Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Ds. L. fiOUHA en Ds. H. W. LAMAN.
7e Jaargang.
Vrijdag 4 Maart 1910.
No. 37.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABONNEMENTSPRIJS
Drukker-Oilgever
A. D. LITTOOIJ Az
PBIJS DER ADVERTENTIEN
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Biddag voor het gewas.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummersZ cent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
REDEN TOT BIDDEN.
Doch roepende tot den Heere in
de benauwdheid, welke zij hadden,
verloste Hy hen uit hun angsten.
Ps. 107 13.
Een winterschen zomer hebben we, hoe vaak
werd het verleden jaar gezegd, en er was reden
voor. Wij hadden slechts enkele dagen, waarin
de hemel geheel helder was, waarin de zon al
haar licht en gloed uitstraalde en velden en
akkers glansen deed in zuiver goud. Meestal
was de lucht grauw en somber, voortdurend
viel de regen neer en het vee stond dikwerf
aan een hoek van het land te huiveren. Wjj
zagen uit naar zonnige dagen, maar zij lieten
op zich wachten. Wij hoopten nog op een
schoone herfst, maar tevergeefs. Zoo gingen wjj
den winter tegen, die onze wateren doet be
vriezen en door zijn koude weer staal brengt
in ons bloed. Doch er zat geen vorst in de
lucht en strenge echte koude hebben we niet
gehad. De regen daarentegen kwam overvloedig
en wij hoorden van stormen en onweder en
aardbevingen. Aan slechte tijdingen werden
wy haast gewoon. Wij lazen van het vergaan
van schepen, van ongelukken in mijnen en
vooral van watervloeden. Waarlijk, voor velen
is het een winter geweest, die in 't geheugen
zal blijven en wie geeft een beschrijving van
wat er geleden is. Bange uren zijn er door
leefd en hier en daar stond de zorg als een
onheilspellende gedaante bij dagen en zelfs bij
nachten voor 't oog. Op enkele plaatsen hebben
de elementen zoo geducht gewoed, dat velen
dachten, dat het eind der wereld gekomen was.
Over al deze dingen wordt gedacht, gespro
ken en geschreven. Dit is goed. Maar de men-
schen zijn over 't algemeen onaandoenlijk. Het
leven gaat zijn gang. Weinig wordt er ge
dacht over het gewicht van het sterven en
de eeuwigheid. Het ongeloof spreekt zich
steeds driester uit. Een oogenblik ziet men
op en vraagt, waarheen gaan we, doch spoedig
is de indruk voprbij. Zoo was het nu pas weer
in Berlijn. Dien woordvoerder des ongeloofs
stelde de vraag, of Jezus wel ooit geleefd had
en hij beantwoordde haar ontkennend. Dit gaat
velen te ver, zij zeggen, het is ongehoord. Doch
verder komt het niet. Jezus is voor de groote
menigte een persoonlijkheid, die eeuwen ge
leden leefde en stierf, maar aan wien zij niets
hebben. Wat doet er dan ook eigenlftk toe, of
Hij geleefd heeft of niet. Zij verliezen er niets
b\j. Yoor hen komt het precies op hetzelfde
neer. Vandaar dat zij even het hoofd schudden
en de schouders ophalen, uitroepende, dat zulke
een brutale ontkenning toch niet te pas komt,
maar voorts gaan zij weer op een effen weg
verder. Zjj kennen geen moeite, geen strijd,
wat zij nog van het oude geloof bezitten, heb
ben zij door overlevering. Het kost hun niets
en zij hebben er ook niets aan.
Doch wij vertrouwen van u betere dingen.
Gij hebt nog een oog voor de openbaring van
Gods toorn over alle ongerechtigheid der men-
schen gij merkt ook in de onheilen, welke
zich vermenigvuldigen, de slaande hand des
Heeren en gij gelooft, dat de oordeelen op de
aarde komen, opdat de volkeren gerechtigheid
zouden leeren. Zoo gaan wij den winter uit,
het voorjaar tegemoet en wij vragen, wat zal
de zomer ons brengen Er is reeds veel schade
geleden en het natte weder maakt het bereiden
van den akker bezwaarlijk. Zou er oorzaak voor
ons zjjn om eens een nauwgezet onderzoek
naar ons geloofs- en gebedsleven in te stellen
In onze provincie worden de Bid- en Dankdag
voor het gewas nog gehouden en wij beschou
wen het nog als een gunstig teeken, maar
hebben we wel ernstig verstaan, hoe noodig
het is, dat wij arbeiden, alsof het aan onze
vlijt hing en tevens zoo bidden, dat daaruit
het heldere bewustzijn van onze diepe afhan
kelijkheid spreekt Wij leggen er ons op toe,
om onze landen te verbeteren, om de meest
geschikte gereedschappen te gebruiken, om de
middelen te vermenigvuldigen, en wij keuren
dit niet af, omdat wij overtuigd zijn, dat dit
onze roeping is, maar is de ijver van ons ge
bed daaraan geëvenredigd en verlangen wij
even sterk naar den wasdom van het geestelijk
leven als wij uitzien naar een vruchtbaar jaar
Het woord uit den psalm, dat we hierboven
schreven, is vol leering. De dichter gewaagt
van ongelegenheden waarin zjjn volk was ge
raakt en hij wist ook, waarom deze onheilen
over hen gekomen waren. Zij waren weder-
strevig geweest, zij hadden de geboden des
Heeren niet gehouden, zij hadden door hoog
moed geleid den wil des Heeren verworpen,
en daarom had God hen vernederd, Hij had
hen tegenspoeden gezonden, en Hjj had hen in
allerlei nood en ellende gebracht. Eerst wilden
zjj zich staande hóuden, zij wilden hun plaats
bewaren, bljjven wilden zjj wat zij waren, doeh
het ging niet. Zjj zagen in, dat zjj zich zelf
niet helpen konden, dat er voor hen op die
wjjze geen redding en verlossing was en zoo
waren zjj er toe gekomen om het oog van zich
zelf en van al het schepsel af te wenden en
op God te richten, tot Hem te roepen, hun
nooden Hem te klagen en zie, Hjj hoorde naar
hun klachten, wendde weldra hun lot en zjj
werden uit hun angsten bevrjjd. De duisternis
week, de schaduwen des doods verdwenen, hun
banden werden verbroken eu het licht verrees
in hun donkerheid en de vreugde keerde weder.
Eeuwen is dit geleden en er is veel ver
anderd, doch in den grond der zaak zjjn de
menschen dezelfde gebleven, ook de belijders
van 's Heeren Naam. Er was een groot onder
scheid tusschen Israël en de volken, want de
laatste bogen zich voor goud en zilver, voor
hout en steen en verwachtten het van de heu
velen en de bergen. Doch het volk des ver-
bonds geloofde, dat de God Abrahams de eenige
en machtige Schepper des hemels en der aarde
was, en dat Hjj alleen een Toevlucht van ge
slachte tot geslachte kon zjjn. Leefde het nu
evenwel steeds naar deze belijdenis, hield het
altijd de inzettingen des Heeren in groote ach
ting en verlustigde het zich in het heil der
belofte? Gij weet wel beter. Het was genegen
om van den rechten weg at te dwalen en te
doen wat kwaad was in des Heeren oogen.
En zoo is het nog. Wjj hebben ons nog niet
laten wegdrijven op de wateren des ongeloofs,
wjj houden ons nog aan de oude en,beproefde
belijdenis der vaderen, wjj spreken het nog uit,
dat aan des Heeren zegen alles gelegen is,
maar zjjn onze gedachten, woorden en werken
daarmede in overeenstemming en komt het in
ons gebedsleven uit, dat wjj in ons zelf niets
zjjn en dat wjj ook niets van onszelf verwach
ten Kunnen we getuigen, dat wjj ons verre
gehouden hebben van alle ongerechtigheden
Hebben we geen reden aan God gegeven om
ons tegen te komen en om onze overtredingen
bezoeking te doen Hebben we, ziende op ons
zelf, reden om te verwachten, dat over ons de
zegeningen vermenigvuldigd zullen worden
Houd maar op, hoor ik u zeggen, want wie
wie kan zeggen: ik heb mjjn hart gezuiverd
en ik ben rein van mjjn overtreding. Wjj heb
ben menigwerf vergeten, dat Hjj de eenige
Fontein van alle goeds is en geleefd by het
ontvangen van Zjjne, weldaden, alsof wjj er
recht en aanspraak op hadden. Zeker, ook wjj
mog9n ons wel verootmoedigen voor Zjjn aan
gezicht en ons wenden tot den Troon der ge
nade. Gjj gelooft dus met mjj, dat het wel tjjd
is, dat het gebedsleven vuriger dan tot dusver
zjj en dat wjj terugkeeren tot Hem, die alleen
ons zegenen kan. Hy kan de zorg verbannen,
Hjj kan onzen landbouw en veeteelt zegenen,
Hjj kan bedrijvigheid geven in elke nering,
Bjj kan ons toerusten tot ons werk en al
onzen arbeid kronen met Zjjn gunst. Hjj is
nog Dezelfde en Hjj zal het oor neigen tot ons
gebed, wanneer wy tot Hem roepen. Hoe heer
lijk zou het zyn, als Hy als zjjn volk eens
verlevendigde door Zjjn daden en ons den Geest
der genade en de gebeden vermenigvuldigde,
want dan zouden weldra de woningen der
rechtvaardigen weergalmen van de liederen der
bevrijding.
Doch riepen zy in d' ellenden
Den Heere ootmoedig aan,
Hy deed hun angsten enden
En hen 't gevaar ontgaan.
Hjj hielp hen uit den nood,
Hy bracht hen uit het duister
Der schaduw van den dood,
Hjj brak hun band en kluister.
Bouma.
Over den bid- en dankdag voor het gewas
wordt zeer verschillend gedacht en gesproken.
En daarom verwonderde het mij niet, dat een
ons de vraag deed, wat wjj er van dachten en
ik beloofde, dat ik er wel een enkel woord
over schrijven zou. Ziedaar de aanleiding.
Nu zal ik eerst even aantoonen hoe de vraag
ontstaan is. Op de dorpen in Walcheren
worden deze dagen trouw gehouden. In alle
kerken is er dienst. Op die dagen wordt er
by'na niet gewerkt. De opkomst in de verschil
lende kerken is er goed. Er komen haast
evenveel als op een gewonen Zondag. Wjj kun
nen derhalve wel zeggen, dat die dagen in eere
zjjn. In Vlissiogen en Middelburg is dit an
ders 9n omdat ik nu het best op de hoogte
ben met onze eigen stad zal ik mjj tot haar
beperken, en alleen meldiDg maken van de
laatste jaren. Na de Doleantie scheen het, dat
ook de Bid- en Dankdag in de achting gere
zen waren. In de vier kerkgebouwen van de
Gereformeerden en oud-Gereformeerden was er
twee- of driemaal dienst. Ook de Hervormde
kerk had twee beurten. Meerdere winkels wer
den gesloten dan vroeger. De patroons stonden
toe dat hun knechten dien dag hun arbeid
lieten rusten. Wie belang stelde in die beide
dagen, verbljjdde zich. Lang duurde het ech
ter niet. Het was een opkomende morgenwolk
geweest, welke wel regen deed verwachten,
maar niet gaf. Van jaar tot jaar werd het aan
tal winkels, dat sloot, geringer en nu is het
reeds zeer gering. Er zjjn nog enkele. De ar
beid op die dagen gaat op de gewone wjjze
door. De straten hebben het alledaagsehe aan
zien. En in al de kerken is de opkomst ge
ring. De Herv. kerk heeft de morgenbeurt
afgeschaft uit gebrek aan belangstelling en de
Noorderkerk heeft dit ook reeks enkele malen
gedaan. Doeh later is zjj daarop teruggekomen
en houdt nu ook de voormiddagbeurt weer.
Natuurljjk wordt daarover gesproken. Velen
zeggen, dat is niet erg, want het is een men-
scheljjke inzetting, doch er zjjn ook, die het
betreuren en er in zien een bewjjs, dat de be
hoefte naar het gemeenschappelijk gebed ver
flauwt. Vandaar de vraag wat wjj er van
dachten.
Het ljjkt mjj toe, dat wjj niet met een enkel
woord er ons van afmaken kunnen. De eerste
Biddag voor het gewas werd in ons land uit
geschreven door de regeering in het jaar 1653.
Er was reden voor. Ons volk had verwacht,
dat nu de vrede met Spanje gesloten was, er
een tjjd van ongekenden bloei zou komen.
Doch het viel tegen. Misgewas beschaamde de
hoop des landsmans en de welvaart bleef uit.
Van jaar tot jaar werd het erger en daarom
besloot de overheid het gansche volk op te wek
ken om op den 2en Woensdag in Maart een
Biddag te houden. Die opwekking viel in goede
aarde. Alom in den lande werd hjj gevierd
en de kerken waren vol. Wjj kunnen wel ge-
looven, dat er dien dag in ons land waarljjk
gebeden is en Je Ontfermer Israëls hoorde het
gebed van zjjn volk. De zomer, welke volgde
was schoon en vruchtbaar. De akker leverde
overvloedig en het vee vond een malsche en
vette weide. Na de oogst werd op den eersten
Woensdag in November ook thans op aan
sporing van de overheid een Dankdag gehou
den en van alle kanten kwamen de tjjdingen,
dat de deelneming groot en zeer opgewekt
was geweest. Sedert dit jaar heeft ééne pro
vincie dien Bid- en Dankdag steeds gehouden
n.l. Overjjsel en wie op zulke dagen in de
steden en dorpen van dit gewest is geweest,
weet, dat daar die dagen met groote belang
stelling gevierd worden. In de andere provin
ciën verdween die gewoonte na korteren of
langeren tjjd.
De kerken der scheiding gevoelden over 't
algemeen er voor en zjj begonnen dan ook
weldra een Bid- of Dankdag te houden of al
thans een avondbjjeenkomst voor dit doel. Ook
de kerken der Doleantie bewandelden dit spoor
en langzamerhand waren er ook vele Herv.
kerken, die er toe over gingen.
Nu komt de vraag, of een dergeljjke ge
woonte goedgekeurd kan worden. Sommigen
zeggen, een bededag kunt gjj niet in 't leven
roepen. Dat kan God alleen en Hjj doet het
als Hjj groote rampen over een land doet ko
men of een bittere nood in 't leven roept. Als
er oorlogsgevaar dreigt, als een pestziekte dui
zenden wegmaait, als het water door djjken
en dammen breekt, als Hjj onvruchtbare jaren
doet komen, dan is er oorzaak om een Bede
dag uit te sehrjjven. Maar in gewone tjjden
ontbreekt er toch de stemming voor en het
wordt een bloote vorm. Nu daar is veel waars
in. Niemand zal het tegenspreken. Iets anders
echter is het om onzen Bid- en Dankdag te
veroordeelen. Als gjj de geschiedenis raadpleegt,
dan wordt het duideljjk, dat er nooit ware
vrienden van Sion geweest zjjn, die gezegd
hebben, de deuren van de kerk moeten enkel
op den rustdag geopend wordenen de vaders
der Geref. kerken hebben er altjjd op aange
drongen, dat de gemeente ook in de week hare
samenkomsten zou houden. Onze Catechismus
zegt dan ook bjj de verklaring van het vierde
gebod, dat ik inzonderheid op den Sabbath
naarstig tot het huis des Heeren zal komen en
leidt derhalve uit dit gebod af, dat ik mjj niet
tevreden mag stellen, wanneer ik des Zondags
de kerk trouw bezoek. Neen, ik moet dat ook
in de week doen.
Bovendien heeft God zelf aan Israël voorge
schreven, dat het volk opeuljjk in den tempel
op bepaalde dagen beljjden zou, dat het den
wasdom alleen verwachte van God en dat het
eveneens voor de ontvangen veld- en boom
vruchten Hem zou erkennen. Werp mjj nu
niet tegen, dat die instelling ons niet meer
geld, want zoo verstandig ben ik gelukkig ook
nog wel, maar als ik nu verwijder al wat er
schaduwsachtigs in is, dan bljjft er toch nog
iets over en dit doet wjj zeggen, dat het hou
den van een Bid- en Dankdag voor het gewas
niet beschouwd mag worden als een inzetting
welke het gebod Gods krachteloos maakt. De
gemeente, die zulke dagen houdt, sluit zich aan
bjj het werk der Voorzienigheid, en erkent in
't openbaar, dat zjj eiken zegen wacht van den