Bouma. UIT HET LEVJKI. Ouders en kinderen. ZEJTDOG. Het aandeel der Zending in onze taak als Koloniale mogendheid. SPROKKELINGEN. Drank. Rijkdom. Kerk en Schoolnieuws. Ofticiëele JBerieliten. Maar van de werkdagen moet ze afblijven. Staking van arbeid op Donderdag of Vrijdag moet vrijwillig geschieden. Afdwingen mag de Overheid die niet." Met bovenstaande gaan we geheel accoord. Bovendien is er nog iets in deze zaak, dat hin dert. Sedert ds. Koelman, van Sluis, geijverd heeft tegen de Christelijke feestdagen, hebben de strengste Gereformeerde in onze Provincie nooit veel voor die dagen gevoeld. Er is geen gewest in ons land, waarin men zich zoo stipt van allen arbeid op den rustdag onthouden heeft, als in Zeeland en hoewel het in onze dagen niet meer is als vroeger, toch kunnen de Zeeuwsche steden en dorpen nog best een ver gelijking met de plaatsen in andere provinciën doorstaan. Nergens in ons vaderland is het zoo stil en rustig op Zondag als hier. Maar eeuwenlang heeft men hier voor Christelijke feestdagen weinig gevoeld. Men moge het betreuren of toejuichen dit doet er op dit oogenblik niet toe doch ieder zal moeten toegeven, dat er zooals het Friesch Dagblad schrijft, geen enkele letter in de gansche Schrift voorkomt, welke iemand tot rusten op Donderdag of Vrijdag verplicht. Nu zjjn er echter ook hier lieden, die een „Goede Vrijdag" een „Hemelvaartsdag" en dergelijke veel hooger stellen dan de weke- ljjksche rustdag en zij vinden het schrikkelijk, dat Gereformeerden weinig voelen voor die hoogtijden. Voor hen zijn dat eigenlijk de dagen. Dan moet alles recht feestelijk zijn. Of de Zondag ontheiligd wordt, schijnt hen minder te deren maar wie op Hemelvaartsdag op Goede Vrijdag werkt is erger dan een Hei den en een tollenaar. Ofschoon ik niet weet, van wie een dergelijke vervolging van deze arbeiders uitgegaan is, toch vrees ik, dat het niet uit eerbied voor Gods wet is geschied en ik kan mij zeer goed begrijpen, dat de Kanton rechter hen van alle rechtsvervolging ontsloeg. Het was geheel in overeenstemming met de oude Geref. Zeeuwsche traditie. Bovendien is een dergelijke uitspraak hin derlijk, omdat die verouderde Zondagswet bijna nooit toegepast wordt. Er zijn heele streken in ons Vaderland, waarin men des Zondags koopt en verkoopt, werkt en slooft haast als op eiken anderen dag in de week. Hebt ge nu ooit gehoord, dat die overtreders van de Zon dagswet gestraft worden Als gij eens daar de vraag deed, of de wet arbeid in 't publiek verbiedt, zij zouden u aanzien en denken, hoe heb ik het nu. Houdt hij zich zoo ot zou hij werkelijk zoo onnoozel zijn Van de honderd zijn er zeker negentig, die niet weten, dat er zulk een wet bestaat. Zoolang de overheid al deze dingen laat geschieden, doet een vonnis als dit denken aan het uitzuigen van de mug en het doorzwelgen van den kemel. Wel is de Zondagswet verouderd. Van een grooten steiger en van een klein huis aldus luidt de titel van een allerbelangrijkst boekje, onlangs verschenen. Schrijver is de heer Drewes, hoofd eener Christelijke school te Amsterdam. Het boekje heeft het voorrecht een titel te dragen, welke nieuwsgierig maakt. Maar het heeft nog grooter voorrecht een in houd te bergen, welke van het begin tot het einde smakelijk is. Op zeer onderhoudende wijze toont de schrijver aan, dat ons heden- daagsch schoolonderwijs in vele opzichten ge lijkt op het gebruik van een grooten steiger voor het bouwen van een klein huis. Er wordt m. a. w. den kinderen veel geleerd, dat ten slotte voor hun verder leven zoo weinig prac- tische waarde heeft. Als ze de schoolbanken verlaten, hebben ze van alles geleerd, maar wat is hun kunnen nog pover. De klacht is niet nieuw. Veel wat de schrijver op zjjn eigenaardige wijze beweert, is door anderen gevoeld en uitgesproken maar ondertussehen varen we voort met.het bouwen van groote steigers voor kleine huizen. Het regent methodes. Maar het groote beginsel, neergelegd in de H. Schrift: leer den jongen de eerste beginselen, naar den eisch zijns wegs komt nog allesbehalve voldoende tot zijn recht. Er wordt geroepen om vereenvoudiging van het onderwijs. Nu, die vereenvoudiging van het onderwijs is broodnoodig. De school moet geven de eerste beginselen; maar het weinige, dat ze geeft, moet dan ook goed zijndat moet er in zitten, muurvast; het moet dusdanig verwerkt zijn, dat de kinderen het later ge makkelijk kunnen gebruiken. Dit schijnt echter gemakkelijker gezegd, dan gedaan, kinderen op te voeden voor het leven. We gevoblen wel, dat de school niet geeft, wat ze eigenlijk moest geven, maar de reformatie blijft uit. Doch we hebben moed, dat het eenmaal wel tot hervor ming zal komen. De voorloopers van den groo ten Hervormer Luther hebben niet vruchteloos geleefd en gearbeid. Het boekje van den heer Drewes is het werk van een voorlooper. Straks komt de reformator, die ons klaar en duidelijk zegt, hoe het moet wezen, wil het goed zjjn. Intusschen zullen onderwijzers en ouders veel in deze 28 opstellen vinden, dat, door hen ter harte genomen, den kinderen ten zegen zal zijn. Ik zou wel het een en ander uit dit boekje over willen nemen om eens te laten proeven, wat edele vruchten hier in fraaie schalen op gediend zjjn. Maar de keus is zoo rijk. Enkele citaten dan, uit het opstel van bladz. 106: Ouders en kinderen. De heer Drewes schrijft „Wat wij, ouders, helaas, zoo dikwijls ver geten, is, dat we onze kinderen moeten hoog achten. Wij vorderen zoo dikwijls hoogachting van onze kinderen, we vorderen die altijd en, als het goed is, met recht. Maar we vergeten vaak de hoogachting, die we aan onze kin deren verschuldigd zijn. De Schrift is er vol van. Ons wordt het kind voorgehouden als ideaalWij, groote menschen, moeten worden als de kinderen. Wij moeten worden als zij. En we trachten hen zoo vaak te maken als wij. „Ziet toe, dat gü geen dezer kleinen ver acht11. Niet verachtendus achten. Achting voor •een kind „Indien ge een van 'deze kleinen ergert, het ware u beter, dat een molensteen om uwen hals gebonden ware en gij waart geworpen in het diepste der zee." Wie het kind ergert, moest als een hond verdronken wordendat zou beter zijn." Dan toont de schrijver aan, dat de achting van een ouder voor zijn kinderen, niet insluit, dat de kinderen heeren en meesters over de ouders moeten zijn. „Wees zelf heer en mees ter in uw huis. Vorder stipte gehoorzaamheid. Dat zfjt ge uzelf verplicht. Dat zjjt gy in de eerste plaats God verplicht. Ge zjjt het aan uw kinderen verplicht. Hoort ge aan uw kinderen zfjt ge dat verplicht. Het is uw plicht tegenover uwe kinderen, dat ge stipte gehoor zaamheid eischt. Zonder gehoorzaamheid geen waarachtige ouderliefde. Maar indien ge ge hoorzaamheid eischt, wees zelf gehoorzaam. Gij en uw kind zijt voor God gelijk. Beiden zondaars, beiden hulpbehoevende schepselen, beiden mensehen." Verder wijst de Schrijver op de verantwoor delijkheid der ouders voor hunne kinderen en dan vraagt hij: „wordt de opvoeding niet vaak overgelaten Overgelaten aan de moeder alleen, overgelaten aan de „omstandigheden", aan de straat, aan de school, aan den meester, aan den dominee, aan wie weet al wien. Dat moet zich wreken. Soms op het kind. Altijd op den plichtverzuimenden ouder. Het duurt niet lang, of hij staat buiten den ge- dachtenkring van zjjn kind. Maak uw kinde ren tot uw vrienden en kameraden. Waar in een gezin zoovele andere vrienden en vrien dinnen zijn, waar vader met zijn vrienden uit gaat en moeder haar vriendinnen op een koffie- kransje heeft, wees er daar zeker van, dat er aan hun huwelijksleven wat hapert. Dan ha pert het soms aan kinderen. De een krijgt er twintig, de ander niet één. God geeft ze. Hoe grooter gezin, hoe beter. En nu komt ons werk, waarin wij ouders iets mogen vertoonen van onzen Heere Jezus Christus, toen Hij in het midden zijner discipelen was als één, die dient. Dienen, dienen en nog eens dienen, dat is onze roeping als ouders". Zie, van dergelijke gedachten is het boekje van den heer Drewes vol. Ge zult het mis schien niet in alles geheel met hem eens zijn. Hij spreekt wel eens wat sterk. Maar tegen dat ge één keer een vraagteeken zet, geeft ge hem gewis negen maal gelijk. Zoo'n boekje is voor menschen, die maar niet op goed geluk hun kinderen en leerlingen groot brengen, goud waard. Ongevraagd bevelen wij het hartelijk aan en wenschen het een ruimen kring van lezers. Laman. Nederland heeft een roeping, een heilige roeping tegenover zijn koloniën Ned.-Oost- en West-Indië. In het volbrengen dezer roeping neemt de Zending een buitengewoon belangrijke plaats in. Welk aandeel nu de Zending heeft in de taak, die wij hebben als koloniale mogendheid, heeft de heer H. Colijn, anti-revolutionair afgevaar digde voor het distriet Sneek, te Rotterdam op sehoone wijze uiteengezet. Aan het verslag ontleenen wij het volgende. Eerst betoogde hij, hoe het door en door Mohammedaansche Java niet slechts een bezwaar is voor de Zending, doch ook een gevaar voor ons Nederlandsch gezag. Immers de geest is tegen het christendom en de overheersching van de vreemden scherp geprikkeld. De heidenen op de andere eilanden rondom Java (onze buitenbezittingen) zijn een gevaar voor ons gezag, omdat zjj als animisten (vereer ders van geesten, vooral van voorouders) zich verzetten tegen alle nieuwigheid, die onze re geering invoert. En wat heeft nu de Zending gedaan, om als vrucht van haar arbeid ook ons gezag op Java en de buitenbezittingen te bevestigen Op Ambon en in de Minahassa is de invloed der Zending overweldigenddoch de geestelijke vrucht voor het Koninkrijk Gods wordt te veel tegengewerkt, omdat de kerk, daar gesticht, Indische staatskerk is geworden helaas 1 Op Sangir en Talout is dit gevaar voorkomen door de maatregelen van den heer Idenburg, toen hy nog minister was, zoodat daar zelf standige gemeenten komen zoo behoort het. Als resultaat der Zending, wat betreft de verhouding van onze koloniën tegenover het moederland gaf de heer Col ij n de volgende 4 punten „le. dat de Zending een ganschen ommekeer teweeg brengt in de gezindheid jegens ons gezag; 2e. dat de Zending een fundamenteels wedergeboorte der Heidensche stammen totstand brengt8e. dat zij het rechtsbewustzijn norma liseert 4e. dat zij een bijzonder gunstigen invloed uitoefent op de organisatie van het plaatselijk bestuurswezen, o. a. omdat de organisatie van het kerkelijk leven het oog opent voor de ge meenschappelijke belangen. Of die viervoudige invloed meer of minder sterk zal zjjn, dat hangt af van de houding der regeering tegenover de Zending. Medewerking der regeering heeft de ZendiDg beslist noodig voor het onderwijs. Spreker's verwachtingen van de Zending voor de toekomst zijn groot, zoowel voor Java, waar men als regel te doen heeft met persoonlijke toeëigening van het Christendom, als voor de buitenbezittingen, waar als regel voorkomt het zich in massa stellen onder den invloed van de Zending, wat door het optreden der regeering in verschillende streken zeer bevorderd wordt. Wel heeft men vaak aan de buitenzending, ter wille van dien massalen overgang, de voorkeur gegeven, maar op Java doen zich voorde Zending zeer gunstige verschijnselen voor, waaronder de Jong-Javaansche beweging kan gerekend wor den. De jongste beweging onder de hooge klassen op Java moge de vijandschap tegen het Christendom doen toenemen, zjj kan desondanks voor de Zending meer toegankelijk maken. Spr. meent dan ook, dat die beweging voor de Zending iets goeds kau baren, ja, hy verwacht zelfs iets goeds ervan, indien Nederland zjjn taak verstaat, indien in ons volk ieder persoonlijk wil deel nemen aan onze taak tegenover Indië, door de Zending te steunen, gedachtig aan de uitspraak van Ons Program, dat de kerstening voor Indië het primum verum is." Verantwoording. Ontvangen het Zendingsbusje van Mej. O., inhoudende f5,20. J. D. wlelenga. In Schotland zyn reeds 210 gemeenten, samen met een bevolking van 145.880, zonder her bergen. Deze cijfers duiden niet aan de streken die onder verbod zjjn. B. v. in de nabijheid van Glasgow leven 50.000 menschen onder de verbodswet. („Illustrated Temperance Monthly"). De dollarkoning Clark volbouwde zijn huis van 18.000.000 dollar, met 121 kamers7 ver diepingen hoog. Een toren is er bij van 160 voet. Voor hoelang? LICHT De Zon dook neer in 't Westen, en aan den overkant vlogen van al de huizen de ruiten in rooden brand. Die alledaagsche ruiten van nuchter, kleurloos glas, ze lichtten en laaiden alsof er een eigen zon in was Ze stonden zoo ryk te pralen, al was hat huis ook arm in tooverende stralen leek 't al zoo schoon en warm 1 Maar dieper dook de zonne, stil-aan verglom de glans, om ganschljjk te verdwijnen met het licht aan 's hemels trans Niets schooner dan de ziele waarin Uw liefde straalt! Niets droevers dan de ziele waaraan die liefde faalt! O, Leven van mijn leven, o, rnyner ziele Licht, wil mij toch niet verbergen Uw stralend Aangezicht Wil my toch nooit doen derven Uw lieven lichten schijn, opdat ik weer voor andren een leidend licht moog' zyn. Christelijk Volksblad. N. v. K. DRIETAL: te Koevordends. J. Brinkman te Beilen ds. H. de Bruyn te Enschedé; ds. J. D. Heersink te Emlichheim. te Breda: ds. J. Gispen te Barn veld; ds. M. Meyering te Wildervank; ds. J. B. Netelenbos te Oostkapelle. BEROEPEN: te Heerenveends. J. B. Netelenbos te Oost kapelle te De Krimds. A. P. Lanting te Oud-Loos- drecht. AANGENOMEN: naar Landsmeerds. A. M. v. d. Berg te Moordrecht. BEDANKT voor Sellingen en voor PoortugaalCand. J. A. Berghuis te Bierum. Woensdagavond, 16 Februari 1.1. zag men de deuren der Geref. Kerk geopend, om de menschen te ontvangen tot 't aanhooren van een Zendings rede, die door den WelEerw. Heer ds. Meulink van Meliskerke zou worden uitgesproken. Zyn Eerw. sprak naar aanleiding van Jesaja 607 over 't Zendingsterrein, het doel der Zending en de drangredenen voor de Zending. Het terrein is Midden-Java, het brandpunt van 't fanatieke Mohammedanisme. Hy schetste ons de afkomst van Mohammed en diens geloof, als ook het groote veld dat hy voor zyn geloof won. Die plaats nu voor Koning Jezus te veroveren, is het doel der Zending. Zy wil 't bereiken door Dienaren uit tezenden. Wjj, als Zeeuwen, werden er op gewezen, hoe groot het voorrecht is, zelf een dienaar uit te zenden. De drangredenen voor de Zending zjjn het eigenbelang van ons als Nederlanders, maar voornamelijk de roeping die wjj als volgelingen van Koning Jezus hebben te vervullen ten opzichte van den armen blinden heiden in 't verre Oosten. Vinde de rede in ons aller hart ingang, en gevoelen wjj meer en meer onze roeping, opdat men spoedig 't ver blijdend bericht moge hoorenZeeland zendt een eigen dienaar uit. C. A. Veetow, Secretaris der Zendingscomm. Serooskerke, Febr. 1910. VACATUURBEURTEN WESTKAPELLE. 3 April Dr. Wagenaar. 10 Ds. van de Hoorn. 17 Oud. Middelburg B. 24 Ds. Wielenga. 1 Mei Oud. Grjjpskerke. 8 Ds. van de Hoorn. 15 (Pinksteren) Oud. Koudekerke. 22 Dr. Kuyper. 29 Oud. Vlissingen. 5 Juni Ds. van de Hoorn. 12 Oud. Middelburg A. 19 Ds. Bouma. 26 Oud. Vrouwepolder. Vrouwepolder. Zondag 11. na de voormiddag godsdienstoefening maakte onze geachte leeraar ds. F. W. J. Wolf aan de gemeente bekend dat hjj vrijmoedigheid had gevonden om voor de roeping naar de kerk van Westkapelle te bedanken. Namens den Kerkeraad, S. Fkanckb, Scriba. VERSLAG van de vergadering der Classis Middelburg, gehouden den 9 Febr. 1910. Vriendelijke zonnestralen wierpen door de zachtgekleurde ramen een vrooljjk licht op de witte wanden der hooge Hofpleinkerk, toen ds. van den Hoorn namens de roepende kerk van Domburg de vergadering opende. Liefelijke orgeltonen ruischen plechtig door het ruime bedehuis. De samengekomenen zingen het eerste vers van Psalm 87, en hooren voorts lezen dit heer lijke Zendingslied, dat jubelt van de vastheid en heerlijkheid van het Sion Gods, waarin velen als geborenen in de rolle harer burgers worden ingeschreven. Daarna draagt Z.Ew. den arbeid van den dag in den gebede op. Ds. van Loon deelt mede, dat blijkens de credentiebrieven Grjjpskerke een inlichting

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 2