HPEOKKELINGËI.
Trouw.
Zondagsrust,
Kerk en Schoolnieuws.
Oflieiëele .Berichten.
Verantwoording van Liefdegaven.
INGEZONDEN STUKKEN.
Illusie en werkelijkheid.
Baudoin, die al te goed bekend werd, en Fran-
£ois Villier, die niemand anders is dan de be
roemde Hotman.
Calvijn zou geen tijd gehad hebben om zijne
werken te schrifven. Hij improviseerde zeook
zijne preekenen dicteerde meest, hetzy van
den preekstoel, hetzij in.zijn kabinet. Hij im
proviseerde zijne lessen en soms zijne verhan
delingen.
In dien tijd kon een Theoloog anders werken
dan tegenwoordig. Hij had slechts twee bron
nen te raadplegenden Bijbel en de kerkva
ders. Den Bijbel bestudeerde Calvijn voortdu
rend, en de kerkvaders had de Reformator in
zijn geheugen.
Terwijl Raguenier de preeken opschreef, heb
ben v. n. 1. Jean Budé en Charles Jonvilliers
de lessen of colleges opgeteekend. Anderen had
den den Reformator nu en dan geholpen, Jon
villiers wijdde zich geheel aan zijn Secretariaat.
Hij gaf al zijn tijd er aan. Met genoegen. „Weet,
zoo schreef hij aan Bullinger, dat niets my aan
genamer is dan onder dictee van Calvijn brieven
te schrijven, die aan u zijü geadresseerd, en ik
geniet de vrucht, wanneer ik de gebeurtenis
sen, die in Frankrijk plaats hebben, met zooveel
sierlijkheid hoor mededeelen. Terwijl ik udie
brieven, die met weinig woorden zoo overvloe
dig veel geven en zoo buitengewoon welspre
kend zijn, schrijf, word ik dikwijls stil van be
wondering."
Wie tot de Kerk des Heeren behoort, mag
niet van haar afzwerven en afdwalen, maar
moet haar getrouw zijü.
Wat heeft de Heere aan zijn Kerk in ons
vaderland geschonken in vroeger eeuwen. En
ook in de eeuw, die wij pas achter ons hebben,
en waarin het leven der Kerk, die God naar
zijn Woord belijdt, zoo ernstig bedreigd werd.
Dat vordert bizondere trouw van ons, Gere
formeerden.
Dat vordert bizondere trouw van ons voor
de Gereformeerde Kerk.
Bizondere trouw ook allereerst tegenover
onze kinderen.
De wereldwijsheid vereert het schepselook
in het kinden zij leert het kind zichzelf ver
eeren en meegaan met den tijdstroom, die in
het schepsel alleen de wet wil zien, inplaats
van het schepsel te zien bij het licht van Gods
Woord en het te roepen tot de Wet en tot de
Getuigenis.
Bezetten wij daartegen ernstig de wacht?
"Voeden wij in school en huis onze kinderen
waarlijk Gereformeerd op, naar Gods Woord?
"Vrij en blij, zooveel het magdoch niet bij
het zotte spel van fantasie en willekeur, maar
bij den Bijbel en in de vreeze Gods?
En leeren wij onze kinderen ook van de
Kerk des Heeren, ook van zijn genade over
haar in 1834, en in 1886 Hollandia.
De Senaat der Hoogeschool te Kopenhagen
is zoo boos over Cooks bedrogdat ze zjjn pa
pieren niet langer meer in het wetenschappe
lijk archief duldt. Deze zullen nu overgebracht
worden naar het eriminalistisch museum.
Er is daar een onderafdeeling voor „vervalschte"
stukken. En hier zullen Cooks bewijzen over
eenige dagen hun roemloos, maar zeker niet
onverdiend^einde vinden.
Opgerieht is een „Vereeniging ter bevorde
ring van de Zondagsrust in het Zuivelbedrijf
en in den Melkhandel", gevestigd te Leeuw
arden.
Uitgegaan wordt van de overtuiging dat op
Zondag de arbeid in genoemde bedrijven zooveel
mogelijk dient te worden beperkt.
De Vereeniging is aangegaan voor den tijd
van 29 jaren. Patrimonium.
TWEETAL
te Franeker: ds. H. Metering te Katwijk aan
den Rijn
ds. Tj. Petersen te Winsum.
BEROEPEN:
te Den Helderds. H. P. M. de Walle te
Scharnegoutum
te Amsterdam (vac. ds. Gispen)ds. P. A. E.
Sillevis Smitt te Rotterdam
te De LeekCand. J. Berghuis te Bierum
te Vrouwepolderds. F. W. J. Wolff te Vrouwe
polder.
BEDANKT:
voor Zwartsluisds. D. B. Hagenbeek te Ouder
kerk aan den IJsel;
voor Enkhuizen ds. R. Smeding te IJselmonde
voor Landsmeerds. R. de Jager te Baam-
brugge.
Anna Jacobapolder17 Jan. 1910. Zondag
maakte onze geachte Leeraar ds. A. Dekkers
de gemeente bekend, eene roeping te hebben
ontvangen van de Kerk van Tholen. Wij hopen
dat Z.Eerw. ook nu weer met vrijmoedigheid
zal kunnen bedanken.
J. van Stbien, Scriba.
KORTE NOTULEN der Classis Goes, 13
Januari 1910.
1. Ds. v. d. Veen opent de vergadering, laat
zingen Psalm 135 1, 2, leest Psalm 135 en
gaat voor in gebed.
2. De lastbrieven worden nagezien. Alle
kerken zijn wettig vertegenwoordigd. Van Hein-
kenszand is een secundus-ouderling aanwezig.
Voor Wemeldinge is een diaken als secundus
ter vergadering, aan wien keurstem verleend
wordt.
3. Het moderamen wordt als volgt gecon
stitueerd ds. Aalders, praesesds. v. d. Veen,
scriba; ds. Postema, assessor.
4. Ds. Postema leest als scriba der vorige
vergadering de notulen, die zonder op- of aan
merkingen worden goedgekeurd.
5. Naar aanleiding van een voorstel van de
kerk van Nieuwdorp op de vorige vergadering
inzake verplaatsing van den dankdag, Wordt
besloten thans niet handelend op te treden,
doch op de volgende classicale vergadering deze
zaak in bespreking te brengen.
6. Ds. v. d. Veen brengt rapport uit van
de buitengewone Prov. Synode, gehouden 8 Dec.
1909. Enkele nadere inlichtingen worden bo
vendien gegeven.
7. Namens de Prov. Synode wordt door de
classis aan de verschillende kerken geadviseerd
een tweede collecte voor de Zending te houden,
welke collecte op de classicale vergadering in
October dient gestort te worden. Geen der
kerken heeft hiertegen bezwaar.
8. Rondvraag naar art. 41 D. K. O. heeft
plaats, waarbp door sommige kerken eenige
mededeelingen worden gedaan.
9. De collecten voor de Theol. School, en
de bjjdragen naar art. 13 D. K. O. worden geïnd.
10. Ds. v. d. Veen stelt voor om de zaak
van de verbetering der predikantstraktementen
in verband met de circulaire van de broeders
N., R. M. ter classicale tafel te brengen op de
volgende vergadering. De kerkeraden worden
opgewekt deze hoogst belangrijke zaakin ernstige
overweging te nemen.
11. Gezien de omstandigheden komt de clas
sis terug op een vroeger genomen besluit om
dit jaar geen kerkvisitatie te houden. Wordt
besloten dit jaar wel visitatie te houden, n.l.
vóór de a s. classicale vergadering.
12. Ds. Aalders doet lecture van de vacature
beurten
Borseleds. Koelewjjn, ds. Postema.
Driewegends. Aalders, ds. Doekes.
's Gravenpolder ds. v. d. Veen, ds. Postema.
Wemeldinge: ds. Postema, ds. v. d. Veen.
Ierseke: ds. Koelewijn.
Heinkenszandds. Doekes.
Baarlandds. Postema.
13. Rondvraag Op verzoek van 's Graven
polder zal de April-classis ook op Donderdag
gehouden worden, en niet, als naar gewoonte
op Woensdag.
Aan Heinbenszands verzoek om een afschrift
voor eene grensregeling te mogen ontvangen,
zal door den archivarius worden voldaan.
14. De korte notulen worden gelezen en
accoord bevonden.
15. Ds. Aalders sluit de vergadering en
gaat voor in dankzegging.
Op last der classis,
N. Postema, Assessor.
Ontvangen collecten van de Geref. Kerken
in de Classe Middelburg, voor de Theologische
Faculteit der Vrije Universiteit
Arnemuiden, f4.50; Domburg, f5.486; Ga-
pinge, f 2.125 Grypskerke, f20.945; Koudekerke,
f 11.895St. Laurens, f 3.185Meliskerke, f5.885;
Middelburg A, f 17.31Middelburg B, f 12.35
Middelburg C, f24.266; Oostkapelle, f6.—
Serooskerke, f 11.81; Souburg (Oost en West),
f 13.84; Veere, f7.38; Vlissingen B, f 13.806
Vrouwepolder, f3.37; Westkapelle f188.
De Collecte van Vlissingen A wordt nog
ingewacht.
De Correspondent voor de
Classieale Collecten,
A. Punt.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Geachte Redactie
II.
Voorts zag ik in dat land myner illusie aan
de grenzen deszelven zekere bergen of forten
of stellingen (sommige noemden ze steenklippen
die wat Oud-Testamentiseh waren.) Dezelve
waren ook weer niet gebouwd of gemaakt, maar
als door de zee door eb en vloed (op sommige
plaatsen althans) opgeworpen en door invloed
van klimaat, luchtsgesteldheid begroeid met
gewas, hetwelk een zekere geur verspreidde. En
waarlijk het gezicht en die reuk hield menige
vijand op een eerbiedigen afstand. Jammer maar
dat nooit eens een koning op die stellingen
torens had gebouwd om met groote steenen
te schieten, want versterkt waren die forten
of stellingen niet. Ook werd er in dien tijd in
dat Israël geen zwaard of spieze gevonden. Re
kenschap te geven van de hope die in hen was,
hadden zij niet geleerd. Niemand legde er zich
op toe een Apollos te worden machtig in de
schriften. Zij meenden niet noodig te zijn hun
stellingen te kunnen verdedigen, z\j leefden te
veel op de inspraak van hun gevoel. Wat ik
gevoel, zeide men, behoef ik niet te kennen
bewijzen. Als ik leef, blijkt dat voor ieder, en
dat ik gezond ben is door ieder te zien. Ja, dat
waarlijk oprechte volkje was zonder argwaan,
een schaduwzijde van de oprechtheid. De eerste
stelling was genaamd Kerkstaat; de tweede be-
belijdend lid en de derde Grond der Hope- Deze
laatste stelling of steenklip was eigenlijk een
dubbele, waar een doortocht tusschen was, waar
menige Jonathan later gebruik van heeft ge
maakt. De eene heuvel of tand was genaamd
belofte, en de andere Amen. Op de eene stond
een vaandel waarin geschreven stond bloed des
Verbonds. (Zacharia 6.) In het andere vaandel
op den heuvel Amen. (Psalm 27.) Ik zoek Uw
aangezicht, o Heere. En nu zij nog eens gezegd
het was jammer, dat die forten niet versterkt
waren, want zij meenden maar, dat de reuk
van het gewas dier grensbergen elke uitlander
op een eerbiedigen afstand zou houden. Zij
waren dus ontbloot voor degenen die tegen hen
zouden willen opstaan. Zij gingen op in de
beoefening der zuivere mystiek, maar in het
verdedigen van leerstellige waarheden waren
zij zwak, maakten daar geen werk van. Welke
noodlottige gevolgen dan ook niet achterbleven,
omdat zij het zwaard des Geestes niet wisten
te hanteeren. Een Paulinisch wapenhuis was
in dat land weinig bezocht. Terwijl ik nu op
de grenzen stond en dit alles zoo bemerkte, was
ik, hoeveel mjj ook aantrok niet erg gerust. On
willekeurig in het rond ziende of niet al eens
een of andere vijand opdaagde, en ja waarlijk,
ik meende legerscharen te zien, maar was het
soms verbeelding door vrees ontstaan. Neen,
waarlijk, de schaduw der bergen was door mij
niet voor menschen aangezien, het waren waar
lijk menschen, vijanden zelfs. Zij kwamen alvast
nader, een hoop kwam van den weg die op
stelling Kerkstaat aanloopt. Een hoop marcheer
de recht aan op de stelling belijdend lid, en
een derde hoop keerde zich naar de stelling
Grond der Hope.
Naderbijkomende lette ik op hun aanvoerders.
Kapiteinen of Generaals, het waren alle be
kende namen, mannen van naam. De eerste
Generaal, die het gemunt had op Kerkstaat,
was genaamd Jerobeam uit de familie van Micha,
menschen die dagen verzonnen uit hun eigen
harte en by eigen gemaakt Efod en Therafim
durfden denken, dat God hun zegenen zou.
Nu ontken ik niet dat in hun geslacht ook
een Abia was waar iets goeds voor den
Heere ingevonden werd, evenwel de daden van
zoo een Jerobeam worden door den geschied
schrijver met een zwarte kool geteekend. Het
was dan ook een van de minst edele aanvoer
ders, want- hij liet zijn mannen schieten met
dum dum kogels, 't welk niet is naar de wet.
Nu, een kerkelijke strijd is dan ook altijd bitter
en venijnig, en een Jerobeam heeft groot
nadeel gedaan aan de Oud-Testamentische
tempel, kerk of vormdienst. Deze Jerobeam had
het gemunt op de Nieuw-Testamentische Kerk
staat.
De aanvoerder van de tweede armee was een
zekere Albehouder of Constantyn, een man die
zeer zenuwachtig was en daardoor niet altijd
op orde in zijn denken. Hoe dat nu kwam, en
de man was eens erg geschrokken van iets, een
maaksel uit de smederij der Labbadisten. De
dokter zegt, als hij nog eens schrikt van een
tegenovergesteld maaksel, een Volkskerk of
zoo iets, dan komt de man misschien weer op
orde. De derde Generaal of krijgsoverste, die
de stelling Grond der Hope meende te moeten
bestrijden, leek mij waarlijk wel een edel mensch
te zijn, die waarlijk meende by zichzelven tegen
grond der Hope vele tegenpartjjdige dingen te
moeten doen. Hij streed dan ook waarlijk niet
uit lust tot strijden, neen, een vechtersbaas als
Joab was hij niet. Of ik dan dezen Amaza
krijgsoverste zou willen maken in Joabs plaats?
Neen, dat nog niet zoo lang de man is zooals
nu, maar dat neemt niet weg dat zijn inborst
mij beter aanstond als die van menige Joab,
al zijn zij dan ook nog zoo koningsgezind en
al strijden zij ook voor de ware zaak. Het blijkt
mij wel eens, dat zy te veel de personen op
het oog hebben uit jaloerschheid misschien, en
niet altijd zoo edelmoedig zyn als voor Rabba
der kinderen Ammons in hun stryd voor kerk
en dogmatiek, geloof en bekeering. Maar wy
keeren tot onzen Generaal terug. Hij was ge
naamd Thomas, een man die op zyn reize door
dit leven gekomen zijnde aan den berg Sinaï
en door de donders en bliksemen zoo zeer ont
steld was, dat geheel zyn zenuwgestel er onder
leed. Nu was hij door een liefelijk suizend
windje, afkomstig van den heuvel Golgotha,
wel wat tot bedaren gekomen, maar bleef wegens
zyn schrik toch altijd zwaartillende, was ook
ietwat doof en bijziende, bijvoorbeeld een zachte
roepstem van boven werd doorgaans door hem
niet opgemerkt. Ook kon hy dicht by een voor
werp staan, byv. een groot kruis, zonder dat
dit door hem werd gezien. Ook waren er onder
zyn maagschap die geen te besten invloed op
hem uitoefende. Dit bleek eens op een zekere
feestelijke gelegenheid op de herdenking van
Thomasgeboortedag. De vrienden waren bij
elkander om te gedenken al den weg, dien de
Heere deze veertig jaren met hem gehouden
had. Nu was daar onder zijn maagschap ook
een neef Ongeloof met zyn vrouw Fortuinnisse
en een paar rumoerige kinderen. De oudste
genaamd naar vaders zyde Misnoegen, en de
jongste naar moederszijde, was genaamd Nood
lot. Men kan dus wel begrijpen dat geheel den
dag bedorven was. Want hoewel Thomas het
lang niet in alles eens was met zyn neef On
geloof, zoo wilde hy er toch yiede redeneeren.
En dat moest hy niet gedaan hebben, er valt
met Ongeloof toch niets te beginnen. Ik denk
ook dat Thomas blij was, dat de dag voorbij
was, want hij bevond zich liefst alleen, was
meer tot zichzelven ingekeerd, liep altijd met
het hoofd op de borst, evenals of hy in zyn
hart wilde lezen. En dat was nu wel goed,
maar nu had hy weer dit gebrek, hy was n. 1.
net als een reiziger die de stad Vlissingen be
zoekt, en wandelende door de Badhuis- en Paul
Krugerstraat, maar in zichzelven mijmerende
is over Vlissingsch oude forten en poorten en
over het vroegere bombardement, (want men
moet weten, de man had zoo iets over zich, hy
gevoelde zich aangetrokken tot al wat naar en
akelig was) en eerst zyn oogen open deed als
hy kwam in het oude gedeelte der stad. Zoo
een bezoek, zoo een blik in de stad en in het
hart geelt geen waren en gunstigen indruk.
Maar de Generaal had ook nog andere vrienden,
die uit medelijden met hem het goede zochten.
Een zekere zone Izaï werd by hem ten paleize
gebracht, want men moet weten, een booze
geest verschrikte hem soms, wel niet zoo als
by Saul, maar het was toch een booze geest.
Het was een geest van zwaarmoedigheid en
ongeduld, en dan speelde die jongeling voor
hem de Hemelsche muziek, namelyk uit Haba-
kukZoo Hy vertoeft, verbeidt hem, want hij
zal gewisselyk komen en niet achterblijven of
een Psalm Asafs
Ik verlaat nooit wat mijn hand begon,
Ik, levensbron.
Zal bijstand zenden.
Ik ben en blyf uw toeverlaat,
Ik zal naar mijn raad
U uitkomst zenden.
En dan werd het wel weer iets beter met
hem, maar het was niet van blyvenden duur.
Ook werd de Generaal Thomas soms geroepen
zich te schikken om zyn God te ontmoeten en
werd voor de vraag gesteld: waarom lammenteert
gij en smeekt gij wel is waar ootmoedig, maar
evenwel zoo ongeloovig. Is het, omdat ik u
niet kan helpen of niet wil helpen. Ik bid en
smeek u immers zelfhebbe ik dan niet met
een eed gezworen en ook gezegd, Opent uwen
mond. Wat zegt uw hart, getuigt het met mijnen
geest, dat het u om my te doen is. Zoo ja,
wees dan niet onzinnig, en nu had de man daar
wel niets redelijks tegen in te brengen, maar
hy durfde niet grijpen, het was zoo evangelisch,
het moest, dacht hy nog meer gebombardeerd
worden op zyn hart, de stad, mensehziele, moest
met geweld genomen worden. En toch, waarde
lezer, het valt my altoos op als ik lees in de
Heilige oorlog van Bunjan, dat de Kapiteinen
van Elsehaddai en ook Prins Emanuel eerst,
ja dikwijls, de witte vlag opstaken om zoo
mogelijk zonder geweld de burgers van de stad
mensehziele te bewegen, zich gewillig zonder
geweld over te geven. Ook denk ik wel eens
over de Gibeonieten. Uit vrees gaven zy zich
over, en was het niet gemeend. Israël heeft er
nooit moeite mede gehad. Maar terug tot myn
verhaal. Hoe staat het aan de grenzen Och,
het beschutsel begon reeds en dat zeer vaardig,
maar afkeerig van stryd als ik ben, zocht ik
het land mijner Illusie te ontvluchten, en zoo
kwam ik voor een wyle althans in myn land
„De werkelijkheid", maar hoe stond ik weer te
kyken. Ik wilde gaaD, maar kon niet, overal
struikelde ik over en wat ik zag en hoorde, ik
kon myn oogen en ooren by na niet gelooven,
maar ik hoop, het zal weer wel wennen. Mis
schien is het een verbijstering geweest.
Biggekerke. JOB WISSE.
(Wordt vervolgd).