Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie fanDs. L. 80DM1 en Os. H. W. LIMAN.
7e Jaargang.
Vrijdag '1 April 1910.
No. 41.
UIT HET WOORD,
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABONNEMENTSPRIJS
Drukker-Ditgeyer
A. D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
PRIJS DER ADVERTEHTIEH
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, ieder©
regel 10 cent meer.
THOMAS' BELIJDENIS.
En Thomas antwoordde en zeide
Mijn Heere en mijn God.
Joh. 20 28.
Schoone [dagen beleefden de vrienden en
vriendinnen des Heeren na Zijn© opstanding.
Overweldigend al3 een stroom was de droefenis
over hen gekomen op den laatsten Vrijdag,
want aan [iet opgerichte kruis van Golgotha
stiet hunnci verwachting zich te pletter, maar
de derde morgen deed het licht opgaan in
hunne donkerheid, de blijdschap in hunne
treurigheid en de moed en de kracht keerden
in dubbele mate terug. Al wat in hen was
verheugde zich en loofde den Heere, die het
boven beê en denken wel gemaakt had. Er
was echter een in hun kring, wiens oog dof
en wiens gelaat somber bleef, omdat hij zyn
hart sloot voor elk licht en voor elke vreugde.
Gij kent dezen Thomas, die aan zwaarmoedig
heid leed. Laat ons met Hem gaan, had h\j
gezegd, opdat wij met Hem sterven. De andere
discipelen poogden Jezus van Zijn voornemen
om naar Jerusalem te gaan af te brengen, maar
hij zag wel, dat het toch niet gelukken zou
en hoewel hij niet begreep, waarom Jezus het
doorzette om naar de heilige stad te gaan, toch
was het voor hem geen oorzaak om Hem on
trouw te worden. Hij wilde berusten in wat
nu eenmaal onvermijdelijk was en het leven
had geen waarde meer voor hem, indien Jezus
mocht sterven. Daarom was hij meegegaan zon
der daarover te morren. Hij betreurde het wel,
want hij had het zich zoo geheel anders voor
gesteld en het had ook zoo geheel anders
kunnen gaan. Doch nu het eenmaal zoo ging,
bleef er niets anders over, naar zijn gedachte,
dan om tegelijk met den Heiland te sterven
Het is derhalve best te verklaren, dat hij op
den dag der opstanding wel de boodschap van
de vrouwen hoorde, maar haar niet geloofde
en dat alle pogingen aangewend om hem tot
andere gedachten te brengen geheel vruchte
loos bleven. Hij had zijne hoop zien vergaan
en hij wilde zich tot geen prijs aan nieuwe
verwachtingen, waarvan hij de zekerheid er
kende, overgeven. De teleurstelling was zoo
bitter geweest en had hem zoo diep geschokt,
dat het onverstandig geacht moest worden, om
zich aan een nieuwe en even wreede ontgoo
cheling bloot te stellen. Met hooghartige min
achting zag hij neder op allen, die geloofden,
dat hun geliefde Meester over den dood en het
graf had getriumpheerd. Dat vrouwen zich
daaraan schuldig maakten, het was haar in
hare verregaande droefenis niet al te kwalijk
të nemen, ma;. dat mannen, zelfs een Johan
nes geen weerstand aan zulke verhalen boden,
het was hem onbegrijpelijk en hij achtte het
onverantwoordelijk. Hij althans zou er zich wel
voor wachten. Hij wilde er niets van weten.
Alvorens te gelooven, zou hij de zaak eens
nauwkeurig onderzoeken. Eerst zou hij zijn
vingers moeten kunnen leggen in de teekenen
der nagelen en met zijn hand betasten de plek,
waar de speer in de zyde gedrongen was. Hoe
was het ter wereld mogelijk, dat anders nuch
tere en kloeke mannen zoo lichtvaardig konden
gelooven. Het gold toch niet een geringe, maar
een zeer gewichtige zaak.
Het doet ons goed, dat hij met de overige
discipelen in de avondvergadering tegenwoor
dig is. Hij paste er wel niet, want hy was er
zichzelf en de anderen tot een last. Maar het
was hem niet mogelijk om zich steeds op een
afstand te houden. Bij de vijanden was hij in
't geheel niet op zijn plaats. Daar zou hij het
geen uur hebben kunnen uithouden. Ook in
zijn ongeloovigen toestand bleef hij Jezus hoog
achten en liefhebben. Wij kunnen ons voor
stellen, waarover zij met elkander spraken. Het
ging over de gebeurtenissen in de laatste dagen,
Ieder wist nog een bizonderheid te verhalen.
En zoo gingen de uren ongemerkt voorbij.
Opeens echter staken allen het gesprek. Thans
zwijgen allen. Vol verwachting zien zij allen
in ééne richting, want de deur gaat open en
waarlijk, Jezus zelf treedt binnen. Vrede zij
ulieden, klinkt het van Zyn lippen Niemand
verroert zich. De Heiland komt nader en treedt
op Thomas toe. Breng uwen vinger hier, zooi
heet het tot den man, die zoo halstarrig ge
weigerd had in de opstanding te gelooven.
Welk een oogenblik in 't leven van dezen
jongere. Al wat vroeger voor Jezus in zijn hart
geleefd heeft, wordt wakker, alle indrukken,
welke zich vroeger in hem verdrongen hebbenj
alle woorden, welke hij uit Jezus' mond heeft
gehoord, en alle daden, welke hij aanschouwd
heeft, komen in levendige herinnering tot hem
en zijn hart wordt zoo vol, dat het zich uiten
moet en eer hij er aan denkt ligt hy in de
zaligste ontroering aan de voeten van den
Christus, uitroependeMijn Heere en mijn God.
Thomas heeft geen bewijzen meer noodig
Hij is geheel overtuigd. Als sneeuw voor de
zon, zoo verdween zijn ongeloof. De slang der
twijfelzucht, welke aich otu zijn geloofsleven ge
kronkeld had en het bijna doodgedrukt had, Iaat
opeens los en het vertrouwen, dat zich aan den
Christus vastgeklemd had, toont zich in zijn
onvergankelijke kracht. Neen, ik zal het niet
wagen een beschrijving te geven van de won
dere verandering, welke in eenige oogenbiik-
ken tot stand gekomen is, want elke poging
zou te ver beneden de werkelijkheid blijven.
Dit echter mogen wij wel zeggen, dat elke
donkerheid welke er tot dusver in zjjne ziel
geweest was, voor goed wijken moest voor het
heldere licht, dat de zon der opstanding in zijn
binnenste straalde. Uit de duistere dalen, waar
hij wegkwijnde, verheft hij zich opeens tot de
berghoogte, waar hij in de zuiverste lucht
ademde. Alle vermoedens, welke voorheen het
optreden van Jezus gewekt had, werden heden
tot volledige zekerheid en zonder eenige aar
zeling roept hy in blijde stemming de ware
grootheid van den Heiland uit.
Hjj ziet niet enkel wie Jezus is, maar hij is
zich ook klaar bewust, in welke verhouding
hij zelf tot Jezus staat. Thomas, die zulke voor
waarden durfde stellen, laat alle beperking
varen en erkent, dat Jezus zijn Heere is, die
over hem te zeggen heeft, aan wien hij ge
hoorzaamheid schuldig is, die volle heerschappij
over hem mag oefenen. O, zijne overgave aan
dezen Meester is zoo onbepaald, hij geeft zich
met al wat hij is en al wat hij heeft aan Hem
over. Hij wil niets meer voor zich zelf hebben
en houden, zijn gansche hart is bereid om Hem
voortaan te leven en te dienen. Hoe betreurt
hij het nu, dat hij zich in zijn zwaarmoedig
ongeloof zoover van Jezu3 heeft gehouden en
hij wenscht vurig, dat er nooit iets zich meer
plaatst tusschen hem en zijn Heer. Jezus is
niet enkel God, maar Hij is ook zijn God. Zelfs
zijn ongeloof heeft hem niet kunnen berooven
van de innige betrekking, waarin hij tot dezen
Verrezen© uit het graf staat. Hij had wel ge
meend, dat de dood aan het kruis hem ge
scheiden had van zyu Meester en voor zijn
besef was het uit geweest, maar nu blijkt hem
zijn groote vergissing en zijn groote dwaling.
Welk een vrede vervult in deze ure zijn hart.
Hij heeft den Rotssteen der eeuwen ontdekt,
waarop hij het huis zijner zaligheid bouwt en
hij vreest niet, dat de stormen het zullen doen
wankelen. Hoe zwaarmoedig hij anders ook
moge zijn, zoodat hjj donkerheid ziet, waar een
ander niets dan licht aanschouwt, voor deze
oogen blikken is er niets, dat hem vreeze kan
baren. Hij gevoelt zich volkomen veilig en er
is geen macht, welke hem deze zalige ure ont
nemen kan. Aan de onstuimige baren der zee
is zijn levensscheepje ten prooi geweest, nu
echter is het de haven binnen geloopen, waar
het veilig voor anker ligt. Onrustig was zijn
ziel in hem en boog zich neder onder den
zwaren last, maar nu vond zij het oud vertrou
wen terug en kan den lofpsalm aanheffen. Alle
stemmen, die zoo luide en zoo schril door
elkander heen klonken zwijgen thans en alle
vermogens en krachten van zijn leven buigen
zich in aanbidding neder voor Hem, die de
opstanding en het leven is.
Bijna zouden we zeggen, wanneer we inden
ken, hoe rijk de ervaring van Thomas was,
hadden we ook zoo'n gelegenheid, konden we
ook zoo in aanraking komen met Hem, die
den dood heeft overwonnen, mochten we Hem
ook eens zien, zooals Thomas Hem gezien heeft.
Doch eer we toegeven aan een dergelijke nei
ging, herinneren we ons het woord des Hei-
landsZalig zijn zij, die niet gezien zullen
hebben en nochtans geloofd zullen hebben en
wij willen niet handelen in strijd met zijn uit
drukkelijke verklaring. Wij hebben het woord
van hen, die Jezus gezien hebben, wij hebben
de geschiedenis, die zoo overvloedig duidelijk
is, wij hebben de kerk, die van eeuw tot eeuw
de kracht der opstanding openbaart en wjj
mogen ons daarover verblijden. Wat meer zegt
wij mogen persoonlijke en welbewuste gemeen
schap oefenen met Hem, die leeft tot in der
eeuwigheid. Ach, dat ik Hem kenne in de
kracht Zijner opstanding, die begeert© zij leve
bij voortduring in uw hart, zij drijve u uit
met alle uwe nooden tot Hem, zij doe u aan
houden in het ootmoedig gebed, opdat gij
ondervindt, dat Hij nog altijd nabij is degenen,
die op Hem hopen. Bouma.
De doodstraf.
Aan een onzer Classes, n.l. die van Apel
doorn, viel de eer te beurt, dat zy de stof le
verde voor een teekening in het bekende week
blad „De Groene." Dit gebeurt zelden. Waaraan
had zij die eere te danken Wel zy had een
motie aangenomen, waarin zy uitsprak, dat zy
de invoering van de doodstraf in ons Vaderland
noodig achtte. Hoewel zy niet de eerste Clas-
sikale vergadering was, welke een dergelijke uit
spraak gedaan had, want enkele waren haar
reeds voorafgegaan, toch had zy de aandacht
getrokken en wat boven en onder de bedoelde
teekening stond was ruim voldoende om ons
te doen zien, hoe de Redactie over een derge
lijke handeling van de Classis dacht.
Eveneens gebeurt het niet vaak, dat de „Mid-
delburgsche Courant" een stuk uit „de Heraut"
overneemt zonder eenige nadere verklaring,
doch thans deed zy dit door een plaats te geven
aan wat „de Heraut" schreef over de houding,
welke de kerk in deze zaak behoorde aan te
nemen. „De Heraut" herinnerde aan de oude
spreuk, dat de kerk niet naar bloed dorst en
meende,dat zy niet tot de Overheid mocht komen
met de vraag om de doodstraf weder in te voe
ren. De kerk heeft wel de roeping ooi de volle
waarheid te prediken, ook natuurlijk om zich
over deze kwestie duidelijk uit te spreken, maar
verder meende „de Heraut" moet zy niet gaan.
Al is zij overtuigd, gelijk in elk geval al de
Geref. Kerken, dat het eisch van het woord
Gods is, dat de Hooge Overheid den moorde
naar met den dood straft, toch is het niet in
overeenstemming met haar aard, wanneer zy
zelve by de Overheid aanklopt om haar te be
wegen dezen stap te doen.
Over deze zaak stonden ook een paar belang
rijke stukken in „De Beukelaar", en nu was
daarbij dit het opmerkelijke, dat de Redacteur,
voor wien het niet helder is, of de Schrift leert,
dat de Overheid de roeping heelt een moor
denaar te dooden, van oordeel is, dat het wel
op den weg van de kerken ligt, indien zy het
als een ordinantie Gods beschouwen, bij de
Overheid aan te dringen op weder invoering
van deze straf. Staat het vast, dat de Kerken
het recht en de verplichting hebben om voor
elke ordinantie des Heeren op te komen, waarom
zouden zy het niet moeten doen voor deze ééne
Hieruit blijkt duidelijk, welk verschil van
inzicht er is, en zoodoende hebben we by de
vele, welke er zyn, een nieuwe kwestie gekre
gen, want voor zoover ik weet, is er vroeger
nooit over gediscussieerd, of het betamelijk was
voor de kerken om over deze zaak zich te wen
den tot de Overheid. Alvorens ooit een Clas-
sikale vergadering zich weer met deze zaak
bemoeit, moet zy nu eerst uitmaken, of het
wel tot haar roeping behoort.
Waartoe deze mededeelingen Allereerst om
dat het goed is, dat ook onze lezers hiervan
weten, wyl zy in mindere of meerdere mate
zeker belangstellen in deze zaak. Maar vooral
om even uit te laten komen, hoe bezwaarlijk
het gaat om in de wet te krijgen wat wy anti
revolutionairen wenschen. In ons Program van
beginselen staat dat wy voor de invoering van
de doodstraf zyn en dit punt komt ook voor
op elk program van actie. Doch de tyd schijnt
nog ver, dat het een plaats krygt in ons wet
boek van strafrecht. Doch daarover schrijven
wy D. V. in een volgend artikel.
Bodma.
Jaarvergadering.
Eenmaal in 't jaar houdt de Yereeniging
voor Gereformeerd Onderwijs in Middelburg
eene vergadering, waartoe alle leden dier Ver-
eeniging uitgenoodigd worden. Hoe het komt
weet ik niet, maar het lykt my toe, dat de
belangstelling afneemt. Vroeger kwamen op
die vergadering meer leden dan tegenwoordig.
Woensdagavond waren er slechts drie- en-twintig
tegenwoordig. Temeer valt het geringe aantal
aanwezigen op, waar de Vereeniging tegen
woordig twee seholen heeft, een in de Graven
straat en een op de Heerengracht.
Het verslag door den secretaris uitgebracht,
gal een overzicht van het laatste jaar en stemde
tot erkentelijkheid. De beide hoofden en al de
onderwijzers en onderwijzeressen konden ge
regeld hun arbeid verrichten en wy mogen
gelooven, dat hun werk aan zoovele kinderen
besteed, niet ijdel zal zyn. Ook de rekening
en verantwoording van den penningmeester
was niét ontmoedigend. Wy ontvingen opnieuw
het bewys, dat God voortgaat te gedenken aan
Zyn verbond.
Hy blijve onze onderwijzers en onderwijze
ressen zegenen en Hy geve by voortduring
groei en bloei aan deze scholen, alsmede aan
het gansche christelijke onderwijs in ons va
derland.
De voorzitter, Mr. van Andel, was aan de
beurt van aftreding en de vergadering herkoos
hem met algemeene stemmen en wenschte, dat
hy nog lang zyn krachten moge kunnen wijden
aan onze scholen. In de plaats van den heer
Vertregt, die zoovele jaren met ijver onze
scholen had gediend en aan wien op zyn ver
zoek eervol ontslag verleend was, werd een
ander gekozen, alsmede voor den heer P. Keu-
lemans, die vertrokken was.
De heer W. A. de Rycke, die de vergadering
leidde, had haar met gebed geopend en ds.
Bouma was de mond, door wien de vergade
ring haar dank Gode bracht.