Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOBMA en Ds. H. V. LAMAN. 7e Jaargang. Vrijdag 27 Mei 1910. No. 49. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post .70 cent. Enkele nummers3 cent. Drukker-Ditgefer A. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. ONTROERING EN VERWONDERING. Uit Azië, Europa en Afrika waren Joden en joden-genooten gekomen om te Jeruzalem in den tempel den God Abrahams hulde en er kentelijkheid te brengen. Het verwondert ons nu niet meer, dat er uit zoovele landen ook heidenen mede gekomen waren, wijl velen des tijds aan het bestaan van de oude goden twij felden en een open oog hadden voor het pro fetisch woord van Israels godsmannen. Wij be hoeven ook niet te gissen naar de redenen, die de nakomelingen van Jacob gedrongen hadden de verre reis te ondernemen. Reeds laDg woonden zij in de vreemde landen en zij hadden geen oorzaak om over de lieden te klagen, in wier midden zij verkeerden. Vrjj en ongehinderd konden zij hun arbeid verrichten, hun Synagogen bouwen en luisteren naar de wet en de profeten. Bijzondere moeielijkheden werden hun niet in den weg gelegd en zij ge voelden er zich op hun gemak. Zij waren niet naar het land der belofte getrokken, omdat zij behoefte hadden aan een schuilplaats tegen heidensche vijandschap. Hen dreef enkel de begeerte om eens met eigen oog het land, waar God Zijn wonderen had vermenigvuldigd, te zieD, met eigen oor dat machtige gezang in den tempel te hooren en met eigen hand de offers naar Gods huis te dragen. Het verdient onze aandacht, dat er uit zoo vele verre streken joden tegenwoordig waren op den dag, waarop God naar Zijn belofte wateren deed stroomen over het droge en rivieren in het dorre. Enkele jaren vroeger was de Heiland opgetreden. Hij was het land doorgegaan, goed doende. Zelf verklaarde Hij, dat Hij gezonden was tot de verloren schapen van het huis Israels. Naar het getal der stammen Israels had Hij twaalf Apostelen verkozen. Nooit echter had Hij Z\jn voeten gezet op den weg, die Hem voeren kon tot die duizenden, welke buiten Kanaan woonden, zoodat de vraag kan oprijzen Was het heil, door Hem verworven, dan uitsluitend bestemd voor Juda en Benjamin, voor de kin deren van Levi en eenigen uit Asers stam Zullen alle anderen de weldaden van het ver bond moeten missen, omdat zij ver van de va- derlandsche erve verwijderd zijn Raakt het verbond, dat van wankelen noch wijken weet uitsluitend hen, die in Kanaan wonen Is het dan niet waar, wat wij zingen Maar 's Heeren gunst zal over die Hem vreezen, In eeuwigheid altoos dezelfde wezen, Zijn trouw rust zelfs op het late nageslacht, Dat Zijn verbond niet trouweloos wil schenden, Noch van Zijn wet afkeurig d'ooren wenden, Maar die naar eisch van zijn verbond betracht. Doch hoe verdwijnen opeens alle bedenkingen, zoodra gij den tempel binnentreedten aanschouwt dat hier het gansche volk tegenwoordig is. Hier zijn alle stammen van Israel. Niet een wordt er gemist. Welnu, terwijl deze allen rondom Jehovah's altaren staan, geschiedde er van den hemel haastig een geluid, als van een geweldig gedreven wind en vervulde het geheele huis. Door dit gedruisch opmerkzaam geworden ko men zij samen, waar de Apostelen zich bevin den en daar zien zij verdeelde tongen als van PRIJS DER ADVERTENTIEN van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. vuur, die zich neerzetten boven het hoofd der jongeren. Reeds die teekenen brengen ontroe ring te weeg, maar nog meer het spreken der Apostelen. De menigte werd beroerd, want een iegelijk hoorde hen in hun eigen taal spreken. Is het vreemd, dat het hun aangreep met ongekende kracht, dat hun hart in beweging geraakte, dat hun ziel geleek op een door den storm beroerde zee? Wat moet het voor deze lieden geweest zijnGij kunt het indenken, er u een voor stelling van maken, maar het toch nooit geheel, nooit volkomen verstaan. De schrijver gevoelt het en laat er ook nog onmiddellijk op volgen: En zij ontzetten zich allen en verwonderden zich. De ontzetting was in enkele minuten tot een zeldzame hoogte gestegen en hoewel zij er geen verklaring aan geven kunnen toch blijkt wel dat zjj hun verstand goed gebruikten, want zij zeggen zijn niet alle deze die daar spreken Galileeërs Op hun vraag, wie het waren, hebben zij blijkbaar dit antwoord ont vangen en dit doet de verwondering steeds hooger stijgen. Waren het mannen, die een geleerde opvoeding hadden genoten, die zich in hun jeugd beijverd hadden om vreemde talen te leeren, of die veel in vreemde landen gereisd hadden, zoodat zij gelegenheid hadden gehad om zich de talen van verschillende volkeren eigen te maken, het zou verklaarbaarder geweest zijn. Nu begrepen zjj er niets van, nu konden zjj er niet bij, nu ging het hun verstand ver te boven. De vraag: zjjn niet allen die daar spreken Galileeërs vertolkt ons, hoe groot hun verwondering was. Nog verder wordt er meegedeeld, dat zij twij felmoedig werden en vroegenwat wil toch dit zijn Ook dit is ons duidelijk. Nadat zij in Jeruzalem gekomen waren, zullen velen zich wel bejjverd hebben om hun een geheel ver keerden indruk van Jezus te geven. Als een Verleider der schare zullen zjj hem voorgesteld hebben, als iemand, die het gansche volk wilde voeren op den weg van ondergang en verderf. Hoewel het jammer was, toch was het nood zakelijk om Hem prijs te geven aan den sma- delijken en smartelijken dood des kruises. En deze uitlandsche joden zullen het wel geloofd hebben en eveneens de leugen, dat de discipelen des nachts gekomen waren en het lichaam van Jezus gestolen hadden. Doch wat zij nu hooren en zieD, brengt hen aan 't wankelen, zij ver liezen elk houvast, zjj weten niet meer, wat zjj denken moeten. De grond, waarop zjj tot dusver stonden is onder hun voet weggezonken en zij kennen nog den vasten bodem niet, waarop zij veilig en rustig kunnen staan. Doch dit is niet kwaad. Er zal wel iets goeds uit geboren worden, te meer, wijl zij begeerig zijn nader inlichting te ontvangen. Zij zijn zich reeds bewust, dat zij zelf de oplossing niet vinden kunnen. Dat is reeds iets, ja veel gewonnen. Wie waarlijk vraagt, krijgt een antwoord, wie naar licht in de donkerheid verlangt, hem gaat het op, wie uit de onzekerheid en twijfelmoe digheid verlost wil worden, hem zullen straks zjjn banden afvallen. Zjjt gij ook reeds zoover Weet gjj reeds, dat gij u zelf het licht niet ontsteken kunt? En dreef het uit om het te zoeken, waar het alleen te vinden is Velen hunner zijn reeds dienzelfden dug tot den Heiland hunner ziel gekomen. Anderen hebben niet aanstonds verkregen, wat zjj boven alles behoefden. Laten zjj allen maar heengaan een iegeljjk naar zjjn eigen haardstede om te vertellen in hun eigen kring, wat zjj te Jeru zalem beleefd en doorleefd hebben. Zoo wordt de begeerte in vele harten gewekt, zoo wordt de akker toebereid, zoo ontstaat er een honger naar brood, en dorst naar water. Omkomen van gebrek zullen zjj niet, want de arbeiders door den Geest in den wijngaard uitgestooten volgen hen spoedig en zij dragen in volle manden het zaad dat met kwistige hand gestrooid zal wor den in den toebereiden akker. De Geest, die neergedaald is op den Pinksterdag, kent Zijn tjjd en Hij laat nooit varen het werk Zijner handen. Is er een handvol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruischen als de Libanon en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde. Zoo be gon er overal beweging te ontstaan, het rit selen van het nieuwe leven werd gehoord en zjj die verstand van het heilige hadden, hebben zich verblijd. Gij gelooft, dat de joden en joden-genooten thuisgekomen ijverig verteld hebben en met lust geantwoord op de vele vragen, welke hun gedaan werden. Kunt gij ook zeggen Ik heb anderen al de rechten van uw mond Met lust verteld, hen vlijtig onderwezen Want gjj hebt toch zeker ook de waarheid niet ontvangen om ze voor u zelf te houden. Boüma. KERK, BELIJDENIS, ZENDINB. Wetenschappelijk varia. Onder dit opschrift verschijnt er ook een rubriek in het Weekblad, bekend onder den naam van „De Groene", en zjj is bestemd om in populairen vorm het lezend publiek op de hoogte te brengen over de schitterende resul taten, waartoe de wetenschap is gekomen. Langen tijd vertoefde de wetenschap enkel in de studeercellen van de geleerden, in de col lege-zalen der academies en in boeken welke slechts door enkelen gelezen werden. Zij stond op een grooten afstand van de gewone men- schenkinderen en wie haar naderen wilde moest langs bijna onbeklimbare paden tot haar ko men en er waren niet velen, die de kracht hadden om den tocht te ondernemen en tot een goed einde te brengen. Op een schier ongenaakbare hoogte troonde zij in verheven stilte en slechts aan weinigen gelukte het, haar aangezicht te zien en hare heerlijkheid te aan schouwen. Maar dit is van lieverlede anders geworden. De oude Latijnsche taal, waarin voorheen de geleerde werken geschreven werden, heeft plaats gemaakt voor de landstaal en daardoor werd het aantal van hen, die ze lezen konden steeds grooter. Dit was reeds een begin. De afstand werd kleiner. Nu zij eenmaal aan 't dalen was, ging het wel voetje voor voetje, maar zij kwam toch dichter. Menigeen ver stond evenwel de woorden niet, waarin zjj zich uitsprak, en hjj begreep niet, wat zjj uit haar schatten uitstalde. Er was derhalve nog geen gemeenschap tusschen haar en Pet volk in al zjjn geledingen, maar zie, er waren mannen, die haar zeer vereerden en die tevens een warm hart hadden voor hen, die geen wetenschappe lijke opleiding genoten hadden en zij ont fermden zich over de scharen, die onder aan den berg in de alledaagsehe vlakten leefden. Diepe deernis over de onkunde, waaraan zoo- velen overgegeven waren noopte hen om hun krachten in te spannen teneinde die donkere wolken te verdrijven. Was het b. v. niet treurig, dat verreweg de meesten nooit iets hoorden van de menschen of van de mensch- aehtige wezens, welke lang vóór het tegen woordige geslacht op de aarde waren Het is wel waar, dat er in de Dagbladen wel eens iets stond over een gevonden schedel of over een kleiner of grooter brokstuk van een ge raamte, dat hier of daar aan 't licht gekomen was, maar wie lette er op, wie schonk er de noodige aandacht aan, te meer, omdat de toe lichting, welke er mede vergezeld ging, voor een gewoon mensch onverstaanbaar wat Neen, op die wijze zou de groote menigte nooit iets vernemen van het schitterend licht dat de wetenschap deed stralen op den weg van ons geslacht en waardoor het leven nieuwe glans verkreeg. Dit kon, dit mocht niet langer zoo blijven. Wat geven voor dit doel al die boe ken vol theoriën over de feiten, want zij wor den slechts in een zeer beperkten kring ge lezen en het zou toch door en door ongeluk kig zijn, indien dit altoos zoo bleef. Wat een groot voorrecht is het daarom, dat er nu man nen zijn, die er de moeite voor over hebben om hun voorstelling, welke zij uit enkele been fragmenten in hun gedachten opgebouwd heb ben ook in tastbaren vorm te geven. Tweemaal zegt de schrijver is zulk een reconstructie uit gevoerd, een van den homo- primigenius uit het vroegere steentijdperk, den voorlooper van den homo sapiens en een van den aapmensch en hij gaf er een afbeelding van beiden bij, zoodat wjj nu in de gelegenheid zijn om te zien, hoe die wezens zich wel vertoond hebben. Natuurlijk is dit een zeer groote vooruitgang waarvoor we deze energieke mannen wel dank baar moeten zijn, want gij hadt misschien weieens gehoord van die wezens, die in overoude tijden geleefd hebben en die schrijver schat, dat het 100000 of 200000 jaar geleden zal zijn gjj merkt precies zijn ze nog niet op de hoogte maar gjj kunt er nu een zuivere voorstelling van maken. Ge lacht Waarom Omdat ik mij door mijn bewondering te ver heb laten leiden. Hoe bedoelt ge dat? Wel zegt gij, het waren afbeeldingen van de voorstellingen, welke deze geleerden in het verstand zich uit een of ander beentje gevormd hadden. Dit is zoo. Daar had ik niet genoeg op gelet. Gij vraagt verder, of het mij onduidelijk is, wat gij bedoelt. Niet heelemaal. Waarheen wilt gij Nu nog mooier. Gij zijt al heel onvat baar of anders heeft uw ingenomenheid met deze vondst u te groote parten gespeeld. Het kan wel. Maar ga door. Die heele voorstelling van die geleerden is toch een vrucht van hun inbeelding en wat waarde kent gij er dan aan toe Nog geef ik mij niet gewonnen. Zij hadden toch een beentje of om de geijkte taal te bezigen een beenfragment. Zeker, zij hadden een beentje, maar het moet eerst bewezen worden, dat dit been afkomstig is van een menschachtig wezen, eer er eenige wetenschap pelijke waarde aan toegekend kan worden. Ontveinzen mag ik het niet, ik was verslagen. Dit was zoo. Hoe gedachtenloos, dat ik daarop niet gelet had. Voortaan hoop ik een weinig meer voorzichtigheid te hebben alvorens te juichen over den vooruitgang van onzen tijd. Het spijt mij echter niet, dat ik nu weer met mijn beide voeten op den bodem der historische werkelijkheid sta en gelooven blijf, dat Adam en Eva de eerste menschen waren. Daarna zag ik het plaatje overgenomen uit Simplicis8imus, waar Prof. Hackel opstaat, die in een luchtballon een aap in het wereld ruim laat opstijgen, opdat na den ondergang der aarde het menschenras zich weer zal kun nen vormen. Die oolijke teekenaar Boüma. UIT HET LEYIÖN. Een edel man. Met groot genoegen zullen velen dezer dagen gelezen hebben het uitnemende woord, door den gelukkig weer herstelden jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman in de Tweede Kamer ge sproken in de zaak-Kuyper. Lohman is een edel mensch. Dat bleek tel kens Dat bleek ook nu weer. Hoe warm heeft hij dr. Kuyper verdedigd. Hoe scherp heeft hij de taktiek van links gekastijd. „Dr. Kuyperf zoo En als deze stem geschied was, kwam de menigte te zamen en werd beroerd, want een iegelijk hoorde hen in hun eigen taal spreken. En zij ontzetten zich allen en verwonderden zich, zeggende tot elkander: ziet, zijn niet allen die daar spreken Galileërs? Hand. II G en 7.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1