Het jaar 1910 en de Zending.
Ons Blad.
Nog twaalf honderd gulden.
Braakland.
Mozes als Student.
wing. Onder alle lotgevallen, in alle omstan
digheden altijd staan we weer voor het groote
werk, dat ons opgelegd isnamelijk als Chris
tenen te levenzoowel naar binnen als naar buiten.
Als een Christen te leven 1 Dat is de bezig
heid, die God aan alle leden zijner gemeente
op aarde te doen gegeven heeftaan de man
nen en aan de vrouwen aan de ouden en de
jongerenaan de aanzienlijken en geriagen
aan ieder in zijn stand en levenspositie; aan
elk in zfin weg en zijn lot; aan ouders en kin
deren aan heeren en dienstbaren aan voor
gangers en volgelingen. Wfi behooren allen en
te allen tfide te zijn, wat wij heetenChristenen 1
Wees een Christen allereerst in uw verbor
gen leven. Er is geen waarachtig Christelijk
leven mogelijk zonder gemeenschapsoefening
met Christus, zonder een dagelijkschen, ver
borgen omgang met den levenden en verheer
lijkten Heiland. O neen, het leven van een
Christen mag niet opgaan in stille gepeinzen
en in zielseenzame meditaties. De Christen,
die met zijn boekske in een hoekske schuilt,
vindt zijn gelijkenis niet in één van de hei
ligen der Sehrift. Maar zonder stille ge
peinzen en zielseenzame meditaties wordt men
toch ook geen Christen naar het hart van God.
Het moet ons goed zijn, nabij Christus te we
zen en met gebeden zijn aangezicht te zoeken.
Het ontbreekt in zoo menig Christelijk leven
aan diepgang. Er is vaak veel meer ijver om
Jezus te dienen, dan diepte in het geestelijk
keünen en genieten van Hem, die in de we
reld gekomen is niet in de eerste plaats, op
dat we voor Hem zouden leven, maar bovenal
opdat we in Hem en uit Hem zouden leven
door het geloof.
Tot dat heerlijk werk wordt gij nu geroepen
in het jaar 1910. In te dringen in de uitne
mendheid der kennis van Jezus Christus, met
verstand en hartgeworteld en gegrond te
worden in de liefde tot Hem, die ons leven is.
Hoe druk, hoe gejaagd menigmaal het aardsche
leven ook wezen moge, gewen u toch aan een
verborgen omgang met Hem. Goed gebeden
is het halve werk. Onze kracht neemt toe, naar
mate het geloof vermeerdert. Wij zouden ook
in het dagelijksch leven veel meer uit kunnen
staan, indien we innerlijk menigmaal niet zoo
zwak en ingezonken waren. Wordt krachtig
in den Heere, en in de sterkte Zfiner macht.
Maar wees ook een Christen in uw openbaar
leven, in uw handel en wandel; in uw doen
en laten in uw nering en hanteeringin uw
ambt en beroeponder uw vreugde en uw
smart; in uw huis en in uw maatschappelijk
verkeer. Het is zulk een schoone combinatie,
wanneer er gesproken wordt van Christen-pa
troons, CTanstew-werklieden, Christen-ouders,
C/msfeZ^'ft-onderwfis, Christelijke-politiek, Chris
telijke- regeering, enz. enz. En ik zal de laatste
zijn om met sommigen te smalen op de onvol
maakte werkelijkheid. Maar ik mag wel waar
schuwen tegen het gevaar, dat men zoo licht
tevreden is met den naamzonder met hart en
ziel te jagen naar de bereiking van het ideaal.
Wie werkelijk het Koninkrijk Gods en Zijn ge
rechtigheid zoekt, die heeft geen gemakkelijk
leven, die heeft wat te doen.
Nu, waarde lezers, ik hoop van ganscher
harte, dat gij ook in 1910 goed en duidelijk
moogt zien, wat er voor u te doen is, wilt gij
met eere dragen den sehoonen naam van Chris
ten. En ik hoop, dat gij niet alleen moogt zien,
maar dat ge ook de hand aan den ploeg zult
slaan. Weest Christenen 1 uit liefde tot Hem,
in Wien uw leven, uw licht en uw kracht is.
Weest Christenen en geeft u met warmte aan
Christus' zaak, overal, waar er ook voor u wat
te doen is. Weest niet lauw Weest niet traag
Want dat is een smet op uwen naam En weest
boven alles niet hooggevoeligmaar doet alles,
wat ge doet, in nederigheid des hartenZfit
niet vele meesters I Met hoogmoed is onze ellende
begonnen, met ootmoed begint onze verhoo
ging 1 Niet de heerschzuchtigen en twistgie-
rigen, maar de vreedzamen en de zachtmoedi-
gen zfin in het Koninkrijk der hemelen de
meestenHet grootste geheim van het Chris
telijk leven is door liefde te overwinnen. Zalig,
die het verstaat! Er is iets in Hem van zijn
Heere en Hoofd J Laman.
We zouden natuurlijk b\j de intrede van het
jaar 1910 kunnen wijzen op allerlei arbeid, die
er weer voor ons christenvolk te doen is. Maar
wij bepalen ons bij deze ééne zaakde Zen
ding Voor Zeeland zal, indien de Heere onze
wenschen niet beschaamt, het jaar 1910 een bij
uitstek gewichtig jaar zfin. Onze Zeeuwsche
Gereformeerden krijgen iets op de schouders,
dat niet zoo licht is. Laten wij ons den ernst
van de onlangs genomen besluiten niet ont
veinzen. Het is nooit goed te klein te denken
van eenige zaak.
Maar wij zullen kunnen dragen onzen ver
meerderden lastJa, wij kunnen Indien
Indien onze bulpe zfi in den naam des Heeren
Indien de liefde van Christus ons dringt
Zijn er misschien in ons goede Zeeland nog
trage handen nog lauwe harten Zijn ze er
nog? Kent iemand misschien broeders of zus
ters in zijn omgeving, die met de zending niet
veel op hebben Och, stoot ze dan niet af
maar maak ze warmleg wat vuur in hun
hartzegontwaakt, gij die slaapten staat
op uit uw dommelen Christus zal U toonen,
wat er ook te doen is voor U
Heere, open in 1910 de oogen van velen,
opdat ze zien mogen, dat er arbeiders noodig
zijn in Uw Koninkrijk, op ieder gebied
Door Gods gunste bleef het staande, en ver
heugde het zich in veler sympathie. Fen groot
verlies was het overlijden van ds. A. Littoofi,
die het Kerkblad op zijn hart droeg, en er
voor schrijven bleef, zoolang hij kon. In 1909
werden onzen Kerken kostbare krachten ont
nomen ds. Littooij, ds. Gispen, ds. Bavinek,
om slechts enkelen te noemen.
Ga de Heere ook met Zeeuwsch Kerkblad
het nieuwe jaar in en zegene Hij de Redactie,
de zeer gewaardeerde medewerkers, en de bij
zonderlijk gewaardeerde lezerschaar. Wilt
wekelijks in liefde ontvangen, wat uit liefde
wordt gegeven. Den lezer heil
Laman.
ZENDING.
De begrooting der Zeeuwsche Zending is
gebracht op f 6200 per jaar. Dit is natuur
lijk het minimum, en kan alleen gelden om te
beginnen. Zoo God den arbeid ginder zegenen
zal, gaat ook deze som naar boven. Doch dit
is voor later.
Is deze som van f 6200 nu toegezegd Ach
neenOp f 5000 kan gerekend worden, mis
schien nog een paar honderd gulden erboven.
Dus f 1000 of f 1200 moeten er nog komen
anders zijn wij er nog niet.
Toch besloot de Synode den eigen Zendings-
arbeid aan te vatten. De Synode besloot aldus
in het geloof in Gods weg te zijn. - En de
Synode rekende op de Zeeuwsche Christenen,
van wie den gansche lande door bekend is
als hun roem, dat wanneer zij zich voor een
zaak gegeven hebben, zij zich geheel gegeven
hebben met al hun gaven en geld.
Maar boe komen wij aan die f 1200 De Synode
(waarvan wij nog geen officieel verslag hebben
gelezen) schijnt besloten te hebben daarvoor
een collecte te houden. Zoo dit juist is, dan
zal dit toch moeilijk voor altijd kunnen gelden.
Eerst hebt gij de Pinkstercollecte. Dit jaar
(in den regel toch om de twee of drie jaar)
kunt gij wel rekenen op een collecte voor de
algemeene Zendingskas. En dan nog deze
buitengewone collecte voor eigen Zending
Het zal één keer gaan, doch dat kan niet altijd.
En daarom, laten wfi aan het werk gaan.
Er is voor de Kerkeraden, voor de Zendings-
commissie's en voor alle Zendingsvrienden nog
o zooveel te doen. Hoevelen zijn er niet, die
beloofden te zullen geven als het werkelijk tot
eigen Zending kwamDeze moeten opgezocht
en aan hun woord gehouden.
Bovendien zijn er, die wel tot hooger bedrag
willen teekenen, nu de plannen aanvankelijk
werkelijkheid zijn geworden.
En eindelijk moeten alle leden der gemeente
eraan herinnerd, dat de Zending geen particu
liere liefhebberij is van enkele Kerken en van
enkele leden in andere Kerken, doch is een
gemeenschappelijke Zeeuwsche zaak.
Dan zal, wat nu moeilijk schijnt, gemakke
lijk vallen. Dan zullen de f 1200 er komen
door vrijwillige toezegging en inteekening.
-""T
Uit dit woord klinkt allereerst een toon van
blijde verwachting u tegen. Een braakland is een
land, dat nog onbearbeid ligthet zij zoo; doch
het is toch een land, hetwelk voor bearbeiding
geschikt is; op dit land wordt geen vrucht
gevonden, omdat er geen moeite voor is ge
daan. Doch het land zelf is er vatbaar en ge
schikt voor. Het roept als het ware om bear
beiding; het wacht op neen, meer nog
het verlangt met heimwee naar den dag, dat
de landman komen zal, om in zijn opgeploegde
voren het goudgeel graan te strooienmet
wellust neemt het het zaad op in zfin schoot;
straks ontkiemt het, schieten de wortelen uit,
en vertoont zich aan den halm in de aar de
veelvoudige vrucht.
Er ligt nog braakland in Zeelandland dat
schreeuwt om arbeiders. Indien allen, die
Jezus niet alleen voor zich zelf als Koning en
Heiland begeeren, doch Hem ook gaarne als
zoodanig zien erkend door heiden en Moham
medaan, indien deze allen eens in eigen om
geving het braakliggende land gingen bear
beiden, zij zouden zien, dat de velden straks
zullen ruischen als Libanon.
In het woord braakland ligt echter ook een
zacht verwijt opgesloten. Zeeuwsche christenen,
in hoeverre zfit gij er schuldig aan, dat er nog
braakland is in ons geliefd gewest Ach, dat
al Gods volk profeten waren, die gloeien van
liefde en arbeiden met ijver voor de Zending.
J. D. Wielenga.
HOZFJ.
Toen Mozes groot genoeg was, moest hfi zijne
moeder verlaten om nu als een aangenomen
koningszoon te worden onderwezen. De dagen
van vertroeteling en liefkoozing zijn voorbij.
Hij verlaat zfine moeder die hem weenend na
ziet. Haar blik volgt hem, en haar gebed zoekt
den God Abrahams, die zich niet ongevonden
laat zoeken. Later, vele jaren later zal het blij
ken, dat het zaad der opvoeding wortelen schoot
en dat Abrahams God waakte over dezen knaap.
Nu gaat Mozes naar 't hof van Egypte's
Pharao, niet om daar te spelen en zijn tijd te
doorluieren, maar om van 'thof te gaan naar
de kostsehool om door de priesters, dragers
van wetenschap, onderwezen te worden.
Egypte hèt land dier dagen, bet land van
ontwikkeling en macht, een macht die zich
uitstrekte over de Kanaanietisehe stammen in
Palestina. De opgravingen in 't Oosten hebben
bewezen dat lang vóór Mozes in Egypte en
Babel een hooge beschaving bloeide, die zich
ook over Kanaan verspreid had.
Kanaan stond onder Egypte, o. m. zijn ge
vonden diplomatische briefwisselingen tusschen
de Kanaanietisehe vasalvorsten en de Konin
gen van Egypte; eene correspondentie vóór
dat de Israëlieten in Kanaan trokken. Mozes
zal nu onderwezen worden in die hooge be
schaving.
Egypte had zijn Hoogescholen met voorbe
reidende school daaraan verbonden.
Op de Hoogeschool ontvingen priesters, ge-
neesheeren, rechters, sterrenkundigen, beoefe
naars van taal en letterkunde hun onderwijs
en hadden zij ook hun woonplaats.
Sommigen dier priesters waren belast met
het onderricht der jonge scholieren die gevormd
werden op de voorbereidende school. Die jon
gere scholieren, waaronder zelfs koningskinde
ren, hadden ook hun verblijf in die gebouwen.
De voorbereidende scholen werden druk be
zocht, en onze tegenwoordige schoolwetten be
stonden er niet. De stok speelde hier een groote
rol, zoodat een zeker paedagoog van deze in
richting zegt De ooren der schooljongens zitten
op hun rug; zij hooren als men hen slaat."
Op zulke scholen wordt de jongeling Mozes
onderwezen, straks wordt hfi student aan de
Hoogeschool. Zoo voedt Egypte onbewust Israels
verlosser op. Zoo wordt Mozes bekwaam, om
straks op te treden om orgaan te zijn van God
tot formatie van een volk, door een wetgeving
waarvan in latere dagen geroemd werdwelk
volk heeft zulke rechtvaardige wetten.
Mozes is nu de aangenomen zoon van Pharao.
Van welken Pharao Pharao toch is geen
naam van een koning, maar de titel van Egypte's
koningen, gelijk Candaee niet de naam van de
koningin der Mooren was, maar haar titel.
Pharao wil zeggen het groote huis, de ver
heven poste. Welke is dan de Pharao der on
derdrukking
Vroeger, voor 15 a 20 jaar, meende men
dat de pharao der onderdrukking Ramses II
was en zijn zoon Merenptah die van den uittocht.
Omdat de kinderen Israels eene stad bouw
den die Ramses wordt genoemd, en Ramses I
het niet kon geweest zijn, wijl hij slechts één
jaar regeerde, en het zegel van Ramses II in
de puinhoopen gevonden werd van de stad, die
men voor Ramses hield, en de bouwlieden Aperia
werden genoemd, meende men dat de pharao
der onderdrukking Ramses II was.
Latere ontdekking toonde aan dat de be
doelde steden, waarvan men de puinhoopen vond,
vóór Ramses II zijn gebouwddat de konin
gen van Egypte nog al eens de gewoonte had
den hun zegel te zetten op de bouwwerken van
voorgangers; dat de Aperia een nomadenvolk
was dat bij de Roode Zee leefde. Israël had
Egypte reeds vóór Ramses II verlaten.
Sethos I, de zoon van Ramses II, verhaalt
van een veroveringstocht in Palestina, en
noemt den stam Aser die bij den Libanon
woonde.
De uittocht stellen we in 1436 voor Christus
en Ramses II van 13341258,dus 120 jaren laten
Thans houden wfi Thutmozes III 15151461
voor den pharao der onderdrukking, en Ame-
nophis II 14611436 voor den pharao van den
uittocht.
Ten tijde van Thutmozes III wordt Mozes
dus onderwezen in de wijsheid der Egyptenaren.
H. Meulink.
JOHANNES CALVIJir.
(Uittreksel uit het werk van Prof. Doumerque)
door Ds. R. K. te H.
XXVII.
In de Rue des Chanoines woonde Calvfin
in het huis, sedert 1899 aangeduid door eene
marmeren plaat met een medaillon en op
schrift: „Jean Calvin vécut ici de MDXLIII a
MDLXIV." Het diende tot het begin der 18e
eeuw tot woonplaats voor predikantenhet is
thans aan den staat en geeft op den muur te
lezen„Gezondheidsbureau". Het werd ver
bouwd en van Calvfin's woning is alleen over
de plaats, een deel der kelders en een tuinpoort
uit de 16e eeuw.
Kardinaal Sadolet, incognito door Genève
reizend, wilde Calvfin zien. Hfi dacht hem in
een paleis of ten minste in een prachtig ge
meubileerd huis, met tal van dienaren te vin
den. Hij was zeer verbaasd, dat men hem naar
een klein huis verwees en dat, toen hfi geklopt
had, Calvfin zelf, eenvoudig gekleed, hem de
deur opende.
Te zfiner beschikking had de Reformator een
woon- en ontvangkamer, met een eiken- of
notenhouten tafel, met banken, waaraan min
der of meer beeldhouwwerk was, met stoelen
en tabouretten, gelfik aan die, welke men in
de kamer van Luther te Wittenberg vindt. De
inventaris van de meubels, door de stad aan
Calvfin in 1548 geleend, bevat wat hfi tot zfin
dood hieldbedden, tafels, buffetten, koffers,
zitbanken, katheder en lessenaar, van ahorn
hout, grenenhout en notenhout, goed en slecht
niets meer dan het strikt noodige, alles te zamen
voor 121 fl. en 2 stuivers. Al deze meubels
werden na Calvfins dood den Staat terugge
geven.
Men had hem eigenaar van zfin huis willen
maken hfi wilde niet. Hfi verlangde wel den
aankoop der meubelen de Raad wilde dit niet
ten opzichte van de houten meubelen. Het
andere huisraad kon hfi koopen volgens taxatie.
Daar de Reformator geen geld had, werd een
deel van den koopprfis hem elke drie maanden
afgehouden. Beza vroeg terecht„was er een
huis voor zulk een man, dat, ik zeg niet prach
tiger, maar armoediger gemeubileerd was?"
Dezelfde doet ons weten: „wat zfin gewone
leven betreft, ieder zal getuige kunnen zfin, dat
hfi zoo gematigd geweest is, dat hfi nooit eenige
buitensporigheid begingdat hfi weinig had
van gierigheid maar eene prfizenswaardige
middelmatigheid betrachtte. Waarheid is, dat
hfi om zfine maag zieh onthield van gewone
vleeschsoorten, waarvan hfi wel zou gehouden
hebben maar dit was zonder kieschkeurig noch
lastig te zfin in gezelschap. Hfi heeft de fout
gehad zieh ter wille van zfine gezondheid ont
houden te hebben van spfizen, zich gedurende
onderscheidene jaren in vier en twintig uren
met één maaltfid tevredenstellend, zonder ooit
iets tusschenbeide te nemende geneesheeren
konden een half jaar vóór zfine laatste ziekte
van hem verkrfigen, dat hfi ongeveer te twaalf
uur wat wfin en een ei gebruikte. Hfi deed dit
om de zwakheid van zfine maag en hoofdpfin
volgens zfin zeggen had hfi bfi ervaring, dat
alleen een voortdurend diëet een middel tegen
deze kwalen was, zoodat ik hem soms heb zien
vasten tot den tweeden dag."
Zoo leefde Calvfin.
Bolsec was zoo onbeschaamd te schrfiven
„het is zeker, dat alle Fransche edellieden,
die om de religie te Genève kwamen wonen,
hem geen grooter genoegen konden doen en
niet beter zfine gunst en vriendschap verkrfigen
dan door hem, banketten en festfinen aan te
bieden. En ieder deed zfin best hem zoo goed
mogelfik te onthalen, zoowel door overvloed
als door ffinheid van vleeschsoortenzoodat
het wild en de goede stukken in Genève duur
der begonnen te wordendoor de lekkerbek-
kerfi der vreemdelingen, vooral der Franschen,
die alles wegnamen wat op den Molard gebracht
was, ontstond in Genève heel wat murmu
reering en ergernis." Tegenover de lasteringen
van Baudoin zeide Calvfin zelf: „mfi te vreden-
stellend met mfine geringe positie, heb ik zoo
sober geleefd, dat ik niemand tot last geweest
ben Als ik naar hartelust wilde smullen,
zou ik de helft van het jaar andere spfizen
dan vleesch kiezen. Zfi, die mfi van nabfi
kennen, weten, dat ik van visch en andere
spfizen houd, van welke ik mfi echter opzet-
telfik onthoud, omdat zfi mfi sehadelfik zfin."
En Calvfin werkte. Laat Beza ons dat ver
halen „hfi sliep zeer weinig, maar inplaats
dat daaruit zekere traagheid volgde, liet hfi
niet na, gedurig tot den arbeid en tot het
uitoefenen van zfin dienst gereed te zfin. Want
op de dagen, als hfi niet moest prediken, liet
hfi zich te vfil of zes uur eenige boeken bren-