Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie fan: Os. L. B0UM1 en Os. H. W. LIMAN. 7e Jaargang. Vrijdag 21 Januari 1910. No, 31. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. Bouma. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Bouma, ABONNEMENTSPRIJS e- per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers.3 cent. Drukker-Uitgever PRIJS DER ADVERTENTIE!! van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. HET VERLANGEN VAN MOZES. Toon mij nu Uwe heerlijkheid I Exodus 33 18b. Het zfjn bekende woorden en zü bevatten een bede tot God. Toch z\jn zü niet dadelijk duidelijk, want ge herinnert u, dat zij afkomstig zijn van Mozes en ge denkt daarbij aan de openbaring der goddelijke heerlijkheid, welke deze man Gods op zoo onderscheiden wijze en op zoo verschillende tijden ontvangen had. Wie onder de geloovigen van den Ouden Dag heeit zulke voorrechten genoten als hij Aan Abra ham, Izaak en Jacob was God verschenen als de Almachtige en Algenoegzame, maar de kracht van den Jehovah-naam hadden zij nooit leeren kennen. Eerst aan Mozes zou deze blijken. Wat heeft hij niet aanschouwd, sedert hij bij den brandende braambosch de opdracht ontvangen had om Israël uit Egypte te verlossen. Hoe was voor zijn oog de heerlijkheid Gods ver hoogd in de ontzettende plagen, welke over Pharaö en zijn volk gekomen waren. Vol ont zetting en bewondering had hij gestaan aan de oevers van de Roode Zee, waardoor Israël droogvoets gegaan en al de vijanden omgeko men waren. Had hij daarna niet veertig dagen op den berg Sinaï vertoefd in de nabijheid Gods en had hij daar niet met hem gesproken als een vriend met zijn vriend? Waarlijk hij kon zeggen, dat hij de heerlijkheid van Gods macht, genade, wijsheid en trouw had gezien. In weerwil nu van al deze openbaringen van Gods heerlijkheid bidt Mozes om een nog meer duidelijk bewijs van de goddelijke glan sen, waaruit duidelijk blijkt, dat zijn hart nog niet bevredigd was. En dit pleit niet tegen, maar voor hem. Hij had het schoone en vrucht bare land van Egypte aanschouwd, hjj had de heerlijke Egyptische kunst leeren waardeeren, hij had de wijsheid der Egyptische geleerden bewonderd, en nu bevindt hij zich met zjjn volk in de woestijn op weg naar het beloofde land Kanaiin en hoe licht had er in zijn hart een begeerte kunnen ontstaan naar een vrucht baar oord, waar kunst en wetenschap bloeiden, waar hij omgaan kon met mannen, die evenals hij groote gaven hadden ontvangen en waar hij zich wijden kon aan wat meer overeenstemde met de behoeften van zijn leven, maar zie, het schijnt, dat Mozes aan al deze en dergelijke begeerten reeds gestorven is, en dat er slechts ééne begeerte overgebleven is. Sedert zijn oog openging voor de heerlijkheid Gods in de schepping, in de voorzienigheid, in de cons ciëntie, in de geschiedenis van ons geslacht, in de belofte van het verbond, in den omgang, dien hij met zijn grooten Zender genoot, was alle andere glans in zijn achting gedaald en de dorst zijner ziel strekte zich nog enkel uit naar de openbaring van de volle heerlijkheid zijns Gods. Is er geen oorzaak voor vele belijders van 's Heeren Naam om zich te schamen, wanneer zjj ook maar een oogenblik zich vergelijken met dezen Mozes Hebt ge zelf soms ook reden om u te verootmoedigen, want gij zult moeten toegeven, dat hij op den eenigen goeden weg was en dat het u en alle menschen be taamt om hem op dezen weg te volgen. Wat zijn er in uw hart menigmaal een wenschen, een begesrten en verlangens, maar hoe weinig bekommert gij er u over om de heerlijkheid Gods te zien. Gij hebt het hart vol over spijs en drank, over geld en goed, over eere en roem, over invloed en macht, en gij denkt in uw bidden het eerst en het meest aan u zelf. G|j begeert van God gezondheid en macht, overvloed en weelde, en eenmaal een plaats onder de gezaligden in den hemel, maar wan neer dorst uw hart naar den levenden God, zoodat gij tot Hem zegtmaak het stil rondom mij en spreekt Gij tot mijn ziel. Er wordt nog gebeden, er wordt zelfs nog veel op aarde gebeden, doch waar zijn zij, die boven alle andere dingen begeeren, dat zij Gods heerlijk heid mogen zien. Daarom is het zoo noodig, nauwkeurig na te gaan, wat in uw gebed op den voorgrond staat, opdat gij weten moogt, hoe het staat met uw liefde tot Hem, die het hoogste goed is voor den mensch. Het zou mjj niet verwonderen, wanneer een nauwgezet onderzoek u leidt tot schaamte over uwe lief deloosheid, doch dit mag u niet afschrikken, wijl gij daaraan inderdaad behoefte hebt. Weet ge, wat ons ook treft in die bede van Mozes Zijne vrijmoedigheid. Er is geen zweem van vrees te bespeuren. Hy zegt het zoo ge makkelijk. Als een kind tot zijn vader, zoo spreekt hij tot zijn God. Zonder sehroom uit hij de begeerte van zü'n hart en hij is er zeker van dat het den Heere welbehaaglijk zal zijn. Hü heeft blijkbaar geen hart van ongeloovige twijfelzucht, welke hem al weifelende zijn oogen doet opheffen. Hier spreekt een man, die weet wat hij wil, en die gelooft, dat God is en een belooner dergenen die Hem zoeken. Wie twijfelt is aan de beweeglijke baren der zee gelijk, en in zijn gebed ligt geen kracht en geen warmte. Vooral in onzen tijd mag dit wel ter harte ge nomen worden, nu de lucht als 't ware vol is van ongeloof. Die worm knaagt aan het leven van Gods kinderen zelfs en vandaar is het te verklaren, dat er zoo zelden gesproken wordt over de verhooring der gebeden. Wij zingen nog wel Komt, luistert toe, gij godgezinden, Gij die den Heer van harte vreest, Hoort, wat mij God deed ondervinden, Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest, 'kSloeg heilbegeerig 'toog naar boven, Ik riep den Heer ootmoedig aan, Ik mocht met mond en hart Hem loven, Hem, die alleen mij bij kon staan. Doch wie kan het zeggen uit eigen ervaring. Omdat er menigmaal zoo weinig ernst achter het gebed zit, gaat de verhooring onopgemerkt voorbij en wordt vaak de vervulling van een behoefte meer toegeschreven aan de middelen dan aan Hem, die mild van handen en vrien delijk van oogen is. Hoe is Mozes aan die kinderlijke vrijmoedig heid gekomen Wjj behoeven niet lang naar een antwoord op deze vraag te zoeken. Pas had hij een ervaring van Gods milde goedheid ver kregen. Hij had een groote zaak begeerd en zij was hem geschonken. Eerst scheen het, dat God Israël uitroeiën wilde en enkel uit Mozes een groot volk verwekken. Maar hoe uitlokkend dat ook voor hem geweest moge zijn, hoe zulk een uitzicht hem ook gestreeld moge hebben, hü wilde dit tot geen prü's en hü weigerde be slist de uitvoering van zulk een plan. Liever wilde hü zelf uitgedelgd worden uit het boek des levens. "Voor het volk wil hü zich offeren. Het heil van Israël gaat hem boven zü'n eigen belang en dat van zün nakroost. Nu dit zü zoo, spreekt de Heere, op uw gebed zal Ik het volk sparen. Voorts echter zal Ik mü terug trekken uit het midden van het volk en zal een Engel zenden, die het op zü'n reis bewaart, en veilig geleidt naar Kanaan. Ook dit wilde Mozes niet aanvaarden. Wat beteekenen de vei ligheid op den weg en de genoegens van Is raël in Kanaan, als de volle doorwerking van de verbondsgedachte achterwege blü'ft. Het is hem niet te doen om een volk, om een vrucht baar land, om een schoone toekomst voor de nakomelingen van Jacob te doen, maar om de verwezenlüking van de belofte, waardoor er een volk ontstaat, waarover God alleen Koning is. Stout was die weigering van Mozes, maar zy was welgevallig in 't oog des Heeren en God belooft hem, dat het gaan zal naar zün verlangen. Welnu, dit zeldzaam bewüs van Gods genegen heid geeft hem de vrümoedigheid om een nieuwe gunst te vragen en alle zün begeerten lossen zich op in die ééne alleszeggende bedeToon mü Uwe heerlü'kheid. Wraken zult gü het niet, dat ik die bede zoo hoog aangeslagen heb, want gü verstaat, dat hü bedoelt, de openbaring van de volle heerlükheid Gods. Hoe hoog staat deze bede. Zü gaat zoover, dat als de Heere haar geheel verhoorde, Mozes zelfs het niet zou kunnen dragen. Wel ontvangt hü een nader inzicht in de heerlü'kheid Gods, wel ontvangt hü nog meer licht dan wat hü tot dusver verkregen heeft, wel roept God zelf zün eigen deugden voor zü'n oor uit, wel mag hü de achterste deelen zien, maar verder kan God zü'n heer lükheid niet ontdekken zonder schade aan zün knecht te berokkenen. Maar ofschoon Mozes niet ten volle verkrügt, wat zü'n hart zoo vu rig begeert, wat hü ontvangen heeft, is vol doende om hem met moed en kracht te be- ziolen en hem aan te sporen alles voortaan van zü'n God te verwachten. Nog eenigen tyd moet hy geduld oefenen en dan zal hü insla pen in de zalige nabü'heid des Heeren. Daarna volgde het ontwaken en het zien van Gods heerlükheid zoodat hü" verzadigd wordt met Zün beeld. Hü heeft op aarde het hoogste gezocht, en daarom is zün loon in den hemel zoo groot geweest. O Ik zal niet zeggen word als Mozes, maar wel wend uw oog van alle geschapen heerlük heid en vestig het op de openbaring, welke God van zich zelf gegeven heeft in den Chris tus, opdat gü' ook in de schepselen zien moogt de glans van Hem, die is en die wezen zal. Wanneer ge u met minder tevreden mocht stellen, züt gü' diep te beklagen, want dan blükt het, dat gü het rüke en aangename licht, dat over u straalt, niet waardeert en Hü zal den schuldige geenszins onschuldig hou den. Het zou roekelooze dwaasheid zün om de u aangeboden gelegenheid te verwaarloozen, waarom het uwe bede moet zünontdek mün oogen, opdat ik Uwe heerlükheid zie. Een straal van het licht zü'ner heerlükheid, inda lende in de donkerheid van uwe ziel geeft meer wezenlüke vreugde, dan de wereld met al haar glans u kan schenken. IN MEMOBIAM. Weer ging een onzer predikanten heen. Het is reeds de tweede in dit pas begonnen jaar. Eerst ds. Nawün van Oosterbiesum in de kracht van zü'n leven. H\j werd slechts vüf-en-veertig jaar. Een longontsteking van enkele dagen rukte hem uit zü'n gezin en uit zü'n arbeids veld, dat hü met zegen had mogen bewerken. En nu ds. v. d. Valk, dien velen in Zeeland gekend hebben. Zü'n uiterlük was deftig en waardig en hü was een geliefd prediker. Hü' verstond de kunst om de menschen te boeien. Deze kunst dankte hü voor een groot gedeelte aan zün heldere stem en schoone voordracht. Wie heeft niet met genoegen naar hem ge luisterd op een Zendiugsfeest of Zendingsver gadering. Op menige kerkelüke vergadering is hü geweest en aan onze Zending in de Oost heeft hü' een werkzaam aandeel gehad. Lang heeft hü mogen arbeiden in den wün- gaard des Heeren en hü is velen tot een zegen geweest. Wü waardeerden in hem behalve zün kanselgaven zün rüke menschenkennis en de ruimte van zün hart. Omdat hü de menschen zoo nauwkeurig kende, wist hü noodelooze onaangenaamheden meestal te ontwüken en kon hü' in breeden kring een gunstigen invloed uitoefenen. Om verwüdering te voorkomen en vereeniging te bewerken was hü mild. Oorspronkelük be hoorde hü' tot de Kerken onder het Kruis, maar het was naar zün hart, dat de vereeniging in 1869 tot stand kwam en ik herinner mü nog, hoe gunstig hü op de Synode van Leeuwarden in 1891 gestemd was jegens de vereeniging, welke in 't volgend jaar haar beslag heeft ver kregen. Het is droevig, dat wü al weer een naam moeten plaatsen op de lü'st van hen, die wü gekend en geacht hebben, want zü' wordt reeds zoo lang en wü zouden zulke mannen willen houden. De gelederen voor ons worden zoo dun en dit zegt ons, dat het ook weldra onze beurt zal zü'n. Dat wü' dan dien korten tyd, ons nog gegund, recht mogen gebruiken opdat wü zonder schrik straks gehoorzamen kunnen, als er tot u en mü gezegd wordt; Keer weder tot verbrü- zeling. Gedenk uwen voorgangers, die u het woord Gods gesproken hebben en volg hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling, en op dit woord laat de Apostel ter bemoediging \olgen: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. UIT HET LEVIflN. Het zout der aarde. III. Jezus noemt zyn discipelen het zout der aarde. Hü vergelükt hen dus, gelük we hebben ge zien, wel bü iets, dat eenvoudig is, maar niet temin ook bü iets edels. Zout is meer dan goud. Het is iets onmisbaars. Want welke is de eigenschap van het zout? Zout weert het bederf. Het houdt de ontbinding tegen. Het voert strijd met de macht der ver gankelijkheidhet worstelt met het geweld van den dood. Alle schepsel, dat leeft, is met zout gezouten. Zout wordt gevonden in het organisme van menschen en dieren. Planten hebben hunne zoutdeelen. In het regenwater is zout. En evenzoo is ook zout weer het middel, om het geen verstorven is, tegen al te snelle ontbinding te bewaren. Het vleesch van geslachte beesten wordt gezouten. Groenten, die van hun wortel zün afgesneden, worden maandenlang goed ge houden onder het zout. Zout is het zinnebeeld van samenbinding. Onder Oosterlingen ging het sluiten van een verbond gepaard met het gebruik van zout. Het zout staat in den dienst van het leven. Het is symbool van het duur zame, het onvergankelüke, het eeuwige, het Goddelüke ingedragen in de dingen, die ver gaan, die liggen onder de macht des doods, die der üJ0fheid onderworpen zü'n. Het zout is een genadegift Gods tegen den vloek des doods, waaronder het gansche schepsel zucht. Het houdt de ontbinding tegen en verduurzaamt alzoo het leven. En gelük nu het zout de ontbinding tegen gaat in de stoffelüke wereld, zoo verduurzamen de discipelen van Christus in geestelük en zede- lük opzicht de samenleving op aarde. Ze zü'n het zout der aarde. Ze stuiten het geestelü'k en zedelük bederf. Ze zü'n de genadegift Gods tegen de macht van den geestelüken dood, waaronder het gansche mensehelü'ke geslacht sinds Adams val gevangen ligt. Door de zonde is de dood in de wereld in gekomen, en die dood is doorgegaan tot allen. De mensch wordt gesloopt. Gesloopt naar het lichaam. Maar ook gesloopt naar de ziel. Neen, de macht van den dood wordt niet alleen open-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1910 | | pagina 1