Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie van: Ds. L. BOUHA en Ds. H. V. LAMAN.
7e Jaargang.
Vrijdag 18 Februari 1910.
No. 35.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
1B0HHEMENTSPRIJS
Drukker-Oitgever
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS DER AD YERTENTIEN
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Historische zin.
Zondagswet.
Zeenws
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
JEZUS DE DEUR DER SCHAPEN.
Ik ben de deur, indien iemand door
Mij ingaat, die zal behouden worden en
hy zal ingaan en uitgaan en weide vinden.
Joh. X 9.
Niet zonder grond hebben de Pharizeeëa van
Jezus' dagen een slechten naam. Hoe duidelijk
heeft de Heiland hen ook hier geteekend. Hjj
durfde hen te zeggen, wat zij misdaan hadden.
Welk recht hadden zij om zulk een onbeperkte
heerschappij over hun volk te oefenen. Nooit
hadden z\j eenige aanstelling of opdracht ont
vangen. Louter aanmatiging was het, waaraan
z\j zich schuldig gemaakt hadden. Zij stoven
op, als iemand ook maar een vinger durfde uit
te steken naar hun gezag en zij konden niet
verdragen, dat anderen kwamen om het heil
van het volk te zoeken, maar zy konden aan
niemand hun lastbrief toonen, waaruit bleek,
dat zij wettig tot hun positie gekomen waren.
Bovendien misbruikten zij alle macht, welke
zij nu eenmaal bezaten. Zjj deinsden er zelfs
niet voor terug om Gods geboden krachteloos
te maken, opdat hun inzettingen maar geëer
biedigd zouden worden. Zij eischten, dat ieder
zich houden zou aan hun uitspraken en zij
plaatsten zich zelfs tusschen God en het volk.
Wie indenkt, welk een schade deze secte aan
gericht heeft in het zedelijk en godsdienstig
leven van Israël, verwondert er zich niet over,
dat een Johannes de Dooper eerst en de Heiland
daarna zoo schrikkelijk getoornd hebben tegen
hun Handelingen. Jezus spreekt het hier dan
ook onbewimpeld uit, wat de gevolgen zijn zullen.
Omkomen zal het volk, dat zich aan de leiding
van zulke mannen toevertrouwt.
Tegenover deze donkere schaduwen staat het
vriendelijke licht, waarin allen, die des Herders
stem hooren, wandelen zullen. Hij is de deur.
Van te voren heeft Hij uitgesproken, op welke
wijze Hij in 't bezit van zijn volgelingen komt.
Geen list of geweld behoeft Hij te gebruiken.
Tot de schaapskooi is Hij gekomen en de deur
wachter heeft Hem opengedaan. Op zijn stem
komen al de zijnen tot Hem en zij behoeven
zich niet te verontrusten over de vraag, of zij
soms ook verkeerd hebben gedaan met de oude
stalling te verlaten en zich aan Hem toe te
vertrouwen. Aan twee dingen heeft een schaap
dringende behoefte, aan veiligheid en aan voedsel
en beide zullen allen die zich onder Zijn hoede
stellen ruimschoots vinden. Indien iemand door
Mij ingaat, die zal behouden worden en hy zal
ingaan en uitgaan en weide vinden.
De beeldspraak welke wij hier hebben is ge
heel verschillend van de vorige. Eerst heeft Hij
duidelijk gemaakt, hoe Hij tot Zijn schapen komt
en hoe zy naar Hem komen en nu zet Hij
uiteen, wat Hij voor de schapen is. Hij is de
deur, door welke zij ingaan tot alle de zege
ningen, welke E-J voor hen verwerft. Velen
zullen beproeven om langs andere wegen te
komen tot het heil, dat de mensch van noode
beeft. Zij zullen alle middelen aanwenden om
te verkrijgen wat zij begeeren en misschien ge
lukt het hun wel om sommige goederen te ver
overen, maar het zal blijken, dat zij geen rekening
gehouden hebben met de wezenlijke behoeften
van het menschelijk hart. Al wat zij verkrijgen
op de eigen gekozen wegen, zal hen teleurstellen,
en te laat zullen zij bespeuren, dat het alles
uitloopt op verderf en ondergang.
Zonder Jezus is er geen leven en overvloed
voor den mensch.
Deze waarheid heeft nog haar volle kracht.
Op dit oogenblik denken we aan die leidslieden
onder ons, die aan de lagere volksklasse voor
spiegelen een soort van aardsch paradijs, dat
zij uit medelijden voor de arbeiders willen ver
overen en wij gelooven zelfs wel, dat er edele
mannen en vrouwen onder zyn, die verontwaar
digd over veel onrecht in deze wereld, en be
wogen over het gebrek, dat hier endaarheerscht,
waarlijk bedoelen betere maatschappelijke toe
standen in 't leven te roepen, doch wij betreu
ren toch, dat zij alleen oog hebben voor de
stoffelijke zijde van het leven en dat zjj deswege
ons volk vervreemden van de ware zedelijkheid
en de zuivere godsdienst. Het is een leugen
wanneer men voorgeeft, dat enkel wegneming
van maatschappelijke nooden den mensch bren
gen kan behoud en overvloed.
Natuurlijk zal dit wel duidelijk uitkomen en
daarover maken we ons dan ook in 't geheel niet
ongerust maar intusschen is de schade, welke
men aan het zedelijk en godsdienstig leven van
een volk berokkent groot, want men voedt den
waan, alsof er langs dien weg verlossing is te
wachten, en zoo verliest menigeen uit het oog
de vervulling, welke onze Heiland alleen den
mensch brengen kan. Gelijk wy nooddruft voor
ons lichamelijk leven behoeven, zoo verlangt ons
verstand naar licht, onze wil naar macht, ons
hart naar leven en vrede en wie nu alleen
denkt aan de stoffelijke dingen, verloochent
zijn zedelijk en geestelijk leven en voert het
ten ondergang en het verderf tegemoet. De
godzaligheid heeft de belofte voor dit en het
volgend leven, waarom het doorgaat, dat wie
boven alle dingen het Koninkrijk Gods en zijn
gerechtigheid zoekt, alle andere dingen deel
achtig wordt.
Daaraan hebben velen uit Israël niet gedacht.
Blindelings volgden zij de Pharizeeën, die hen
opofferden aan hun hebzucht en heerschzucht
en te laat kwamen zij tot de ontdekking, dat
zij langs een verkeerden weg gegaan waren.
Zij meenden verstandig te handelen door Jezus
te miskennen en verachten, en zij stelden zich
voor, dat zij veiligheid en overvloed zouden
ontvangen, wanneer zij hun leidslieden trouw
bleven doch het bleek geheel anders. De ge
varen dreigden eindelijk van alle kanten en
het gebrek overviel hun als een gewapend man.
Niet té zeggen valt het, hoe duur zij hun dwaas
heid hebben moeten betalen. Goed zal het zijn,
indien we daarop letten, opdat we ons wachten
voor allen, die zich zelf opwerpen om onze
leidslieden te zijn. Jezus zegt niet, dat Hij een
deur is, zoodat er ook nog andere gevonden
worden, waardoor wjj in gemeenschap met het
ware heil kunnen komen, neen, maar Hij is
de eenige. Er is geen andere. Geen tweede
bestaat er. Wie door Hem ingaat wordt be
houden en vindt overvloed.
De mensch heeft behoefte aan veiligheid want
er zy'n allerlei vijanden, die het op ons leven
gemunt hebben en wij kunnen ons zelf niet
bewaren. Ieder is zich daarvan in meerdere of
mindere mate bewust en daarom beijvert elk
zich dan ook om tegen de gevaren, welke hem
bedreigen een toevlucht te zoeken. Wat doet
de mensch niet om zijn goederen te verzekeren,
om over zyn gezondheid te waken, om zy'n leven
te behouden.
Doch weten moet gij, dat elke toevlucht on
zeker is en dat gij geen voldoende veiligheid
kunt vinden. Als er bijgevolg een begeerte in
u leeft om u tegen de dreigende gevaren te
bewaren, geeft u dan aan dezen Leidsman over,
want wie door deze deur ingaat, vindt recht
en veiligheid.
Zooals gij wanneer het buiten stormt, over
uwen drempel treedt, u neerzet in uwe kamer,
met de gedachte, hier heb ik niets van het
weer te vreezen, zoo kunt gij, indien gij door
den Christus ingaat, u zelf troosten met het
denkbeeld, dat Hy u volledige zekerheid biedt.
Gelyk een schaap in de stalling veilig is
voor den grynzenden wolf, zoo zijt gij volkomen
veilig voor eiken vijand, als gij u bergt onder
de schaduwen van Zyn vleugelen.
Nu zou het echter kunnen zyn, dat Hy u
wel veiligheid verleende, maar dat gij toch nog
gebrek moest lijden.
Daarvoor echter behoeft er ook geen vreeze
te zyn, want gij kunt ook tot deze deur uit
gaan en gy zult weide vinden. Voor alle
behoeften van uw leven en zy zyn vele
is er in Zyne gemeenschap overvloedig genoeg.
Aan niets zal het u ontbreken en het zal dui
delijk worden, dat hier voorraadschuren zyn,
die nooit uitgeledigd worden, dat hier bronnen
zyn, welke nooit uitgeput kunnen worden. Wie
is wys hy merke er op. Hy zoeke vóór alle
dingen de gemeenschap met den Christus, hij
sluite zich steeds inniger by Hem aan en hy
verlate zich geheel op Hem.
Bouma.
„Ernstiger dan tot hiertoe ging ik de geschie
denis onderzoeken en de overtuiging rijpte in
mijn ziel, dat de dingen over welke men twistte,
niet wezenlijk waren en het werd van toen aan
mijn streven aan te sturen op vereeniging van
alle Gereformeerden."
Het lykt my toe, dat allen, die het twisten
moede zyn, wel zullen doen om deze woorden
van dominé Gispen te behartigen. In het ver
leden ligt het heden en wie dus het heden wil
verstaan en billijk beoordeelen, moet beginnen
met de vraag, hoe was het vroeger. Hy ga eens
onderzoeken de historie van de Geref. Kerken
hij leze eens met aandacht de bladzijde, waarop
het lijden en den strijd onzer vaderen beschreven
staat, opdat hy moge weten, wat eisch zyn be
lijdenis hem stelt voor het tegenwoordige. Veel
wordt er in onzen tyd gelezen, maar wy zouden
toch niet durven zeggen, dat onze leden vol
doende weten van wat betrekking heeft op de
Kerk van Christus in deze landen. Menigeen
kent niet eens de geschiedenis van de Afschei
ding en die der Doleantie, terwijl het toch
waarlijk niet al te moeilijk is om daarmede
op de hoogte te komen. Het zou wel wanschelyk
zyn, dat huisgezin, school en kerk samenwerken
om nog meer dan tot nu de aandacht te ves
tigen op ons kerkelijk verleden, en dat ook
onze jongelingsvereenigingen meer werk maak
ten van deze stof. Noodzakelijk althans is het,
dat tot het bewustzijn van ons Gereformeerd volk
de ernstige lessen komen, welke de geschiedenis
ons geeft, want geestelijke traagheid heeft reeds
zulke jammerlijke gevolgen en zal nog grootere
hebben, indien wy niet met ijver arbeiden. Wy
willen allen den groei en den bloei der Gere
formeerde Kerken, maar wie dit schoone doel
wil, moet ook de middelen willen. En wie een
maal lust krijgt in onze ryke geschiedenis, kan
met genoegen op deze velden weiden, want
er valt zooveel te leeren, en ons inzicht in die
dingen wordt er door verhelderd. Wy leeren
meer een oog krijgen voor de vormen, die voorbij
gaan en voor het wezenlijke, dat blijft.
Daaruit zal ook volgen, dat wy streven zullen
naar de eenheid van alle Geref. belijders in ons
vaderland. Uit de historie toch wordt het zon
neklaar hoe de Geref. uit elkander gedreven
zijn en wij zullen het betreuren, dat menschen
die in de oude belijdenis vinden de uitdrukking
van hun geloof, soms zoo verwijderd van elkander
leven. Allen zeggen, die Confessie behoort ons,
en dit is zoo. Zy hebben er allen recht op en
het komt in niemand op om haar los te laten.
En nu zoudt ge zoo denken welnu dan zullen
zy ook allen zeggen, laat ons nu met elkander,
omdat wij één zyn in 't geloof ook kerkelijk
samenleven, maar hoe wettig een dergelijk
besluit ook afgeleid moge worden uit wat vast
staat, het wordt u weldra duidelijk, dat de wer
kelijkheid er geheel mee in strijd is. Daarom
is het te hopen, datrhet oog er voor open ga,
hoe noodzakelijk het is, dat allen, die aan de
oude waarheid vasthouden, ook schouder aan
schouder staan en elkander steunen om de Kerk
van Christus op onze erve meer tot haar eere
te brengen en wanneer dit gebeurt, er is geen
twijfel aan, of het zal de vurige begeerte zyn
om dit schoone en heerlijke doel te bereiken.
Stel eens, dat er waarlijk reden is om wegens
deze of gene misstand althans waarvan iemand
zoo denkt een Kerk naast een bestaande
Kerk te formeeren, dan zou er oorzaak zyn om
bijna evenveel kerken te hebben, als er belijders
in één plaats zyn. Al maaktet ge dan kerken
van niet meer dan tien personen, dan zou het
toch niet lang duren, of een van hen zou spoedig
een meening hebben, welke afweek van die der
anderen en dit zou hem recht geven om zich
weer af te scheiden. Om die reden zal het ver
standig zyn, dat wy ons houden aan de drie
kenmerken, welke onze vaderen op grond van
Gods Woord hebben geëischt in elke Kerk, die
aanspraak wil maken op den naam, maar dat
ook ieder zich by die Kerk voegt of bij haar
blijft, ter plaatse waar God ze gesteld heeft.
Anders maken wy banden los, welke God zelf
in Zyn wijsheid gelegd heeft en de schade zal
niet te overzien zyn. Alvorens een Kerk te ver-
oordeelen mag men wel beginnen met zich de
vraag voor te leggen, of wy wel waarlijk goede
gronden hebben. Wy mogen wel toezien, wat
wy doen en wel overwegen, wat bestaan kan
voor Hem, die alle willekeur veroordeelt-
Bouma.
Te voorzien was het, dat er over de ver
schillende uitspraken van het Kantongerecht
te Goes en de rechtbank te Middelburg inzake
arbeid op Hemelvaartsdag geschreven zou wor
den. Wy nemen over, wat het Friesch Dag
blad er van gezegd heeft.
„De Zondagswet is wel verouderd. Natuur
lijk dient ze wel gehandhaafd te worden, zoo
lang ze bestaat, maar herziening is toch wel
noodig.
Uit eerbied voor 's Heeren Dag.
Zoo lezen we nu, dat op Hemelvaartsdag
1909 eenige arbeiders bekeurd zyn volgens de
Zondagswet, omdat ze aan den openbaren weg
werk verrichten.
De Kantonrechter te Goes ontsloeg hen van
rechtsvervolging.
't Ging al hooger op.
Tot by den Hoogen Raad.
Die vernietigde de gevallen beslissing en
verwees de zaak naar de rechtbank te Middel
burg. Daar werd nu één gulden subsidiair
één dag geeischt.
Deze week valt de uitspraak.
De straf zal wel wettisch juist zyn.
Maar dan klopt hier de wet niet op het
Recht.
Wy achten Hemelvaartsdag hoog. Zoeken
dan gaarne de samenkomst der gemeente.
Zagen om wat liefs, dat deze Christelijke feest
dag niet voor uitgangsdag werd gebruikt en
dat het waarlyk de hoogtijd was van Jezus hemel
vaart.
Maar vraagt ge naar kwaad, naar zonde
dan is er geen enkele letter in Gods Woord,
die mij gebiedt op Donderdag te rusten. Inte
gendeel Zes dagen zult gij arbeiden, staat er.
Maar dan is 't ook ongeoorloofd, dat de Over
heid komt en my met den sterken arm dwingen
wil om geen boontje in den grond te leggen
op een door-de-weeksche-dag.
De Zondagswet moet noodig herzien. Voor
den rustdag moet heel wat beter gezorgd.