ZENDING. HEILIG SIERAAD. Kerk en Schoolnieuws. ook wel vrucht gedragen hebben, hoewel u dat niet schrijft. Ja, wat zal er nu van die gemeente worden? Wel, als ook zij is gebouwd op het fondament der Apostelen en profeten zullen de Poorten der hel haar niet overweldigen. Ik heb ds. Ruben nimmer als eng kerkelijk gekend, maar steeds ruim van hart tegenover alle ge- loovigen, en ik meen dat dit het stempel is van een goed christen. Welnu geachte Redac teur, omdat ik u en ook ds. Ruben beide innig liefheb, omdat ik vast geloof dat u kinderen Gods zijt, zoo laat ons dan de gebreken, die zij bezitten met hen ten grave dalen, daar rusten ze dan van al hunnen arbeid en hun werken volgen hen. Dankend, voor de verleende plaatsruimte, J. DEKKER. Aan mijn vriend J. Dekker. Aan uw woord geef ik gaarne ruimte, hoewel het my even kapittelt. Het heeft mij niet ge hinderd en ik waardeer het, dat u zoo warm voelt voor den overleden ds. Ruben. Bovendien geeft het mij gelegenheid om een misverstand, dat mijn schrijven blijkbaar deed ontstaan, uit den weg te ruimen. Voor zoover ik weet, heb ik geen syllabe geschreven over de gebreken van den man. Waar is het, wat u schrijft, dat de gebreken van een Christen met hem ten grave dalen en het ons niet past om die na zijn dood duidlijk in 't licht te stel len. Als u nog eens bedaard wilt nalezen, wat ik geschreven heb, zult u moeten toestemmen, dat ik mij daaraan niet schuldig gemaakt heb. Er ligt in de uitspraak „van de dooden niets dan goed" een wenk, welke wij wel ter harte mogen nemen. Maar de overledene was predikant. Hij had een ambt en wel een zeer gewichtig. Hoe hij er aangekomen is, daarvan heb ik niets gezegd. Dit had ik wel kunnen doen, wijl ik er heel wat van weet. U verklaart zelf, dat de verdediging Kerkrechtelijk zeer moeielijk zal vallen. Nu dit ben ik geheel met u eens. Wij Gereformeerden kennen maar twee wegen, langs welke iemand tot dit ambt kan komen. De een is die van de opleiding. Dit is de gewone. Bijna allen, die van de 16e eeuw af de Gereformeerde Kerken gediend hebben, hebben dezen weg be wandeld. Zelfs een man als ds. Smytegeld, die vooral in die kringen voor een der uitnemend- sten geldt. Dit is het geval geweest met ds. Ledeboer, die als de vader der Oud-Geref. gemeenten beschouwd kan worden. Het is nog niet zoolang geleden dat iemand uit die krin gen tot mij zeidehet is zeer te bejammeren, dat de Oud-Gereformeerden niet dadelyk be gonnen zijn met een school ter opleiding van toekomstige predikanten in 't leven te roepen, want het is treurig bij ons met de prediking gesteld. Onze gemeenten lijden daaronder en er zijn weinigen meer, die onze oude belijdenis nog kennen. Wij gaan zienderoogen achteruit. De voorgangers zyn goed, maar geheel onbe kwaam tot hun gewiehtigen arbeid. Dit is het getuigenis van een man, die van zijn kindsche dagen af onder de Oud-Gereformeerden geleefd heeft. De andere weg is die van artikel VIII D. K. Hoewel ik niet dan achting gevoel voor den overledene, toch durf ik met vrijmoedigheid te zeggen, dat er nooit iets van de daar genoemde singuliere gaven in ds. Ruben gebleken is. En dit schrijf ik niet neer om iets onaangenaams te zeggen, maar om uit te laten komen, hoe lichtvaardig men in die kringen leeft in be trekking tot het heerlijke ambt, dat de Koning der Kerk ingesteld heeft. Waarlijk een weinig meer vreeze ^voor God en zijn woord is daar niet overbodig. U gelooft, dat de vruchten van zyn arbeid vele zijn, en dat de liefde in die kringen veel grooter is dan in die van ons. Daarover wensch ik my niet uit te laten. Toen ik nog in Ter Neuzen was, zijn daar anders wel eens harde noten gekraakt en als u zich goed bedenkt, zult u zich ook nog wel enkele gevallen herinneren. Doch ik had het niet over de toestanden in de Gereformeerde Kerken. Met u wil ik graag erkennen, dat er in onze Kerken te weinig liefde is en dit mag ons wel doen afzien van allen ydelen roem. Maar een ding wil ik hier toch even aanvoeren. Om de Oud-Gereformeerden te verdedigen is het naar my voorkomt minder gewenscht hen te vergelijken met anderen. Als gy billijk oordeelen wilt, dan behoort gy allen te toetsen aan den ons geopenbaarden wil des Heeren. Bovendien speelt ons sympathie of antipathie zoo licht parten en vandaar is ons oordeel zoo zelden onpartijdig en nog minder onbevangen. Het is best mogelijk, dat u gelijk heeft, wan neer u verklaart, dat er veel kracht van hem uitgegaan is, doch overbodig was het niet ge weest, wanneer u, al was het maar met een enkel woord aangewezen hadt, waaruit zy ge bleken is. Vooralsnog blyf ik by myn meening, wyl ik er nooit iets van bespeurd heb. Het is ook nietnoodig om daarover verder te redeneeren- U zegt meteen uw gevoelen over sommige Geref. predikanten en u doet dit wel een weinig schamper. Toen ik schreef over de vijanden, die het erfdeel des Heeren bedreigen, dacht ik niét aan politieke en sociale kwesties, en met u wil ik het betreuren, als iemand dus ook een predikant zijn eigenlijken arbeid verwaarloost ter wille van zaken, hoe goed ook op zichzelf, welke niet rechtstreeks behooren tot zijn eigen taak. Als een dominé meer hart schijnt te hebben voor de politiek en voor de maatschappelijke vraag stukken dan voor den gemeentelijken arbeid, zou ik tot hem zeggen, verlaat uw arbeidsveld en ga, waar uw begeerte u heenleidt, want dan is hij ontrouw aan zijn roeping. De bediening des Woords vraagt de volle toewyding van den geheelen niensch en zij is het ten volle waard. U geeft toe, dat zijn schriftverklaring droe vig was en nu vraag ik, hoe iemand die de H. Schrift niet kan uitleggen, haar kan toe passen op het leven. Uitlegging en toepassing van het Woord des Heeren zijn naar het For mulier van bevestiging toch de twee voorname deelen van des dienaars werk. U troost zich met de gedachte, dat indien die gemeente gebouwd is op het fondament der Apostelen, de poorten der hel haar niet overweldigen zullen,maar u denkt daar te licht vaardig over. Honderden Kerken, welke ge bouwd waren op het eenige fondament, zijn later van haar vastigheid afgeraakt en er is niets van overgebleven dan een ruïne, die de wee moedige herinnering opwekt aan een schoon verleden, maar dat onherroepelijk voorbij is. Voor elke zichtbare Kerk geldt het woord Bewaar het pand, dat u toebetrouwd is, en behartigt zij deze vermaning niet, dan zal de Christus haar uit Zijn mond spuwen. Over de enghartigheid van ds. Ruben heb ik geen woord geschreven en met u hoop ik, dat hij thans van alle zonden bevrijd met de triumpheerende Kerk juicht voor den troon. Ook al verschillen we van zienswijze, toch waar deer ik ten zeerste uwe warmte, waarmede gij opkwaamt voor een overledene, dien gij beter hebt gekend dan ik en dien wij beiden van ganscher harte gunnen de rust, welke er over blijft voor al Gods volk. Laten we ons be naarstigen 0111 in deze rust in te gaan. Na hartelijke groete mede aan de uwen, uw dienaar en vriend. Bouma. Zealand's Zending. De Particuliere Synode, Woensdag te Mid delburg gehouden, heeft inzake onze Zending buitengewoon belangrijke beslissingen genomen. Er was gebeden of de verhoogde Zaligmaker, onze Heere Jezus Christus, in het midden dei- vergadering wilde zijn met Zijn Heiligen Geest. En wij mogen wel zeggen, dat deze bede ver hoord is. Zulk een eenstemmigheid en eens gezindheid was nog niet gezien inzake de Zending. De uitkomst was waarlijk verrassend. Allereerst besloot de vergadering met alge- meene stemmen Bandjar-Negara als Zendings terrein te nemen. Onderscheidene bedenkingen werden geopperd en dat is wel goed. De be zwaren waren niet gering. Hoe komt het toch, zoo vraagde een broeder ouderling, dat Bandjar- Negara altijd bleef liggen als er een keuze moest geschieden Het antwoord van een der Zendingsdeputaten was zeker niet zonder be- teekenis„onbekend maakt onbemind". Nie mand wist eigenlijk wat het voor een land was. Neemt men bij keuze dan niet liefst het be kende Ernstiger was het bezwaar van dr. Wagenaar. Immers, in vroegere jaren was de aandacht op Bandjar-Negara gevestigd, omdat er verschijn selen werden opgemerkt, welke men een „open deur" pleegt te noemen. En ziet, dit was-nu niet meer zoo. Zou er dus wel aansluiting zijn tusschen de Zendeling en het volk? Zou hij geen prediker worden in de woestijn Het gulden woord van wijlen mijn geliefden vader werd echter door de Synode betracht bezwaren mogen wegen, doch niet overwe gend zijn". De keuze viel dan algemeen op genoemde plaatsBandjar-Negara is het Zendingterrein van Zeeland. Het ligt op Midden-Javaen van alle zijden wordt het begrensd door Zendingsterreinen van andere Gereformeerde kerken in ons land. Het klimaat is gezond niet te warmhet land loopt toch eenigszins op, zoodat de tem peratuur op de hoogste plaatsen zelfs koel is. De bewoners zijn Javanende Islam heeft ze nog niet overmeesterd Mohammedanen zyn ze dus niet, doch heidenen, zij het geen ruwe, onbeschaafde heidenen. Zelfs bloeit onder de meer ontwikkelden de theosofie. De bevolking bedraagt 214.000 zielen, dus bijna zooveel als in Zeelanddoch de geheele residentie is maar half zoo groot als onze provincie. De Zendeling kan dus gemakkelijk het terrein overzien. Zij zijn ijverig, deze Javanen. Fabrieken worden er opgericht, en groote waterwerken uitgevoerd. Zoo ongeveer rapporteerde ds. Doekes, de scriba der Zendingsdeputaten. Na veel onder zoek waren zij dit alles te weten gekomen. Vermelden wij alleen nog, dat een Roomsch priester zich er ook gevestigd heeft, en reeds 100 bekeerlingen heeft gemaakt. Toen de keuze van het terrein beslist was, moest de zaak der zendende kerk tot een goed einde komen. Er was nog eenig verschil tus schen Middelburg en de Zendingsdeputaten. Doch een breede, broederlijke bespreking maakte het verschil steeds kleiner, en het heerlijke einde was, dat op grond van artikel 13 onzer Zendingsorde, Middelburg als roepende kerk werd aangewezen. Zoo zal dan, zoo de Heere wil, vóór 1 Sep tember door Middelburg een zendeling beroepen worden, onv naar Bandjar-Negara te gaan. Al de arbeid, die de roepende kerk te volbrengen heeft, wordt echter gedaan door een Zendings comité uit de Kerkeraden van A, B en C be noemd. Zoo is, practisch beschouwd, de geheele Geref. Kerk te Middelburg zendende kerk. Alles is dus in orde. Alle „maar's" en „111- dien's" zijn opgeruimd. Middelburg is zendende kerk Bandjar-Negara is ons zendingsterrein Zeeland heeft haar eigen Zending. De Naam des Heeren zij geloofd. o— Liefde voor de Zending. Een knaap van 15 jaren, IJ. IJ. te V., bracht mij van de week 50 halve eenten, opgespaard voor de Zending. Welk een liefde spreekt u hieruit toeHij was nu bezig aan het tweede vijftigtal. Zulke feiten geven hoop. Er is reeds veel, en er komt steeds meerdere liefde. Indien ieder het zijne doet, en ook de arme zijn pen ningske geeft, komen ook de financiën terecht. J. D. Wielenga. V. Een rijke gave. des gebeds kan ons sieren. Zoo zagen we. Voorts behoort tot het heilig sieraad ook een stille deemoedige nederigheid. Wat een kostelijk sieraad is dat voor een chris ten. 't Is geworteld in het geloof. Het geloof maakt den menseh nederig, doet hem den af keer hebben van hoovaardij en zelfverheffing. Het spruit voort uit liefde tot Christus, die zelf nederig was en betuigdeLeert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Hoe steekt die deemoedige nederigheid af bij de trotschheid en eigenwaan van zoo menigen mensch. De hoogmoed van velen is walgelijk om te zien, ja onuitstoanbaar. Dat ontsiert den mensch. Van nature zijn wij allen hoogmoedig. „Als God zyn" was de zondige leuze van Satan, waarmee hy tot den mensch kwam, en nog al tijd wil de ruehsch gaarne als God zijn, ja als 't kon boven God zijn en meer dan God zijn. Maar als de Geest des Heeren in ons hart werkt met zijn wederbarende en vernieuwende wer king, als Jezus Christus Koning wordt over ons en regeert over ons hart, dan zal die hoo vaardij en zelfverheffing wijken, dan zal ook die hoogheid wegvallen en dan wordt het ge zien, dat sommigen van Gods kinderen uit blinken in het schoone sieraad van stille dee moedige nederigheid, die kostelijk is.voor God. Ook de onderwerping aan God en aan Zijn heiligen wil, die alleen wijs is en goed, is een kostelijk sieraad. Hoe siert het den Christen, die geduldig draagt wat God hem toezendt die niet murmureert en in opstand komt, maar zich onderwerpt aan zijn God en met lijdzaam heid,, loopt de. loopbaan die hem voorgesteld wordt. Wat sieraad, den Christus te mogen navolgen, die in dienstknechtsgestalte heeft rondgewandeld op aarde, die gedragen heeft al wat over Hem komen moest met onderwer ping aan den wil des Vaders, die Hem gezon den had. Wij onderwerpen ons niet gaarne. Wij buigen ons niet gemakkelijk. Wij dragen ons 'lijden niet gewillig, tenzij we door Gods Geest zijn bewerkt en alzoo eenswillend met God zijn geworden. De natuur leert dat niet, maar genade vermag het wel. Daarom is 't ook een heilig sieraad. Zie dat sieraad in al zijn schoonheid blinken bij een Job, wanneer hij, na al de tegenheid die hem trof, nog betuigde De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd. Of bij een David als hij te midden van smarten het uitspreektIk zal mijn mond niet opendoen, want Gij, Heere hebt het ge daan. En ook nu nog wordt dat sieraad gezien. Nog is het een verlustiging Gods genade ook daarin te zien uitkomen bij een lijdende broe der of met smart en moeiten beladene zuster. Heilig sieraad hoe merken wij dat ook op in de zelfbedwang over alle korzelheid en een kwaad humeur. Misschien hebt ge een lastig karakter. Misschien zijt ge opvliegend van aard. Misschien kunt ge niet gemakkelijk vrede hou den met uw naaste, maar zijt ge spoedig ge prikkeld en geneigd tot twisting. Maar ge weet dat ge in al deze dingen u bezondigt en de zonde is u een last en een vijand geworden. Gij strijdt en worstelt tegen al deze u bijzon der eigenzijnde zonde. Ge doet dat in de kracht de£ Heeren, in afhankelijkheid van uw God, onder inroeping van de leiding en bekwaming des Heiligen Geestes. En zoo neemt ge toe in zelfbedwang. Is ook dat dan geen sieraad Gelijk als dat lastige karakter u ontsierde, zoo neemt ge in overwinning daarvan in heilig sieraad toe. Wat is ook een teedere, nauwgezette cons ciëntie een sieraad voor den christen. Dat wordt openbaar in een teeder en nauw leven, in een leven voor God en nabij God. De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid en een tee der leven in de vreeze Gods is een bijzonder sie raad voor een kind des Heeren. Zelfs de we- reldling heeft respect voor een nauwgezet christen. Lieden die God niet vreezen heb ben toch nog oog voor dit sieraad en zien het gaarne, al kunnen ze ook niet in alles het eigenlijk schoone verstaan. Laat uw licht al- zoo schijnen voor de menschen, opdat zij uw goede werken mogen zien en uw Vader die in de hemelen is verheerlijken. Dient den Heere met blijdschap, zegt de dichter. Wat is ook die blijdschap in des Hee ren dienst, die blijmoedigheid van den christen een rijk sieraad. Er zyn christenen, die zoo blijmoedig hun God dienen die met blijdschap wandelen in Zijne wegen zelfs blijmoedig nog zijn onder hun kruis dat zij dragen. Wat hei lige blijdschap smaken ze menigmaal onder den dienst des Woords, of bij het'gebruik der sacramenten. Wat blijdschap smaakt mijn ziel, wanneer ik voor u kniel, in 't huis, dat Gij u hebt gesticht. Zoo zingen ze gaarne met Ps. 26. En met wat blijmoedigheid kunnen ze ge tuigen van Christus. De wereld kan als het ware aan hen zien, dat de dienst des Heeren een liefdedienst is en Zijne geboden niet zwaar zijn. Hoe siert dat den christen. Stel daar eens tegenover de zwaarmoedigheid en sombere neergedruktheid van menig ander. Die kan ook christen zijn, zeker. Maar dan mist hij toch een heilig sieraad, dat in den ander zoo heer lijk uitkomt. Er is dus veelvuldig heilig sieraad. Ons kan sieren de macht van woord of zang om den lof des Heeren te vertellenniet om menschen te behagen of zich zeiven te vleien, maar om de deugden Gods te verkondigen en Zijn Naam te verheerlijken. Ons kan sierenontferming over wat verlo ren ging of afdwaalde of dreigde om te komen, zoekende ontferming over dezulken om hen weer terecht te brengen en in het goede spoor te leiden Ons kan sierende heilige kunst om vrede te maken waar die verstoord was of vrede te houden waar die bedreigd werd. Ons kan sieren dienende liefde, zooals Jezus ons een voorbeeld daarvan gegeven heeft in de voetwassching. Hij, de meester, omgordde zich zeiven, en Hij nam water in het bekken en Hij bukte zich neder om de voeten der jonge ren te wasschen, ons een exempel nalatende van dienende liefde, opdat ook wij elkander alzoo zullen dienen. Ons kan sieren de gave der vertroosting, zoo dat we den neergedrukten broeder weten op te beuren en de bekommerende en bezwaarde ver lichting ontvangt. Ons kan sieren de gave der milddadigheid, zoodat we gaarne iets geven voor het Konink rijk Gods en naar vermogen van het onze af zonderen voor den dienst des Heeren, voor Kerk en armen, voor Zending en barmhartig heid. Ook dat is een heilig sieraad. R. Hamming. BEROEPEN te Marken: Cand. C. J. Wielenga te Kampen; te Utrecht: ds. J. L. Schouten te Watergraafs meer. AANGENOMEN naar Enkhuizends. D. Hoek te Zwijndreeht naar Franekerds. J. Koppe te Bunschoten naar HaarlemmermeerCand. H. Hummelen te 't Zandt (Gr.) BEDANKT voor Kootends. K. van de Veen te Kuijpe voor RoodeschoolCand. H. Hummelen. De Prov. Synode van Zeeland, Woensdag te Middelburg gehouden, benoemde met op één

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 2