Synode. Wy hebben daartegen bezwaar. We waardeeren we, dat de Kerken zich uitspreken over deze zaak, wel erkennen we gaarne den ijver en den gloed, waarmede velen onzer er voor ijveren, maar het komt ons vreemd voor, dat predikanten en ouderlingen als burgers het laatste program van actie van de anti revolutionaire party goedgekeurd hebben en nu op de kerkelijke vergaderingen iets begee- ren, 't welk onder de huidige staatkundige toe stand vrijwel onmogelijk geacht moet worden. Het lijkt ons nog altijd toe, dat het, wanneer die zaak hun zoo woog, loyaler ware geweest, om te doen, wat prof. Lindeboom en enkele anderen gedaan hebben. Deze laatsten staan geheel vrij om de Kerken daartoe op te wekken, omdat zij vóór de laatste verkiezing ons volk gewaarschuwd hebben. Zij hebben gezegdga niet met dit program van actie mede, wanneer gij de gevolgen niet wilt. Juist, omdat deze stemmen luide door heel het land geklonken hebben, kan niemand zeggen wij hebben het niet geweten, want al hadden onze eigen bladen geheel gezwegen, de liberale woordvoerders en de couranten van links hebben wel gezorgd, dat het ter kennis gebracht is van ons allen. En het wil mij nog altijd voorkomen, dat wij ons zelf gelijk moeten blijven. In dagen van verkiezing zeggen ter wille van het behoud der coalitie zullen we maar doen, alsof de toepas sing van dit bevel Gods minder dringend is, om daarna met alle kracht te ijveren, dat we het verkrijgen, is, dunkt me, niet van twee slachtigheid vrjj te pleiten. Doch daarover wil ik niet verder uitweiden. Een ieder zij in zyn gemoed ten volle over tuigd. Maar ik wil mijn blijdschap te kennen geven, dat de Heraut begonnen is met de vraag onder de oogen te zien, wat in dezen de roeping der Kerk is. Zoo komen we verder. Wij zijn dan ook benieuwd op welke gronden de Heraut zijn stelling verdedigen zal en eveneens, wat er aan andere zijde tegen ingebracht zal wor den. Wij krijgen naar allerwaarschijnlijkheid een debat, dat Vol leering zal zijn, en dat de nevelen, welke er nu hangen, wel verdrijven zal. Het is nu eenmaal aan de orde en de zaak is belangrijk genoeg, om daarover nu eens het volle licht te ontsteken. En nu de mannen zich opmaken, die daarvoor de gaven en de gelegenheid ontvangen hebben, kunnen we er op rekenen, dat we gewichtige dingen verne men zullen. Zoodra de zaken helder genoeg zullen zijn, hopen we aan onze lezers mede te deelen, welk licht er ontstoken is. Zonder dat we nog wisten, dat dit er uit geboren zou worden, hebben we ons reeds over deze bespreking verheugd, want er wordt in onze tijden veel gesproken en geschreven, maar soms scheen het, alsof de kerken gekomen wa ren in een tijd, waarin zij zich alleen bezig hielden enkel met inwendige aangelegenheden. Er zijn zoovele vragen welke onze tijd naar den voorgrond brengt, en meermalen werd de op merking gemaaktkunnen de kerken maar doen, alsof zij er niets mee te maken hebben. Maar er komt nu beweging, welke reeds op ziehzelve verblijdend is, en wanneer we nu ook nog te weten komen, waar precies de gren zen van de roeping der geinstitueerde kerken liggen, dan kunnen we vooruit. Nu heerscht er nog te veel onzekerheid en die maakt het arbeiden niet gemakkelijker. Wij gelooven, dat het Woord des Heeren altijd een lamp voor den voet en een licht op het pad is, doch wij zien niet altijd onderscheiden de taak, waaraan we ons geven moeten. De dagen welke we be leven, roepen om getrouwen en nanwgezetten arbeid van Christus' kerk en daarom is het te wenschen, dat ook deze bespreking ons inlicht en dit mogen we wel vertrouwen. Bouma hij vroeg er niet naar of de menschen tot zijn Kerk behoorden waar hij gelegenheid vond, daar zaaide hij het Woord, wetende, dat zijn arbeid niet ijdel zou zijn. Ook zijn er in zijn leven donkere dagen ge weest, maar het geloof, dat God uit elke duis ternis het licht zou doen voortkomen, hield hem steeds staande. Een paar malen heb ik hem hooren preeken, en hoewel dit reeds meer dan dertig jaar geleden is, toch herinner ik goed, dat zijn woord op mij indruk maakte, wijl uit alles bleek, dat die man met waren ernst den opbouw van Jeruzalems muren zocht. God heeft een rijken zegen gegeven op het werk van dezen dienstknecht en zijn naam zal in die streken in zegening blijven. Wegens lichamelijke zwakte had hij emeri taat aangevraagd en de Kerk welke hij diende en de Classis, waartoe hij behoorde hadden het eervol verleend, doch eer de dag aangebroken was, waarop hij het verkrijgen zou, kon hij zijn reisstaf neerleggen en heengaan naar de stad, welke fondamenten heeft, en waar hij inderdaad rusten kan van zijn zwaren arbeid en vele moeiten. Wat een voorrecht is het toch, wanneer we in 's Heeren Naam arbeiden mogen, zoolang het dag is, want hoe wonderlijk zal het zijn te mogen hoorenWel gij getrouwe dienst knecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten. Bouma. UIT HUT LEVJKN. Ter gedachtenis. Hoewel ds. Huls, 'die dezer dagen te Nieuw- Amsterdam overleed, weinig bekend in onze provincie was, willen we toch een enkel woord aan zijne gedachtenis wijden. Eerst heett hij gestaan in een achterhoek van Friesland en daarna jarenlang in een achterhoek van Drenthe. Hij was een man van middelmatige gaven. Maar hij heeft er mee gewoekerd. IJver voor het heil der zielen en voor de uitbreiding van het Koninkrijk der hemelen heeft hem aan houdend doen arbeiden. Altijd was hij bereid om te werken, waar hem een deur geopend werd. Wie de streken kent, waar hij zijn krachten besteed heeft, weet, met welke moeite dit gepaard ging. In de lange donkere avon den van den herfst en en den winter trok hij er op uit, ging van huis tot huis, onderwees ouden en jongen in den weg des Heeren en vergaderde allen, die eenigermate voor de waarheid toegankelijk waren. Nooit waren hem de afstanden te groot, nooit waren de wegen hem te slecht, nooit waren de paadjes hem te smal, nooit was het weer hem te on gunstig. Wat heeft hij een menschen bezocht, wat heeft hij een begrafenissen geleid, want Den Heer V. te S. Waarde Vriend en Broeder! Het wordt tijd, dat ik U weer het een en ander mededeel omtrent het verhandelde op de Particuliere Synode in betrekking tot de Zen ding. Een week is toch zoo spoedig voorbij. Dat bemerkt ge het best bij dien arbeid, die van week tot week op vaste tijden geregeld wederkeert. Ge herinnert u zeker nog wel, dat ik bezig was het rapport der Zendingsdeputaten vooru af te schrijven en dat ik u beloofd heb u heden de uitwerking der onderdeelen te geven. Welnu, deze belofte zal ik nu vervullen. Het rapport luidt verder aldus „Van de uitvoering der eerstgenoemde taak is reeds blijk gegeven door de plaatsing van het tweetal concepten in de beide provinciale Kerkbladen. Het zal niet noodig zijn de wor dingsgeschiedenis in den breede uiteen te zetten. Volstaan we met de mededeeling, dat onze redactie en samenstelling vrucht is van histo- risch-critisch onderzoek. De zendende kerken Amsterdam, Utrecht, Heeg, Kampen en Delft waren zoo vriendelijk hare bepalingen en in structies toe te zenden, waarmee we onze winst hebben gedaan. De vraag, welke kerk de uitzending op zich nemen zou, bleek niet zoo gemakkelijk als op 8 Dec. 1909 verwacht werd. Na de buitenge wone Synode is een officiëele uitnoodiging ge zonden aan Middelburg A met verzoek als zendende kerk op te treden. Tot bevreemding van deputaten stelde Middelburg A echter de uitdrukkelijke voorwaarde, dat er vooraf f 6200 aan bijdragen werd toegezegd. Dit wekte be vreemding; omdat niemand der deputaten van een dergelijke voorwaarde had gehoord en er ook ter Synode niets van gebleken is. Toen evenwel Middelburg A genoemde voorwaarde handhaafde, hebben deputaten besloten haar te schrijven, dat, mocht ze hierop blijven staan, de uitnoodiging zou gezonden worden aan Koudekerke, dat bereid bleek de taak onvoor waardelijk te aanvaarden. Hierop is nog geen antwoord ingekomen. Een samenspreking, gis teravond gehouden, heeft niet die resultaten opgeleverd, welke deputaten hadden verwacht. Middelburg A kwam nog met een andere voor waarde, dat bij eventueele ontrouw van één of meer classes de zendende kerk zich liet recht voorbehoudt, haar taak over te dragen aan de Provinciale Synode. Het meest gewichte punt is evenwel de keuze van het terrein. Beslist was, dat öf Solo of Bandjar Negara zal aanvaard worden. En nu hadden deputaten in opdracht die beiden tegen elkan der in de weegschaal te leggen. Deze opdracht heeft niet weinig hoofdbrekens gekost. Aanvankelijk scheen de keuze zeer spoedig beslist. De gegevens, hier ter lande verzameld, deden den evenaar ten gunste van Bandjar- Negara doorzwikken. Prof. Rutgers was van oordeel, dat een medische hulpdienst te Solo misschien noodiger zou zijn dan de eigenlijke Zending. Ds. Dijkstra achtte in zijn laatste schrij ven Bandjar-Negara het meest aannemelijke terrein voor Zeeland, mede omdat het beter is te overzien dan heel Soerakarta. Van ds. Breu kelaar kwam de mededeeling in, dat Amster dam allicht op Solo beslag zou leggen, wanneer het voor de Zending open kwam. En ds. Adri- aanse gaf gunstige inlichtingen over Bandjar- Negara als een beteekenend centrum in een volkrijke streek, waar de Islam nog weinig is doorgedrongen. Deputaten besloten hierop alle middelen in het werk te stellen om tot meer dere kennis van Bandjar-Negara te komen. In formation op onze Zendingsmannen ingewonnen hier te lande, gaven ons niet veel meer licht dan reeds Lion Cachet had ontstoken in zijn bekend werk „Een jaar op reis in dienst der Zending." Met het oog hierop nam onze wak kere voorzitter op zich, desnoods door persoonlijk bezoek in den Haag, de wetenswaardigheden van Bandjar-Negara op te sporen. Maar daar kwam van uit Indië een belang rijk antwoord op een door den scriba kort na de Synode verzonden brief. Ds. Bakker beval Solo krachtig aan boven Bandjar-Negara. Eenige jaren geleden had hij voor laatstgenoemd terrein veel hope. Er scheen meer begeerte naar Evan gelieprediking dan in Solo. Maar thans is het omgekeerd. Medische hulpdienst is niet beslist noodig z. i. En Solo moge officieel nog niet geopend zijn, ds. Bakker zelf predikt er nu reeds ongehinderd, zoodat er, vooral bij het tegen woordig regime, weinig vreeze behoeft te zijn voor tegenwerking. Deze brief, alsmede een in hoofdzaak gelijkluidend schrijven van ds. Esser, dat ons eveneens in handen kwam, oefende geen geringen invloed uit, omdat een advies van die zijde uiteraard veel beteekent. Solo be gon zwaar te wegen, nu de moeilijkheden in de acta der Generale Synode van 1905 genoemd tot een minimum waren gereduceerd. En het gevolg was de afvaardiging van een tweetal broeders naar de Generale deputaten om te in- formeeren naar hun oordeel over een eventueele aanvrage van Soerakarta. En de uitslag van den tocht was een teleurstelling. De kerk van Amsterdam had reeds het terrein aangevraagd, onder toezegging, dat zij er een ziekenhuis bouwen zal en de begrooting van 12 a 13000 gulden jaarlijks voor haar rekening neemt. De beslissing van deputaten over deze aanvrage was nog niet gevallen, maar kort daarop kwam officieel de mededeeling in, dat Soerakarta is toegewezen aan Amsterdam op de navolgende gronden a. Soerakarta ligt vlak bij het terrein, dat Amsterdam reeds heeft. b Deputaten zien de leiding der actie in beide Vorstenlanden liefst in handen van de zelfde Kerk. c. De bearbeiding van Soerakarta zal te veel kosten voor Zeeland. d. Amsterdam is op dit terrein reeds werk zaam. e. Hare aanvrage is het eerst ingekomen bij Gen. Deputaten. Zij beloofde met kracht en spoedig de zaak aan te vatten. Na deze beslissing was de opdracht van uwe Deputaten spoedig afgewikkeld. De kwestie Solo of Bandjar bestond niet meer. En zoo werden we ten tweeden male geleid naar de keuze van laatstgenoemd terrein. Demogelijk heid bestond intusschen nog, dat uwe deputaten, gehoord de nadere inlichtingen omtrent Band jar Negara, zich geroepen zagen, in tegenstel ling met het vorig jaar, de aanvaarding van dezen post te moeten ontraden. Dat er echter geen reden is Bandjar Negara onaannemelijk te verklaren, moge blijken uit de navolgende mededeelingen, die wij uwe vergadering kunnen verstrekken. Ie. Ligging en klimaat zijn uitnemend. Het regentschap wordt begrensd door een drietal terreinen, waar reeds wordt gearbeidten Oosten door Ledok (hoofdplaat Wonosobo), het terrein van Delft, ten Westen door Poer- bolingo, dat Rotterdam aanvaardde, ten Zuiden door Frieslands Zendingspost Keboemen. Er is tramverbinding over Poerbolingo met Maos, dat ligt aan de groote spoorlijn van Batavia naar Soerabaja. Volgens deskundigen moet het zeer gezond zijn. De hoofdplaats ligt in het zuidelijke deel van het terrein, in het prachtige Serajóe-dal, 289 Meter boven den zeespiegel. Naar het Noorden loopt het al meer op. In Batoer, ten N. van Bandjar Negara gelegen, dragen de enkele Chineezen, die er zich vestig den, reeds buisjes met schapenvacht gevoerd voor de koude. Het zoogenaamde Diëng-pla- teau, waarbij zich de merkwaardige stilvallèi bevindt, bereikt zelfs een hoogte van 2000 M." En nu moet ik weer afbreken, waarde broe der. Er staat nog meer in het rapport. De volgende week D. V. zal ik u het overige geven, handelende over de bevolking en haar bedrijf over huur of aankoop van gebouwenen over den geestelijken toestand. En als er dan nog papier en inkt genoeg is, dan zal ik u ook het een en ander vertellen uit de discussie over dit rapport. In de hoop, dat ik u en anderen met deze mededeeling een genoegen doe, en dat ik tevens de Zendingszaak dus doende bevorder, neem ik thans afscheid, en noem mij, Uw vriend en broeder Laman. ZENDINO. De Wereld-Zendingsconferentie te Edinbnrg. Deze Conferentie behoort weer tot het ver leden; verleden week Donderdag is zij ge ëindigd. Hoe merkwaardig waren de vergaderingen Zelfs de „wereldlijke" pers heeft rekening ge houden met deze Zendingsbijeenkomsten. Niet minder dan 10 banken waren gereserveerd voor de persmannen. Treffend moet ook geweest zijn het aanwezig zijn der talrijke Oosterlingen n.l. Chineezen, Japanneezen en Indische voorgangers de Oos- tersche volkeren hebben den tijd der onmondig heid achter zichzij beginnen mee te spreken houden er een eigen opinie op na, en wenschen hoe langer hoe meer hun eigen kerkelijke zaken te regelen. Op één der vergaderingen was een Zendings atlas aanwezig waarin de Zendingsvelden van elke Kerk of corporatie waren aangegeven met de noodige gegevens over den omvang van het werk. Het aantal Zendende Kerken en Zen- dingscorporatie's bedraagt thans 788. Voor de Zending wordt jaarlijksch opgebracht een som van f 60 854.000 (Bijna 61 millioen gulden). Het aantal Zendelingen (of Missionaire Die naren) is 19280 waaronder 982 artsen. Het getal inlandsche voorgangers bedraagt 94338. Wij herinneren er aan, dat dit alleen de Pro- testantsche Zending geldt. Op de Conferentie kwam ook ons land ter sprake. Geroemd werd de instelling van het „Zendingsconsulaat", waarover wy het vorig voorjaar een artikel schreven; Baron van Boet- zelaar, een echte Zendingsman, neemt dit „con sulaat" waar te Batavia, om alzoo de tusschen- persoon te zyn tusschen Regeering en Zending, 't Blijkt dat Baron van B. op uitnemende wijze deze zijn taak volbrengt. Ook werd gewezen op de voorkomende houding onzer Regeering tegenover de Zending, of haar samenwerking met deze. En vooral werd in het licht gesteld het feit, dat kleine landen als Nederland ge makkelijker Zending kunnen dry ven dan de groote landen, „daar hun Zendelingen niet kunnen worden aangezien als voorloopers van machtige legers". Een van de laatste vergaderingen, die werden gehouden, was gewijd aan de bespreking van samenwerking en eenheid." Er is veelszins verwarring op het Zendingeveld, omdat ieder weer verschillend arbeidt, uit een ander be ginsel en naar een andere methode. Men wil nu samenwerking hebben tusschen de verschil lende Zendingsterreinen niet alleen, doch ook in het moederland zelf. Of dit inderdaad gaan zal Vooral, als die samenwerking tot eenheid brengen moet? Om in allen gevalle de eerste stap op dezen weg te zetten is er een interna tionale commissie (een commissie bestaande uit leden van verschillende nationaliteit) be noemd, die de internationale belangen der Zending "te behartigen heeft. Met verlangen zien wy niet alleen de ver schijning te gemoet van de rapporten en ver slagen dezer Conferentie, doeh ook wat ds. Dijkstra van Smilde, die mede te Edinburg was, over de Conferentie schrijven zal in het Zendingsblad en de Macedoniër. J. D. Wielenga. lu Dozes gedoopt. Eindelijk moet Farao zwichten voor des Heeren overmacht. Hij laat Israël trekken, hij spreekt niet meer van zyn voorwaarde dat Israël zonder het vee moest optrekken. Hij vraagt zelfs den zegen van Mozes en Aaron. Farao is dus gehoorzaam aan Jehova. Maar welk een gehoorzaamheidEnkel uit vreeze, enkel bukken voor de overmacht. Gods kinderen moeten anders gehoorzaam zyn. De bekeering des harten openbaart zich naar buiten in het woord Heere, wat wilt gy dat ik doen zal? Gehoorzaamheid is de onmisbare uiting van liet geestelijk leven. In het paradys werd de mensch ongehoorzaam. De Heere hervat Zijne gemeenschap als wij onder Zijn gezag weder- keeren. De oprechte bekeering openbaart zicli in vrij willige onderwerping aan het gezag des Heeren. Zoo is het niet bij Farao, 't Is bij hem slechts eene afgedwongene gehoorzaamheid, uit vreeze. Aan zichzelf hergeven, is hij wederspannig. Gy weet wat gebeurde. Israël trekt uit, belaan met Egypte's schatten. Naar de maat staf waarmede wij gewoon zyn te meten was het roof, want het was geleend met de bedoe ling het niet weer te geven. Maar Jehova had het gezegd. Hij, die heer is ook van Egypte's schatten. Waarom mogen wij niet nemen het goed van een ander? Omdat God van Wien het is, dat niet hebben wil. De moraal rust op het gebod Gods. Wanneer Hij dus beveelt dat wij nemen mogen wat Hy tot nu toe aan een ander toevertrouwde, wie zal het dan be-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 2