid dat God u genadig is. Er is wel een stille 'hoop, dat gij eenmaal in den dag des oordeels barmhartigheid vinden zult, maar de vraag komt telkens op, of ge u ook misleidt. Wat er aan te doen? Hoe uit die onzekerheid verlost te worden Ziehier de weg. Jozua stond voor 't aangezicht des Engels. Hij bleef daar staan niettegenstaande dat Satan hem be schuldigde en hij zich niet verdedigen kon. Hij vluchtte niethij bleef waar hij was. Jïïij wachtte. Eerst wilde hij hooren, wat de Rechter zelf spréken zou. Volg zyn voorbeeld. Kom niet alleen voor het aangezicht des Heeren met een verootmoedigd hart en met een belijdenis van schuld op uwe lippen, maar wacht, wacht geduldig. Geef de hoop niet op. Blijf ge- looven, dat er barmhartigheden zijn die tegen de oordeelen roemen. Er is maar Eén, die u de vo'lle zekerheid schenken kan en Hij wil het ook. Hij spreekt nog altyd tot allen, die voor Hem leven en die tot Hem opzien. Op Zijn tijd zal Hij u zeggen: uwe zonden zijn van u weggenomen, zoo duidelijk, zoo krachtig, dat ge er niet meer aan twijfelen kunt. En dit eerst dryft de vreeze uit en doet de blijd schap groeiën. En Ik zal de wisselkleederen aandoen-het is niet genoeg, dat Hij de ongerechtigheden wegneemt, Hy moet ook de wisselkleederen schenken. Maar Hij doet liet ook, wisselklee deren voor dat vuile gewaad. Het kleed der schande vervangen voor dat der eerewant als Jozua zich vertoonen kan in het kleed, dat Hy uit de hand van den Engel ontvangt, dan. kan Hij overal verschijnen, dan gaan alle deuren voor hem open, dan zal geen Cherub hem terughouden, indien hij de poort des he mels binnentreedt en voor God zich wil stellen. Hoe rijk is de genade van onzen Heere Jezus Christus, waarlijk, Hij richt de neergebogenen op, Hij omgordt de zwakken met kracht, Hij geeft den hongerenden brood en den dorstigen drinken. Hij is het waardig, dat gij Hem te voet valt en uit Zijn hand ontvangt, wat gij behoeft. Ik blijf den Heer verwachten Myn ziel wacht ongestoord Ik1 hoop in al mijn klachten Op Zijn onfeilbaar woord Mijn ziel vol angst en zorgen wacht sterker op den Heer Dan wachters op den morgen Den morgen ach, wanneer? Bouma. Reeds het vorig nummer kon „Zeeuwsch Kerkblad" de droeve tijding brengen, dat ds. J. van Andel, emeritus-predikant te Gorkum overleden was. Velen ook in onze provincie hebben hem gekend en treuren over zyn heen gaan. En er is oorzaak voor. Hy was niet jong meer. De grens, door Mozes aangegeven had hy bereikt, want hy was één- en-zeventig jaar. Ook was hy in den laatsten tyd lydende, zoodat hy in lang niet meer den kansel heeft kunnen betreden. Toch arbeidde hy nog altyd en zyn arbeid werd in zeer rui men kring gewaardeerd. Te Kampen had hy zyn opleiding ontvangen, en wekte de verwachting, dat hy eens een zeer begaafd man zou zyn. Zyn leermeesters en mede studenten zagen in hem een jongeling met zeldzamen aanleg en zy werden daarin versterkt, naarmate hy in zyn studiën vorderde. Toen reeds had hy zyn eigen kyk op de dingen en hy had karakter genoeg om dit te laten uit komen. Al vroeg is hy begonnen met voor de pers te werken en zyn stukken onder den titel „De Avondster" werden met graagte gelezen en zeer gewaardeerd. Als predikant kwam hy te Leeuwarden ge heel in zyn kracht. Schriftuitlegging was zijn sterkte en haast elke preek legde getuigenis af, dat hy wist te dringen in den rijken zin van het Woord des Heeren. Voor velen ging hy te hoog en te diep beide, maar wie goed onderlegd was in de waarheid, genoot. De oor spronkelijkheid van zyn geest fonkelde in zyn woord en allen kwamem-onder den machtigen invloed, welke van hem uitging. En als op een Zendingsdag de Christelijke, Gereformeerden uit alle steden en dorpen van Friesland geko men waren en hy het woord kreeg, dan hingen zy aan zyne lippen en zy droegen zyn woord naar alle hoeken van de provincie. Vurig van geest als een Apollos en machtig in de Schriften was het een lust aan zyn voeten te zitten en naar hem te hooren. Het echte idealisme, dat er in het Evangelie zit, kon hy toonen en hy wekte het heimwee naar de volle verlossing. Ook op de kerkelijke vergaderingen was hy een man van groote beteekenis. Over de netelige kwesties ontstak zyn woord licht en hy wist den weg te wijzen, waarlangs de kerken veilig konden wandelen. Nooit drong hy zich zelf naar voren, maar zyn eminente gaven brachten hem van zelf op de eerste plaats. Hy heeft den overgang meegemaakt van de christelijke ge reformeerde kerk tot de vereenigde kerken in 1892 en steeds werd ook tijdens de onderhan deling over de beide kerkengroepen een groot gewicht aan zijn oordeel gehecht. Het behoeft niet te verwonderen, dat hij meermalen aange wezen werd om den voorzitters-zetel van een Generale Synode in te nemen, want hy kon zulk een vergadering leiden, gelijk het behoorde. Ook nadat hij Leeuwarden verwisseld had met Gorinchem, kwam hy op de Generale Synode en steeds bleef hy een man, die door zyn ken nis en zyn welsprekend woord zijn plaats waardig innam. Aan geen academie had hij den doctorstitel gehaald, maar hy was een godgeleerde in de rechte beteekenis van het woord. Hoevele bijbel boeken hy uitgelegd heeft, zou ik niet durven zeggen, maar wel weet ik, dat zyn boeken, waarin hy zyn gedachten neergelegd heeft, hem lang zullen overleven. Menige dominé, niet alleen in onze Kerken, maar ook daar buiten raadpleegt Van Andel, als hy zich neergezet heeft om over een tekst na te denken. En allen zyn ze het er over eens, dat hy een uitnemende gids is, die de bergen en de dalen, de stroo men en de rivieren der H. Schrift gekendheeftals weinigen. Ik herinner my, dat hy eens hy was nog in Leeuwarden zeideik wil nog gaarne eenige jaren leven om na te gaan, wat God aan Zyne gemeente in Zyn woord heeft gezegd. Die wensch is vervuld en het is tevens gebleken, dat hy in die jaren steeds weer ge graven heeft in de rnynen van Gods getuige nissen. Waarlijk, hy had het woord des Heeren lief, het ging boven alles, wat de aarde heeft. Aan politiek deed hy niet, maar wel aan de sociale kwestie. Studie van het Oude Testament

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1