Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. 80 Ui A en Ds. H. W. LAMAN.
7e Jaargang.
Vrijdag 25 Maart 1910.
No 40.
UIT HET W00R1).
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ
MIDDELBURG.
Az
Boüma,
Zaaien in liope.
Zelfonderzoek.
Drie plaatsnamen.
Dit zal u hbt tbekbn zijn.
1B0NNEMEHTSPRUS
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
Drukker-Oltgever
HET STERVEN VAN JEZUS.
En Jezus wederom met groote stem
roepende, gaf den geest.
Matth. 27 50.
Het is Goede Vrijdag en wij gedenken thans
aan de gebeurtenissen op Golgotha's heuvel.
Ofschoon Pilatus Jezus niet wilde veroordeelen,
toch heeft hij wegens zijn verregaande zwak
heid toegegeven aan het booze verlangen der
joden en Hem overgegeven tot den smartelijken
dood aan 't kruis. Als gij des avonds op de
Hoofdscheêlplaats waart geweest, dan zoudtgij
daar hebben zien hangen de drie kruiselingen,
Uiterlijk was er weinig onderscheid tusschen
deze drie. Ook het gelaat van Jezus was bleek,
ook zijn oogen van alle glans beroofd, ook zijn
lichaam met bloed bedekt. Na zulk een mar
teling en na zulk een dood was alle heerlijk
heid ten eenenmale verdwenen. Daar naderen
de vrienden, Jozef van Arimathea en Nicodemus,
ongezeld van de vrouwen die Hem gevolgd
waren uit Galilea en Hem gediend hadden met
hare goederen. Zij plaatsen ladders tegen het
kruis, trekken de nagels uit handen en voeten
en laten nu het lichaam voorzichtig dalen.
Daarna verwijderen zij het geronnen bloed en
wasschen het geheele lichaam. Vervolgens zalven
zij het met specerijen en wikkelen het in fijn
linnen. Met welk een eerbied dragen zjj het
weg en brengen het naar den hof van Jozef
om het daar neer te leggen in een graf, waarin
nog nooit iemand gelegd was geweest. Als zij
hun droeve taak verricht hebben, wentelen zij
een steen voor den ingang van het graf en
keeren terug naar de heilige stad. Er is wel
iets in dat treft, maar het is toch zeer gewoon.
Hij is gestorven en begraven. Is dit niet pre
cies wat we overal zien en hooren.
Hoe komt het nu, dat dit sterven van den
Christus steeds in gedachtenis blijft O, ik
weet het wel, het was zeer smartelijk en sma
delijk, maar dit kan toch de reden niet zijn.
Hoe vaak stierven menschen een bitteren en
wreeden dood. Dit geeft ons derhalve geen licht.
Er is dan ook een geheel andere oorzaak. In
het menscheljjk hart leven vragen, waarop een
antwoord verlangd wordt.
Vanwaar zjjn wij gekomen? Waarheen gaan
wjj Waartoe ontvingen wij het leven En
over die vragen hadden de menschen gedacht,
oppervlakkig de een en diepzinnig de ander.
Mannen van groote denkkracht hadden er hun
leven aan gewijd om het ons te zeggen. Zjj
meenden het ook wel te weten. Zooals zfi het
zich voorstelden kon het wel, dachten zij. Naar
hun uitspraken luisterden de anderen als naar
orakels. Langzamerhand was er gekomen, wat
de Apostel de wijsheid der wereld noemt. In
Egypf0» Babel en vooral in Griekenland wisten
zij het wel. De onontwikkelde menigte, welke
hoofdzakelijk leefde voor de zichtbare dingen,
bewonderde de prachtige tempels door 's men-
segenhand gebouwd en boog zich neer voor de
schoone beelden van goden en godinnen. En
de ingewijden zagen met groote minachting op
hen neder en bewierookten elkander wegens
hun inzicht in het verband van alle dingen.
Uit de gegevens, welke zij hadden, bouwden
zij het eene stelsel na het ander en zij zongen
den lof van het menschelijk kunnen en kennen.
O zeker, bij Israël was het anders. Daar was
het profetisch woord, dat als een licht in een
donkere plaats scheen en een helder schijnsel
wierp over alle vragen van het leven. Ten
allen tijde waren er, die er acht op gaven en
het oog richtten op de vervulling. Maar het
waren weinigen. Hun getal was bitter klein.
De mannen, die op den stoel van Mozes zaten,
PB IJS DER ADÏERTEHTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
hadden hun eigen beschouwing over de wet
en de profeten. Zjj verzaakten niet hun eigen
meening om de gedachten van de heilige man
nen Gods op te nemen, te verwerken en te
verstaan. Zij maakten het geheele Oude Testa
ment dienstbaar om met onwraakbaar gezag
hun eigen denkbeeld aan het volk op te leg
gen. Zooals zjj het bepaalden was het, en wee
wie zich daartegen verzette. Tot dit volk kwam
nu de groote Profeet, die wist wat in den
mensch was. Zonder te vragen, wat de leids
lieden zijns volks en de wijzen der wereld er
van zeggen zouden, predikte Hij in de Syna
goge en in den tempel, op de straten en in de
huizen, aan het strand der zee en op de bergen,
in de woestijnen en in de volkrijke steden. Hij
sprak, zooals nooit een mensch gesproken had.
Niet als de Schriftgeleerden, maar als een macht
hebbende leerde Hij. Over God, over den mensch
en over de wereld sprak Hij en Hij veroor
deelde daarbij alles, wat het menschelijk verstand
ooit had uitgesproken. Meermalen was het ge
beurd dat de een of ander aanmerking gemaakt
had op de gangbare voorstelling en zijn af
keuring had uitgesproken over deze of gene
uitspraak van een wijze, maar Jezus deed meer,
Hij verschoonde niemand en kende zelfs geen
betrekkelijk recht toe aan wat menschen uitge
sproken hadden. Van onder het stof der eeuwen
bracht Hij het oude profetenwoord te voorschijn,
plaatste het voor aller oog op den kandelaar,
deed het uitkomen in zijn volstrekte beteekenis
en eischte onvoorwaardelijke onderwerping aan
de uitspraak Zijner lippen. Anderen hadden
verklaard, dat zij de waarheid zochten, dat zjj
een deel van de waarheid aan het licht gebracht
hadden, maar Hij sprak uit, dat Hij zelf de
waarheid was.
Wie ooit iets gezien en ondervonden heeft
van de trotschheid welke de leidslieden van een
volk in den regel bezielt, verwondert er zich
niet over, dat allen die vooraan stonden zich
ergerden aan den Nazarener, die het wagen
durfde om de geheele beschouwing waaraan
zoovele wijzen gearbeid hadden en die in zoo
hooge eere stond, geheel te verwerpen. Voor
hen was het ondragelijk, wijl de geheele grond
waarop de paleizen van hun aanzien en groot
heid gebouwd waren, begon te wankelen. Moch
ten zij het lijdelijk aanzien, dat één Man hun
gemeenschappelijk streven vernietigde Zou het
niet een blijvende schande voor Israël zijn,
wanneer zij toestonden, dat deze Misleider het
gansche land vervulde met Zjjn voorstelling?
Waren zjj het niet aan hun beroemde vaderen,
aan zichzelf en aan hun nageslacht verplicht
om Hem aan de schande prijs te geven Gewis,
aarzeling zou een misdaad zfin en een vlek
werpen over hun leven, welke nooit meer uit-
gewischt kon worden.
Wij behoeven niet te verhalen, wat zij gedaan
hebben om Hem in hun handen te krijgen.
Waartoe te gewagen van de sluwe list, bittere
vijandschap, fanatieke ijver, waarmede zjj Hem
vervolgd hebben. Gjj kent de outzachlijke ge
beurtenissen, inzonderheid van den laatsten Don
derdag en Vrijdag. Zjj hebben hun doel bereikt
en het is niet te denken, dat Zijn woord nog
na Zjjn dood overwinnen zal. Wie zou er voor
moeten zorgen Die enkele Galileïsche visschers
die tot het laatst toe bij Hem gebleven zijn
Het is hoogst onwaarschijnlijk. Het zjjn allen
menschen, die niet tot den stand der geleerden
behoorden, en die reeds in den hof Gethsémané
naar alle zijden vloden om een heilig toevluchts
oord te zoeken. Zij zullen wel nooit meer op
het tooneel verschijnen om Zijn woorden te
prediken. Zoo mogen zij hopen, dat het uit is.
Hard was de strijd en meer dan eens was de
kans gering, doch thans is het pleit beslist. Zij
behoeven zich niet ongerust te maken, want het
is hun gebleken, hoe spoedig de Hosanna's
verstomden en de kruiskreten alles overstemden.
Nu zij doorgetast hebben, is het hun zelf mee
gevallen. Zijn invloed was lang zoo groot niet
als het leek. Bijna zonder slag of stoot is het
gegaan en Hijfdien duizenden toegej uicht hebben,
sterft als een uitgeworpene den smadelijksten
dood. Zoo gaat de heerlijkheid der wereld, zoo
gaat ook de heerlijkheid van den Nazarener
voorbij.
Zelfs zijn trouwste vrienden durven niet meer
hopen. Ook zij gelooven, dat alle verwachtin
gen, welke zij bij Zijn optreden gekoesterd
hebben, verdwenen zijn. Aan het kruis leed
hun hoop schipbreuk. Die werkelijkheid was
hun te machtig. Het is maar goed, dat zjj in
hun smart en droefenis niet doorgedacht heb
ben, want dan zouden zij omgekomen zjjn. Nu
hadden zij het reeds bang. Doch wat zou het
dan geweest zijn. Nu misten zij reeds alle licht.
Doch hoe ontzettend donker zou dan de nacht
geweest zijn. Wij kunnen nog deernis gevoelen
met den bangen nood, waarin de jongeren zich
destijds bevonden, doch wij behoeven Gode zij
dank, niet in diezelfde stemming het kruis te
verlaten, wijl wij weten, dat het niet bij machte
is geweest onzen Heiland te vernietigen. Voor
ons valt het licht van den derden morgen over
het donkere kruis en wij gaan heen, versterkt
in de overtuiging, dat Hfi alleen onze Leids
man kan zijn. Van jaar tot jaar leeren we deze
waarheid meer waardeeren, wijl we hoe langer
zoo duidelijker zien, aan welke verwarring zij
ten prooi zijn, die zjjn Evangelie verwerpen.
Neen, wij benijden hen niét,"die bij het licht
van de wijsheid der wereld hun weg moeten
bewandelen, want wel spreken zij op hoogen
toon alsof zij het alleen wisten, wel beroemen
zjj zich in het hooge schijnsel, dat hen bestraalt,
wel begrijpen zjj niet, hoe er nog één verstandige
is, die in de beschouwing van Jezus de op
lossing van het raadsel des levens ziet, maar
die schijn kan ons niet bedriegen, wjjl wij we
ten, dat zij met al hun wijsheid zich in 't mid
den der duisternis bevinden. Om het zeer zacht
te zeggen, zjj volgen een dwaallicht, dat hen
hoe langer zoo meer in een ondoorgrondelijk
moeras voert, waarin zjj als God het niet
verhoedt onherroepelijk wegzinken. Zorgen
we er slechts voor, dat we in Zijne nabijheid
blijven, in Zijne gemeenschap leven en dat wij
één plant met Hem zijn in de gelijkmaking
Zijns doods, opdat we het ook mogen zijn in
de gelijkmaking Zjjner opstanding.
ZËNDING.
Een van de geduchtste bedenkingen tegen de
Zending is de weinige vrucht, die deze arbeid
draagt.
Wanneer men menschelijke richtsnoeren ge
bruikt en met de bekeerlingen handelt als met
een optelsom, is dit juist. Ds. K. v. Djjk, Fries-
land's bekwame zendeling te Keboemen, laat
dit duidelijk uitkomen, als hjj schrijftIk wil
zoo gaarne ieder jaar van rijker vrucht, van
grooter uitbreiding der gemeenten en van
krachtiger ontwikkeling van 't geestelijke leven
onzer Christenen gewagen. (Och, broeder van
Djjk, deze wensch onderschrijven uw collega's
in het Moederland ook Maar dit kan ik ditmaal
niet. Het valt mij zwaar om het neer te schrijven
in het verloopen jaar is het aantal onzer chris
tenen achteruitgegaan."
Op 31 December 1909 telde de gemeente te
Keboemen 131 belijdende lidmaten tegen 135
het vorig jaar, en van 118 gedoopte kinderen
daalde zij tot 106. Waarlijk een niet gering
verlies.
Is ds. v. Dijk nu moedeloos Geen sprake
van. H\j is alleen bevreesd, dat de Zendende
Kerken gaan verslappen. Doch dit behoeft niet.
„Want vooreerst weet ik, dat de optelling van
het aantal Christenen op den laatsten December
van ieder jaar niet de eenige, en volstrekt niet
de beste maatstaf voor den zegen op onzen
arbeid is. Verder, dat wij den voortgang van
de uitbreiding des Koninkrijks moeilijk bij
enkele jaren kunnen rekenen, maar veel liever
bij eeuwen of tijdperken. Want het zaad des
Woords ontkiemt niet in ééne Lente, het kan
lang in den akker der volken schuilen, en reeds
lang bezig zijn te ontkiemen en te wortelen,
vóór dat wij met blijdschap onze schoven mogen
binnendragen. Hier en daar mogen wij eens
een aartje kunnen plukken, en dat getal moge
't eene jaar eens wat meer, en 't andere wat
minder zjjndat is toch de oogst niet. Ook
waar geene aren te plukken vielen, kan Gods
zegen wel rijkelijk op het uitgestrooide zaad
gerust hebben, dat er voor een goede oogst
gegronde hope is."
Bovendien bewijst ds. v. Dijk, dat hij meer
toegang en ingang krijgt bij de Javanener
komt meer begeerte naar de Christelijke leer.
Hoewel, de liefde van Christus gaat hun be
vatting zoo ver te boven. Maar moet deze liefde
ook ons niet dagelijks verbazen
Ook betoogt onze Zendeling, dat de achter
uitgang moet geweten worden aan 't vertrek
van de armste leden naar plaatsen, waar meer
te verdienen valt. De loonen toch zijn te Ke
boemen laag, b.v. één heel dubbeltje voor den
ganschen dag grassnijdenl
En eindelijk schrijft hij, onterecht: „Kan de
macht der leugen, die wij tegenover ons hebben,
ons benauwen, wij gelooven toch dat de waar
heid machtiger is en dat zjj de zege zal behalen.
Maar wij weten niet, of wij wel den Heere op
de geschikste wijze dienen, of er aan onze zijde
niet iets is, dat dien zegen verhindert. Dat stemt
tot ootmoed en dringt tot zelfonderzoek, en tot
gebed om licht en kracht en leiding."
Iu bovenstaand schrijven wekt ds. van Dijk
op tot zelfonderzoek. Dit doen ook wij, lezers
en lezeressen. Het is niet anders, en wij willen
dus niet een anderen indruk geven, reden tot
juichen en roemen is er voor de Zeeuwsche
Kerken op 't oogenblik nog niet.
Terecht schreef onze redacteur ds. Laman de
vorige week, dat, als de eigen Zending mislukte
(wat God genadiglijk verhoede 1) dit te wijten
zou zijn aan gebrek des geloofs en des gebeds.
Wfi voegen er nog een opmerking bijen
aan gebrek aan actie. Bidt, zeer zeker, bidt
zonder ophouden. Dochbidt en werkt.
O zoo velen zijn niet doordrongen van de
goddelijke eisch„predikt het Evangelie aan
alle creaturen." Maar die van deze eisch wel
doordrongen zijn, wat doen zij
„De ziel des luiaards is begeerig, doch daar
is niet; maar de ziel der vljjtigen zal vet ge
maakt worden."
J. D. wlblbnga.
Van dezelfde hand, die ons onlangs enkele
verzen leverde, ontvingen we thans drie, welke
we met genoegen hier laten volgen. De vorige
werden door sommigen althans met groote er
kentelijkheid ontvangen en gelezen en wij twij
felen niet, of ook deze zullen een goed ont
haal vinden.
BETHLEHEM.
Lükas 2 12.
Hoe Een Koning in windselen, kribbe en stal