Kerk en Schoolnieuws.
Officiëele Berichten.
Verantwoording van Liefdegaven.
BOEKBEOORDEELIÏÏG.
gen om te kunnen stellen, terwijl hü iemanc
had, die voor hem schreef. In de week was
hü alt\jd gereed den predikstoel te beklimmen
en daarna begaf hü zich in huis naar bed
waarop hü echter?geheel gekleed lag, „terwij
hij het een of andere boek had om zijn arbeid
voort te zetten. Dat hij bet bed hield, was om
zijne maaggelijk hij ook met hetzelfde doel
zich eiken morgen warm linnen liet geven
Zoo heeft hij des morgens het grootste deel
zijner boeken gedicteerd." En tegen een schot
schrijver, die den Reformator beschuldigde van
regeerzucht: „wat zoudt gij ongelukkige mon
nik, met die regeering hebben kunnen doen
Om de twee weken zoudt gij eiken dag eene
rede moeten uitspreken voor een gehoor, voor
hetwelk gij niets verkeerds of ongeschikts
zoudt kunnen zeggen, zonder dat het gemak
kelijk, ook door de geringste hoorders, op ge
merkt werd. Daarenboven zoudt gij elke week
driemalen het Woord Gods in de school, min
der voor de discipelen dan voor de doctoren
moeten uitleggen en u tenminste aan hun
stilzwijgend oordeel behooren te onderwerpen
elke week zoudt gij dit ook in de openbare
vergadering moeten doen, en terwijl elke hoorder
het recht heeft op zijne beurt te spreken, zou
het u opgelegd zijn over eene plaats uit de
Schrift te disputeeren. Daarenbovenmaan
delijksche besprekingen, vergaderingen van het
Consistorium, het onderzoeken der kerkelijke
zaken, besluiten door de opzieners te nemen
en, volgens hun oordeel, den een vertroosten
den ander berispen, en wederom anderen, als
het noodig is, uit de kerk te werpen. Maar
van particulier gezag gesprokengeheel gelijk
met zijne ambtgenooten, die niet veel minder
met arbeid beladen zijn. Zoo was de regee
ring van Calvijn."
Zijn secretaris des Gallars spreekt over de
wijze van werken aldus: „wanneer hij het niet
eens al te druk had met zware zaken, waar
door h\j als overstelpt was, las ik hem voor,
wat ik geschreven hadopdat hij, ook al kon
hij niet alles in het bijzonder nagaan, tochten
minste het noodige kon verbeteren of daaruit
wegnemen of mij daaromtrent wenken geven
Hetgeen hij ook gedaan heeft, hoewel hij, als
ik soms twee of drie verzen gelezen had, plot
seling elders öf door lieden die zijn raad be
hoefden óf door zijne vrienden geroepen werd"
Niemand heeft meer gewerkt dan hijnie
mand werd in zijn arbeid meer gestoord dan hij.
Verwonderlijke zelfbeschuldiging van traag
heid en luiheid 1 Aan Farel in 1550„ik schaam
rnjj te zeggen, dat ik zoo langzaam vorder met
de Handelingen. Ik voorzie, dat het een
groot boek zal worden te oordeelen naar het
derde deel, dat af is. Voor het oogenblik heb
ik Genesis moeten loslaten. Gedurende vier
maanden ben ik bezig geweest met de correctie
van het N. Testament. Nu ben ik ondanks
mijzelven bezig met een goed deel van het O.
Testament. Ik had onzen drukker gezegd, voor
den arbeid bekwame werklieden te nemen, die
mij wel gelijken. Zij gaven aan mijne raadge
vingen geen gehoor en hebben mij het ver
driet van hunne traagheid laten dragen. Ik
kreeg gedaan, dat Budé „David, Salomo
en J o b voor zijne rekening nam. Maar zijn
arbeid heeft mij niet van alle moeite ontslagen.
De Apocriefen heb ik aan Beza opgedra
gen. Ik heb ook tijd moeten besteden aan
de Fransche vertaling van het tractaat over de
Ergernissen. Maar laat mij u met al deze
nietigheden niet ophouden Ik verzeker
u, dat ik niet zonder schaamte dat deel van
uw brief las, waar in mijne bedrijvigheid ge
prezen wordt, want ik ben mij van mijne lui
heid en traagheid bewust. God geve, dat ik,
terwijl ik langzaam vorder, toch eenigzins
nuttig ben".
Den ontzaglijken arbeid volbracht Calvijn
niettegenstaande de vele ziekten, die hem kwel
den. Zou de oorzaak van zijne vele kwalen
juist niet in zijn overmatig werken moeten
gezocht worden?
Hij had behalve zijn vriend Gratarolus uit
Bazel, die hem schriftelijk geneeskundige raad
gevingen zond, twee geneesheerenTextor en
Sarrazin. Den eerste noemde hij zyn „bijzon
deren vriend" en droeg hem op zijn commen
taar op II Thess. met deze vereerende woor
den „zij, die de geneeskunde kennen, weten,
dat gij in uwe kunst uitmuntmij aangaande,
ik heb altijd als hoogste deugd geacht de
nauwgezetheid en bereidwilligheid, „die gij
toont bij het verzorgen van de zieken en bij
het beantwoorden van de vragen, die tot u
gericht worden".
Kort na 1556 stierf Textor. Daarna werd
Calvijn door Sarrazin behandeld, die geacht
werd door de Reformatoren en hunne vrien
den en wiens naam ook buiten Genève klonk.
Hij was een bekwame geneesheer en verzorgde
Calvijn tot zijn dood.
De Reformator had reeds vroeg zjjne gezond
heid door des nachts te studeeren bedorven.
Spoedig leed h\j aan twee ziektenvoortdu
rende hoofdpijn, een teeken van:verzwakking
der maag een boozen hoest, catarrhen, teekenen
van verzwakking der longen. Andere, niet
minder ernstige kwalemkwamen uit de eerste
ziekten voort en door de slagen van zoovele
vijanden viel zijn lichaam eindelijk ontzield,
onherkenbaar neer". De hoofdpijnen werden er
niet minder op. Eene nieuwe ziekte, de pleu
ritis, een voorbode van de tering, openbaarde
zich. Den 14en Maart 1550 sprak hü van pijn
in de zijde, die hem verhinderde meer dan een
paar regels te dicteeren en hem gedurende eene
maand zoo goed als werkeloos maakte. Op
Zondag 24 Dec. 1559 was er eene groote menigte
in de kerk. Hij was genoodzaakt zijne stem te
verheffen. Des anderen daags begon hij onder
het middagmaal te hoesten en daarbij spuwde
hij bloed. Gelukkig hield den volgenden dag
het bloedspuwen op. Tegen het verzoek der
geneesheeren en der vrienden begon hij na
eenige dagen weer te prediken, zoodat in de
volgende jaren het bloedspuwen nog twee of
driemalen hem overkwam. De tering had zich
geopenbaard. Van nu af nn hoofdpijn, dan pijn in
de zijde, die hem in zijn arbeid bemoeielijkten.
VERSLAG van den Evangelisatiearbeid
van de Gereformeerde Kerken in Noord-Bra
bant en Limburg, over het jaar 19081909.
Aan
alle Gereformeerde Kerken in
Nederlandalle Vereenigingen,
alle Broeders en Zusters, Vrien
den en Vriendinnen van den
Evangelisatie-arbeid in Noord-
Brabant en Limburg.
„Zegt den kinderen Isrels dat zij voort
trekken
Zoo zoude de korte inhoud van ons jaarver
slag ditmaal moeten luiden.
Isrel, geroepen om het land, den Vaderen
beloofd, in te nemen, staat sterk en toch ook
onmachtig in het oogenblik waarop dit woord
tot 't volk gesproken werd aan het strand der
Roode Zee.
Sterk 1 Want God heeft beloofdbevolenden
weg gewezen en ook, waar zij nü staan, staan
zij op Gods bevel.
En tóch zoo zwak. Geen in-wapenen ge
oefend leger. Geen mannen met een rots-vast
hart, of bewust van innerlijke kracht.
Integendeel, onervaren, pas hun vereelte
hand en gebogen rug bewijst dat uit de
dienstbaarheid ontkomen. Ongeschikt tot den
krijg.
Wel op weg naar het heil, maar door allerlei
bezwaar belemmerd, bemoeilijkt, bedreigd.
De vijand laat niet zoo gemakkelijk zijn prooi
los. Dat beduidt dat geratel van Farao's wagens
en het geklikkak van speer tegen schild.
En 't zijn de zwaksten, die niet 't snelst
vooruit konden, die daarom het eerst door zijn
overmacht worden bedreigd.
Daarenboven, geen mogelijkheid om aan dien
aanrollenden stroom, die verzwelgen zal wat
hij ontmoet, te ontkomen. Geen uitzicht op
ontwijken. En vooruit De dood de zee 11 het
graf, dat tusschen hen en het doel hunner
reize zich stelde.
Maar als 't antwoord, niet uit Isrels gepraug-
den boezem, maar van Boven wordt gehoord,
dan luidt datZegt den kinderen Isrels, dat zij
voorttrekken
En, als God, de Heere, tot voorttrekken
roept, baant Hij den weg. Den weg, waar geen
weg te zien is.
En Isrel bezweek niet door Farao's hand,
en werd door de zee niet verhinderd in 't ver
krijgen der vervulling van Gods belofte. Als
God beveelt, is er ook een weg, al is die vooraf
voor 't oog verborgen, en voor 't verstand on
gebaand voorttrekkende zal het blijken.
Zoo kunnen er oogenblikken zijn, ook in
onzen arbeid in Gods koninkrijk, dat alles
tegenstand schijnt en onoplosbaar, al gaan wij
ook op het bevel en de aanwijzing des Heeren.
En dit geldt ook eenigszins van den tegen-
woordigen toestand van onzen Evangelisatie-
arbeid.
Begonnen wij met blijdschap dit jaar en
mochten wij reeds zoo hoopvol zien op de vele
liefelijke verschijnselen van vooruitgang, het
is niet voortgaande zoo helder gebleven.
Wij konden in ons vorig verslag wijzen op
zegeningen, ditmaal zijn het niet enkel zege
ningen, maar ook beproevingen.
Laat ons met de zegeningen beginnen.
In dit jaar werden wij in de zoo omvangrijke
en onafzienbare taak in Brabant ten Oosten
en ten Zuiden en in Limburg weer door vele
serken en vereenigingen en door vele broeders
en zusters gesteund. Collecten, contributie's,
giften en inzamelingen met onze busjes vindt
gij in het bijgaand verslag van onzen Penning
meester breed vermeld.
Ook zal het U aangenaam zijn te hooren,
dat er dit jaar in onzen arbeid blijkbare voor-
uitgaog viel waar te nemen.
Onze Zendingspost Eindhoven was reeds zoo
veel toegenomen, dat daar ouderlingen en dia
kenen konden gekozen worden en daarmede
de Gereformeerde kerk te Eindhoven tot open
baring kwam. En spoedig daarna had met mede
werking der Deputaten, wat het finantieele
aangaat de roeping van ds. Binnema naar Eind
hoven plaats. Daar, meer in het middenpunt
van den arbeid, was ook de plaats van onzen
broeder Binnema. En hij zelf verlangde er naar,
daar zijn jarenlangen arbeid te kunnen voort
zetten.
Tilburg zou dan een anderen Dienaar des
Woords beroepen, aan wien de Deputaten meer
bijzonder Rosendaal en wat nader bij Tilburg
is gelegen, konden opdragen.
Waarlijkeen verruiming gaf die verwach
ting ons.
Rosendaal, onze westelijkste Zendingspost
ging wel langzaam, ondanks verwisselingen,
vooruit, maar biedt bij vaste bearbeiding meer
vooruitzicht. Daar werd door onderscheidene
Predikanten een Zondag gepredikt waarvoor
wij bij dezen hun onzen dank betuigen.
Op bijzondere wijze hielp hier de classis Lei
den, die telkens uit haar midden kerken aan
wijst, wier Dienaren een Zondag te Rosendaal
dienen, op de wijze alsof Rosendaal een vacante
kerk van die classis was. Voor dit hartelijk
betoon van broederliefde bieden wij aan die
classis hier gaarne openlijk dank.
Maar nu kwamen donkere wolken aan den
helderen hemel.
Wat is er weinig noodig om onze verwach
ting te doen feilen.
Onze broeder Binnema werd reeds in 't be
gin van 1909 minder welofschoon hij nog
hier en daar optrad, viel het hem zeer zwaar.
En reeds in April moest hij, door toenemende
ongesteldhefd en verzwakking den arbeid sta
ken en rust nemen.
Wij hoopten, dat rust tot herstel zou leiden.
Maar tot heden is die hoop niet vervuld. Zóó
als thans zijn toestand is, kan hij niet meer
dienen, ofschoon hij zelf de hoop niet opgeeft,
het later nog te kunnen.
Zoo is dan Eindhoven en het Evangelisatie
werk wat Brabant betreft dit jaar zeer teleur
gesteld en lijdende geworden.
Gij ziet, Broeders en Zusters, dat wij al
evenmin uw gebed als uwe bijdrage kunnen
missen-
Deze beproeving zond ons de Heere, die zjjn
werk niet afbreken maar wel ons geloof en
onzen ijver toetsen wil.
Als Hij ons een zóó werkzaam broeder ont
trekt, heeft Hij wel anderen om die plaats in
te nemen, maar Hjj wil daarom gebeden zijn
en ons ook om den rechten man op de rechte
plaats doen vragen.
Zoo als de zaken thans komen te staan, heb
ben wjj aan kraehtigen steun behoefte.
Het zwakke Brabant doet zooveel, bijna had
den wij gezegd, doet alles, wat het kan voor
den arbeid der Evangelisatie. En dat, terwijl
het aan geen anderen arbeid in Gods konink
rijk zijne gaven onttrekt. En toch worden de
bijdragen van Brabant niet kleiner. Het klein
bedrag dat de collecten minder opbraehten,
werd door het ingezamelde in Brabantsche
busjes ruim overtroffen.
Ook buiten N.-Brabant waren het vooral de
busjes, die ons hielpen het evenwicht der in
komsten te bewaren. Vergelijkt daarvoor eens
den staat van ontvangst en uitgaaf.
Wat met bijzondere bestemming voor Kerk
bouw te Venlo gegeven werd, is omdat het
onze jaarlijksche uitgaven en inkomsten niet
wijzigt, afzonderlijk genoteerd. Het begin is
er f 247,90. Met dit bedrag is er van bcfu-
wen nog geen sprake. In Venlo zijn wij met
een veertigvoud pas geholpen. Gerekend ech
ter met de ontwaakte belangstelling zijn wij
niet zonder hope, dat in Venlo spoedig een
kerk zal verrijzen. Spoedig zeggen wij. Want
alles dringt er toe. Zijn er inmiddels geen
broeders of zusters, die tot zoolang ons öf per
soonlijk, óf gezamenlijk aan de f 9000 willen
helpen, tegen een rente van 4 waarvoor
Brabants kerken borg zeggen, zooals weleer
voor Tilburg?
Dat is voor Limburg een behoefte.
Broeder Dekker werkt daar nog steeds met
lust en is niet ongezegend. Wilt gij eens hoo
ren, hoe Broeder Dekker zijn week besteedt?
Neemt dan een kaart van Limburg voor U.
Wij zullen hem dan volgen op zijn weg, na
des Zondags getuige geweest te zijn te Venlo
van den vóór- en namiddagdienst, de Zondag
school, de catechisatie en de Jongelingsver-
eeniging, alle door hem geleid.
Maandagmorgen op reis naar Belenaveen en
's middags naar Helmond om te catechiseeren.
Dinsdags te Venlo weer twee catechisaties
en gedeeltelijk de leiding der Jongedochters-
vereeniging.
Woensdagmorgen om de andere week op reis
naar ^Maastricht en Simpelveld, om op beide
plaatsen, samen geteld, aan 22 catechisanten
onderricht te geven. Vandaar komt hij met
middernachtelijk uur weer te Venlo terug.
Donderdagmorgen te Venlo catechisatie en
's middags te Roermond, waarna hij daar in den
wintertijd nog godsdienstoefening houdt.
Dat zijn alle vastgestelde uren.
En dan wat er nog bij wordt waargenomen
aan bezoeken van afwezig gebleven kerkgan
gers, ouders van Zondagschoolkinderen en
nieuw aangekomen protestanten of lijders in
het hospitaal te Venlo.
En dan het bezoeken van verstrooiden en
Roomschen in allerlei plaatsen van Limburg,
niet alleen nabij de reeds genoemde plaatsen,
maar ook verder af, o. a, ook te Heerlen en
Kerkrade bij mijnwerkersom te spreken,
bijbels en tractaten aan te bieden
Dat alles maakt, dat broeder Dekker nu juist
geen renteniersleven leidt. Altijd bezig 1 Want
óók op reis in den trein is hü niet ledig, maar
daar wordt menig gesprek aangeknoopt en
tractaat aangeboden om 't Woord des Heeren
te verbreiden.
(Wordt vervolgd).
TWEETAL
te Huizends. R. de Jager te Baambrugge
ds. W. B. Renkema te Renkum.
BEROEPEN
te De Krimds. A. v. Dyk, te Oudewater
te SellingenCand. J. Berghuis te Bierum.
AANGENOMEN
naar Delftds. C. W. E. Ploos van Amstel,
te Zwolle.
naar Oldekerkds. F. W. Geerds, te Zeven
huizen.
BEDANKT
voor Kootends. J. Visser te Hü'um
voor Nieuw Loosdrechtds. W. Mulder te Ede
voor Siddeburen ds. R. Brouwer te Onstwedde.
Vlissingen. Zondag 2 Januari was voor de
Geref. Kerk te dezer stede een merk waardige dag.
In haar beide Kerkgebouwen handelden de
Dienaren bü de morgengodsdienstoefening bü-
zonderlyk over de op 1 Januari 1910 in werking
getreden ineensmelting der Kerken A en B.
Ds. D. Pol sprak in de Noorderkerk over
Ezeehiël 37 1528, de twee houten tot een
eenig hout geworden.
Dr. A. Kuyper Jr. in de Middelkerk over
Efezen 3 18, 19, over de gemeenschap der
heiligen in verband met het Kerkelyk leven.
Lettende op de goede opkomsten in de drie
diensten en op de hartelyke belangstelling der
Gemeente, en ook op extra giften die werden
gecollecteerd, mogen we verklaren, met dank
aan den Heere, dat de eerste Zondag van ons
vereenigd kerkelyk leven goed inzette.
Namens den Kerkeraad der Geref. Kerk,
M. Heuseveldt, Scriba.
Driewegen, 6 Januari 1910. Zondag 2 Jan.
werd vergadering gehouden met de manslid
maten wegens aftreding van een Ouderling en
een Diaken. De uitslag der stemming was, dat
Broeder Jacob Krüger herkozen werd als Ouder
ling en Broeder Jacobus Moerman als Diaken.
De Heere zegene de Broeders in hunne ambten.
Voor de Zending ontvangen door tusschen-
komst van Boekh. Fanoy f 5,60 van verschil
lende abonné's op het „Zendingsblad" over 1909.
Vlissingen. Extra gift coll. Kerk „Uit dank
baarheid" f 1.50idem f 1.
Namens den Kerkeraad,
M. Heuseveldt, Scriba.
1*8 belscli Handboek of Concordantie.
2e druk, 712 duizend. Rotterdam,
J. M. Brbdée.
De afl. 25, ons toegezonden, geven ons
aanleiding om nogmaals dit rüke, nuttige boek
met kracht ons Bybellezend èn -onderzoe
kend publiek aan te bevelen. Hier wordt véél
ontvangen voor weinig geld. Laman.
De Geref. Jongel. Vereeniging „Herman
Faukeel" te Middelburg, vergadert iederen
Zondagavond om 81/2 uur in de Consistorie
kamer der Gasthuiskerk aldaar.
Geref. jongelingen boven de 16 jaar zullen
allen hartelü'k welkom zü'n.
OnderwerpLucas 5 vers 1726.
(De geraakte te Kapernaüm door Jezus naar
lichaam en ziel genezen.)