Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOUMA en Ds. H. V. LAMAN. 7e Jaargang. Vrijdag 10 Juni 1910 No 51 UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Ornkker-OitgeYer A. D. LITTOOIJ MIDDELBURG. Az PRIJS DER AD VERTENTIEN Bouma KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Bouma. UIT HET LEVJKN. per half jaar franco per post 70 eent. Enkele nummers3 cent ZINGT DEN HEERE. Zingt den Heere bij beurte met dank zegging; psalmzingt onzen God op de harp. Die de hemelen met wolken be dekt, die voor de aarde regen bereidt, die het gras op de bergen doet uitsprui ten, die het vee zijn voeder geeft, den jongen raven als zij roepen. Ps. 147 7—9. Zingt den Heere bij beurt met dankzegging, psalmzingt onzen God op de harp. Deze op wekking is reeds eeuwen oud. De dichter richtte haar tot zijn volk. Hij is blijkbaar goedsmoeds en in blijde stemming en hij wenscht, dat ande ren evenals hij die stemming vertolken zullen in een lied vol dankzegging. Hij roept zijn volk niet op, om dezen of genen held te prijzen, een groote onder de menschenkinderen te be wonderen, maar om Jehovah's lof te verbreiden. Hij wil de heerlijke gave, welke de menscli ont ving, die van den zang en van de muziek dienst baar maken aan de verheerlijking van Gods deugden. Ook deze kunst behoort haar invloed te besteden tot grootmaking des Heeren. Het edelste, het schoonste, wat de menscli heeft, moet gewijd zijn aan Hem, uit Wiens volheid we alle volmaakte giften ontvangen. Hoe weinig wordt er mede gerekend. Ons volk zingt zoo zelden. Ja, in de kerken worden psalmen aangeheven, op onze scholen kunt ge de kinderen nog lustig hooren zingen, in som mige woningen klinkt nog wel eens een lied. Maar over't algemeen wordt er weinig aan ge daan. De Kerkvader Hieronymus schreef eens aan een vriendin, dat de ploeger en de zaaier, dat de lieden die den oogst vergaderden en allen die op de velden werkten, steeds de lie deren des O. Testaments aanhieven. Zij bevon den zich destijds in de omstreken van Bethlehem. Ook in de zestiende eeuw werd er veel onder de Gereformeerden gezongen en later geschiedde dit bok nog. Misschien gaan wij in de laatste jaren weer vooruit en dit moet aangemoedigd, want er ligt waarheid in het woord, dat een zingend volk niet ten gronde gaat. Het is een kostelijke gave, welke ons om te gebruiken ge geven werd en het is goed, dat in menige woon kamer een orgel staat, dat het gezang bege leiden kan. Vergeet het echter niet, dat het zingen eh de muziek beide gewijd behooren te zijn aan Hem, die deze vermogens aan zijn men schenkinderen verleende. Wanneer we op de rechte wflze zullen zingen en spelen, dan moet er in 't hart dankbaarheid zijn, dankbaarheid over de openbaring van Gods goedheid in het rijk der natuur en dat dei- genade. Er is zooveel stof toe. Hef uwe oogen maar eens omhoog en aanschouw dien helderen, zuiver blauwen hemel, in al zijn schoonheid prijkend bij het glanzende licht der zon. Zie, hoe daar in het luchtruim de wolken zich vormen, schijnbaar een toevallige opeenhooping van dam pen in allerlei grillige vormen, maar inderdaad eeii werk van Hem, die den hemel met wolken bedekt. Merk er op, hoe die wolken zich ont lasten in frissche regendruppelen, welke onze velden bevochtigen en verkwikken, zoodat zelfs ons eigen hart er door verruimd wordt] Welke schoone zomersche dagen zijn ons deel en vraag het eens aan zwakken en herstellende ka-anken, hoe weldadig de buitenlucht op hen inwerkt, en gij zult verstaan, dat er wel oorzaak is om den Heere psalmen te zingen met dankzegging. En als gij daarbij bedenkt, met „welke bange zorgen velen uit den winter in het voorjaar overgingen, en hoe het er ook in ons eigen land uitzag, dan zult ge moeten erkennen: van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 eent, iedere regel 10 eent meer. waarlijk, de Heere heeft het wel gemaakt, Zijn Naam zfl geloofd. Ja, zingt uwen God op de harp, want Hij doet het gras op de bergen uitspruiten. Er waren in Kanaan zulke nialscke klaverweiden voor het vee, er groeide zulk geurig gras in het erfdeel van Ruben, Dan en half-Manasse, maar de dichter ziet hooger, en denkt hier aan de bergen, waar de gems, de springbok en andere dieren leven, en ook daar doet God het gras uitspruiten, zoodat alle dieren een overvloe dig voedsel vinden. In welken korten tijd hebben we onze velden zien veranderen, hoe spoedig wies het gras en welk een schoonen aanblik leveren onze weilanden op. Het oog wordt niet verzadigd van zien, en rust met welgevallen op het groene grastafereel, geschakeerd door dui- zende bloemen. Heeft onze God het voeder niet voor het vee bereid en wekt hij de verwachting niet op, dat een rijke hooioogst straks in de schuren ge borgen kan worden Is het niet eens wonder lijk in uwe oogen, als gij u herinnert, dat de mensch met al zijn kennen en kunnen geen enkel grassprietje kan laten groeien Inderdaad er is wel oorzaak om erkentelijk te zijn, want Hij die het licht uit de duisternis doet voort komen, heeft de harten van onze veehouders verruimd en verblijd. Nu zou het kunnen zijn, dat er wel voorraad voor het vee was, maar gebrek voor den mensch. Doch dit is ook niet het geval. Al wat te velde staat, kan zich ontwikkelen en belooft een goede vrucht. Er staat nog een woord, dat wij niet onopgemerkt mogen laten. Den jongen raven, als zij roepen. Hebt gij op deze uitdrukking- gelet Gij luistert naar het gezang van den leeuwerik, naar het wegslepend lied van den nachtegaal, naar het welluidend fluiten van den lijster, maar er is een krassend geluid van kraaien, waarvoor gij uw oor wel wilt •sluiten. Welnu, raven zijn wilde vogels, die ;geen besten naam hebben, omdat zij van roof leven. Hun zwarte kleur maakt ook geen aan- genamen indruk. En hun stem heeft iets snij dends, iets hinderlijks. Hun j ongen, als zij eenige dagen oud zijn, hebben steeds honger, de ouden kunnen haast niet genoeg aandragen om hen te verzadigen. Vandaar dat zij steeds schreeuwen. De mensch, die het hoort, stoort er zich niet aan, want hij denkt, het zijn maar raven en het is niet erg wanneer zij omkomen. Bewonder daarom te meer de wijze en welwillende zorg van uwen God, want Hij wendt Zijn oor niet af, maar Hij doet Zijn hand mild open, opdat zij spijze zouden hebben. Wij vragen, waartoe dienen zulke vraatzuchtige roofvogels, wij mee- nen, dat zij nergens toe deugen, maar hun Schep per oordeelt anders en Hij weet, dat zij ook hun plaats hebben in deze zichtbare wereld. Hoewel deze vogelen niet zaaien noch maaien, noch in de schuren vergaderen, toch blijven zij van geslacht tot geslacht, ofschoon de mensch er jacht op maakt en ze uitroeien wil, toch bouwen zij van jaar tot jaar hun nest en broeden hun eieren uit. Welnu, waar Hij onze machtige God, die den hemel tot Zijn troon heeft en deze aarde tót een voetbank Zijner voeten, Zijn zorg uitstrekt tot het vee, tot" de vogelen, zelfs tot de jonge raven, hoe zou Hij dan Zijn menschen kinderen kunnen en willen vergeten, hoe zou Hij u kunnen vergeten, die al uwe zorgen met bidden en.smeeken Hem bekend maakt. Wentel uwen weg, hoe zwaar, hoe oneffen en hoe moei lijk hij ook wezen moge op Hem en vertrouw, dat Hij het wel maken zal. Psalmzing den Heere op de harp, verhef Hem in uw lied, prfls Zijn grooten Naam, want gelijk Hij voorziet in al de hooden van Zijn schepselen, zoo zal ook Hij alle nooddruft in heerlijkheid vervullen. Er kentelijkheid baant den weg voor het geloovig gebed, dat Hem welbehagelijk is. Laat elke schrede, welke gij buiten zet, u herinneren, dat Hij machtig is meer dan overvloedig te doen boven 't geen gij denken en begeeren kunt. Denk er aan Het is mfl vreemd enkele letteren te schrflven voor de a. s. verkiezing van leden der Prov. Staten, want dit was altfld het werk van onzen hooggeschatten ds. Littoofl. Hfl had zoovele jaren gearbeid aan de doorwerking van de Christe lijke beginselen in ons volksleven ook op staat kundig gebied, en hfl had dit gedaan met een taal en een bekwaamheid, dat een woord van hem over een verkiezing bfl onze lezers steeds aangenaam was. Ieder wist nu eenmaal, dat hfl van dien arbeid onder Godes zegen heil verwachtte, en zelfs zfln staatkundige tegen standers eerbiedigden de eerlijkheid van zflne overtuiging. Daaraan werd ik herinnerd, nu wfl Dinsdag ter stembus zullen geroepen worden. Hoewel het voor mfl vreemd is in ons Kerk blad de aandacht er op te vestigen, oordeelde ik toch het niet te moeten laten, al was het enkel om de traditie hoog te houden en uit achting voor onzen overleden broeder En ik mag vertrouwen, dat deswege dit woord ook wel een goede plaats zal vinden. Tevens dacht ik aan een ander, die van ons heengegaan is. Jaren achter elkander had in de Prov. Staten zitting de heer Loois en enkele weken geleden hoopten wjj nog dat hfl ook dezen zomer her kozen zou worden. Het heeft niet zoo mogen zijn. Met erkentelijkheid houden we in gedach tenis, wat hfl in de Staten heeft mogen doen, en met weemoed zien we de lflst onzer dooden steeds groeien. Wat is des menschen leven toch kort en hoe roept alles ons toeBenaarstig u om uwe roeping en verkiezing vast te maken. Onze jongeren kunnen zich ternauwernood meer voorstellen hoe het nu dertig en veertig jaren geleden was, en zjj kunnen daarom zoo licht vergeten wat een moeite en inspanning het gekost heeft om zoover te komen als we thans zfln. Daarom is het goed, dat mannen als Prof. Diepenhorst ons herinneren aan het verleden, gelijk hfl het verleden Donderdag deed. Na zulk een schoone rede gehoord te hebben, gevoelen de ouderen het vroegere vuur ontbranden en komt er nieuwe geestdrift in het hart van de jongeren. Wfl zagen als't ware den eenzamen strijder, den edelen Groen van Priosteren, wjj leefden in in de worsteling dier dagen en wfl verheugden ons in de verrassende uitkomst, welke God ons heeft willen bereiden. Het was alleen jammer, dat de schare, welke met groote belangstelling luisterde, zoo klein was. Doch ook al hebben weinigen van onze lezers deze rede gehoord, wfl kunnen vertrouwen, dat zfl, voorzoover zfl kieners zfln, a. s Dinsdag naar de stembus zullen gaan en hun stem uit brengen op de candidaten, welke de rechtsche partflen gesteld hebben. Van lieverlede begint bfl ons volk het besef te ontwaken, hoe noo lig het is, dat wfl als burgers van ons aardsche Vaderland doen, wat wfl v.-rmogen om aan het oude Evangelie de gelegenheid te openen om zfln invloed uit te oefenen. In onze kringen zfln er haast geene meer die zeggen wat gaat ons dit aan. Doch denk er aan, dat er nog buiten onze kerken Gereformeerden zfln, die door een verkeerd inzicht van de stembus thuisblflven. Zfl meenen, dat een Christen zich over de po litiek niet behoeft te bekommeren. Er zfln ver schillende invloeden, welke hen daarin ver sterken. Denk er aan zeggen we tegen u, die het beter ziet, en tracht hen van dezen dwaal weg terug te brengen. liet kan ook zoo druk zfln, dat iemand denkt, dat hfl geen uur kan missen Denk er aan, dat gfl zelf ter stembus gaat en anderen opwekt om eveneens zich van hun taak te kwflten. Ieder kan in eigen om geving zonder opzien -te wekken wel iets ver richten. Vergeet bovendien niet, ook deze zaak, welke voor land en volk van gewicht is, in uw ge bed een plaats te geven, en blflf bidden voor allen, die in hoogheid zitten, opdat we een stil en gerust leven leiden mogen. De kogel door de kerk. Zoo is dan nu de kogel door de kerk, gelijk het spreekwoord zegt. De particuliere Synode van 1 Juni 1910, gehouden te Middelburg, nam het gewichtige besluit, en dat met alge- meene stemmen, om Bandjar Negara aan te vragen als het zendingsterrein, waar de Zeeuw- sclie kerken zullen henenzenden een dienaar des Woords. Voor deze beslissing mag den naam des Hee ren dank worden gebracht. De wensch derge- ncn, die de Zeeuwsche kerken zoo gaarne in gehoorzaamheid aan 's Heeren bevel tot dezen heerlijken arbeid zagen ingaan, is vervuld ge worden. Soms scheen het, alsof het bij pogen zou blijven. Allerlei bezwaren deden zich op. Al lerlei wenschen werden beschaamd. Tot ten slotte na ernstige besprekingen met de grootst mogelijke eenparigheid het besluit werd geno men om voort te gaan van beraadslagen tot handelen, en aan Bandjar Negara te brengen tie zegen des Evangelies. Het spreekt van zelf, dat deze eenparigheid verkregen is met opof fering van persoonlijke begeerten. Ook waar tot op het laatste oogenblik verschillende mee ningen elkander kruisten, daar hebben allen zich in de eindbeslissing laten vinden, eii er is geen twflfel aan, of al de broeders zullen met hun gansche hart en met alle kracht dezen Zendingsarbeid steunen. De praeses was dien dag de rechte man op de rechte plaats. Hij wist stuur en richting te geven. Maar bovenal gelooven wfl, dat de Heere onze God door zijn H. Geest de vergadering geleid heeft, en aller hart ten slotte voor deze ééne begeerte vervuld heeft om op deze Synode te komen tot een vast resultaat. Hem daarvoor de dank en lof! Natuurlijk kunnen wij omtrent den gang van het komende Zendingswerk op Bandjar Negara niets met zekerheid voorzeggen. Of het werk voorspoedig zal gaan, of dat we niet tegenhe- den zullen hebben te worstelen, dat weten wij niet. Het is zeer wel mogelijk, dat in den beginne met tranen zal worden gezaaid. Dat is zeer best mogelijk. Het is zelfs goed dat wfl er op rekenen. Ik geloof niet dat er in de gansche wereld een terrein te vinden is, waarvan niet zekerheid van te voren gezegd kan worden, dat de arbeid er terstond zal gedijen. Wij aan vaarden dit werk in het geloof, in gehoorzaam- zaamheid aan Gods gebod. Wij gaan naar Bandjar Negara, omdat wij gevoelen, dat wfl daarhenen moeten. De weg ligt nu eenmaal niet anders. Maar dit weten wij, dat een arbeid, die in geloofsgehoorzaamheid wordt aange vangen, niet vruchteloos is, al zullen misschien anderen maaien, wat wfl gezaaid hebben. Toen Paulus, op de roepstem van den Macedonischen man, naar Philippi toog, was het aanvankelflk resultaat ook verre van schitterend en toch was dat kleine begin de aanvang van de ker stening van Europa. Maar nu, Zeeuwsche broeders en zusters, nu

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1