Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie Yan: Ds. L. BOIMA en Os. H. W. LAMAN. 7e Jaargang. Vrijdag 31 December 1909. No. 28. UIT HET WOORD. Met roedewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drnkker-Uitprer A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER ADYERTENTIEN Ten besluite. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. ONZE TOEVLUCHT. Heere, Gij zyt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot ge slacht, Psalm 90 1. Mozes, de knecht Gods is aan het einde.van zijn aardsche -levensreize gekomen. Straks zal hij den staf, welke hem zoolang vergezeld heeft, wegzetten om er nimmermeer naar te grijpen. Hij heeft zich in de stilte der eenzaamheid uit het woelige leven des daags teruggetrokken en hij overdenkt den weg, langs welken God hem en de geslachten voor hem geleid heeft. De eeuwen gaan aan zijn geest voorbij en hjj ziet de mannen en vrouwen, die in elk tijd perk geleden en gestreden hebben tegen de zonde en hare gevolgen hij denkt aan al de moeiten, waarmede zij hebben geworsteld, bij doorleeft nog eens de uren in zijn eigen leven, waarin het hem bang werd, waarin de stormen zich verhieven en de wateren dreigend omhoog rezen wat zou er van hem en van die allen geworden zijn, indien zij voor hun eigen vei ligheid hadden moeten zorgen Uit eigen er varing kende hij de oogenblikken waarin alle omstandigheden hem tegen waren en gewis hij zou omgekomen zijn, wanneer hy op eigen kracht zich had moeten verlaten. Doch zie, als er nergens meer uitkomst was, als de menigte zijner tegenstanders op hem aandrong, als er geen uitzicht meer was, dan was hij gevloden tot de tent der samenkomst om onder de scha duw van 's Heeren vleugelen een Toevlucht te zoeken. Was hij ooit in zijn verwachting teleur gesteld Neen, steeds had hü daar bescherming gevonden, totdat het onweder uitgewoed en de hemel weer helder geworden was. Welnu, wat hij ondervonden had, was ook de ervaring van allen, die met hem of vóór hem dienzelfden weg hadden bewandeld, zoodat hij gerust jui chend mag uitroepen Heere, Gij zijt ons ge weest een Toevlucht van geslacht tot geslacht. Dit was wonderlijk in zijne oogen. De Heere toch is zoo groot. Eer de bergen geboren wa ren, en God de aarde voortgebracht had, ja van eeuwigheid tot in eeuwigheid is Hij God. Eeu dag is hij Hem als duizend jaar en dui zend jaar als één dag. Boven eiken tijd is Hij verheven, de eeuwen oefenen geen invloed op Hem, Hij is gisteren en heden, ja tot, in eeuwig heid Dezelfde. De mensch daarentegen is zwak en broos, zijn leven is als het gras en al zjjn heerlijkheid als een bloem des velds. Wie meet den afstand welke den zoon des stofs scheidt van den Heere, wie peilt de kloof, welke er gaapt tusschen het sehepsel en den Schepper Alle volken zjjn bjj Hem geacht als een stofje aan de weegschaal en als een druppel aan den emmer. Is het dan niet wonderlijk, dat Hij zich zoo diep nederbuigt om voor den nietigen mensch een Toevlucht te zijn Wie dit indenkt, met ernst en nauwgezetheid overweegt, zal zich verwonderen en zich niet bevreemden dat Mozes uit zoo volle borst en met zoo zeldzame warmte het uitjubeltHeere, Gij zijt ons geweest een Toevlucht vaD geslacht tot geslacht. Wij zijn weer aan het einde van het jaar gekomen en het is noodig, dat gij in alle stilte eens overdenkt, al wat er weer gebeurd is. Doorleef nog eens wat ge doorleefd hebt. Er zijn dagen geweest, waarop de zon des voor- spoeds licht uitstraalde op Uw levenspad, waarop de bloemen ontloken voor uwen voet en u door haar gave het leven veraangenaamden, en ver keerd is het niet, dat ge u nog verheugt in hun glans, maar vraag niet alleen naar de wel daden welke u verrijkt hebben, doch ook naar Hem, van Wien zij tot u kwamen en Die ze van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. strooide op uwen weg. Alle dagen echter zullen niet vroolijk geweest zijn, misschien zegt ge weldat zij verre, want reeds bij de intrede van het jaar dreigden donkere wolken en helaas zij naderden mij of anders kwamen de onheilen onverwachts en roofden mij alle levensvreugde. Gij herinnert u nog wel de uren, waarin het zoo somber en zoo donker werd, maar hebt ge ook, toen u de kracht begaf, de last u te zwaar werd, en er geen uitzicht meer was, troost en sterkte gezocht bij den God van Uw leven, zoodat de slotsom van uwe pijnlijke ervaring iso Heere, Gij zijt ook mij geweest tot een Toevlucht, want dit staat vast, dat, wanneer ge het bij Hem gezocht hebt, Hy U niet te leurgesteld heeft doen uitkomen. Dit wil niet zeggen, dat uw smart verdween, uw droef heid wegvluchtte, uw tranen gedroogd werden, neen, maar wel dat er weer kracht in uw schouder kwam om te dragen, meer lust en moed om uw weg te gaan en meer stille be rusting in Zijn heiligen wil. En welk een zegen is dit. Gy zyt niet bezweken onder uwen last, ofschoon hij zwaar was, gij zyt niet verhard onder het leed, dat u trof, maar gy hebt on dervonden dat Hy altijd kracht geeft naar het kruis, dat Hy oplegt. In weemoed gedenkt gij tevens aan hen, die vroeger rondom u en met u waren, en onder hen waren er zeker ook wel, die in bange uren zich gewend hebben tot de eenige en veilige schuilplaats en gy gelooft, dat als zy thans nog spreken konden, zouden zy even luide en duidelijk zingen Gy zyt o Heer van d'allervroegste jaren, Voor ons geweest een Toevlucht in gevaren, Eer berg en rots uit niet geboren waren, Eer d'aarde rust op hare steunpilaren, Van eeuwigheid o God, die eeuwig leeft, Zyt Gy de God, die end noch oorsprong heeft. Het geëindigde jaar was ryk aan allerlei afwisseling in uw leveu, er waren vele welda den, maar ook teleurstelling, er waren blijde, maar ook droeve uren, er was gezondheid maar ook krankte, er werden geboren maar er stierven er ook, en wanneer ieder onwillekeurig zich herinnert, wat hy ontving en wat hem ontno men werd, dan zal het eerst goed zijn, indien hy getuigen kan en mag, dat hy met de wel daden zoowel als met de teleurstellingen ge ëindigd is in Hem, uit Wiens hand wy beide het goede en het kwade ontvingen. Dit toch is duidelijk, dat onze dagen heensnellen en dat wy weldra aan het einde van onzen tocht zyn. Wy weten den dag van onzen dood niet, hy kan nog op verren afstand zyn of reeds zeer naby, maar gy weet wel, dat al mochten u nog vele jaren toegelegd zyn, zy in elk geval spoedig tot het verleden zullen behooren. Wat is een week, een maand, een jaar een scha duw, welke ras verdwijnt. Waar is het jaar gebleven, vraagt ge thans en gij kunt het ant woord niet vinden. Welnu, zoo zal het gaan met alle jaren, welke nog voor u komen mogen en wat houdt gjj ervan over, als uw doodsklok slaat. Het is alles vergankelijk, het ontvalt u eens alles, zelfs het uitnemendste, wat gy ont vangt gaat voorbij. God echter blijft. Gelyk Hy een Toevlucht geweest is in de eeuwen die heenvloden, zoo zal hy het zyn ook in de toe komst. Zalig zyt gij, wanneer ge even als Mozes dit uit eigen ervaring weet, want zeker er sunnen nog bange dagen komen, dagen waarin vleesch en hart bezwijken, maar Hy blijft de Rotssteen en uw deel tot in eeuwigheid. Het leven kan u veel ontnemen, de dood u zelfs van uw lichaam berooven, doch indien gy God tot uw deel hebt, dan kunt gij zeggen al ging ik ook door het dal der schaduwen des doods, ik zal geen kwaad vreezen, uw stok en uw staf die vertroosten my. ,De Oudejaarsdag stemt tot nadenken en nu moet ge niet enkel in gedachtenis roepen wat er rondom u heeft plaats gehad, maar ga ook eebs met aandacht na wat er in u omging, opdat gy moogt zien, hoe arglistig uw hart was. Over de beschikking des Heeren moogt gij niet klagen, want Hy handelde niet met u maar uwe zonden, hoe geheel anders zou het er dan met u uitgezien hebben, maar wel zult gij als gy ernstig onderzoekt, wie gij waart voor God, stof tot klagen vinden over u zelf en daarom moogt ge van het jaar niet schei den zonder u verootmoedigd te hebben. Zoek derhalve voor uwe schuld verzoening, voor uwe zonde vergiffenis bij dien Christus, welken God ons gaf tot een verberging tegen den vloed. Botjma. UIT HET LEVDN. Zeer waarschijnlijk, lezers, zullen wy het jaar 1909 ten einde mogen brengen. Geheel zeker is het nog wel niet. Tusschen het eogenblik, dat dit stukje u aangeboden wordt en de laat ste klokslag van oudejaarsavond kan er nog veel gebeuren. Wy zyn slechts menschen van het oogenblik. Onze levensdraad is zoo broos. Maar zeer waarschijnlijk zullen dan toch wel verreweg de meeaten onzer, zoo niet allen, den overgang maken van het oude in het nieuwe. De Almachtige God heeft ons tot hiertoe ge dragen door het Woord zijner kracht. In Hem leefden wij, bewogen we ons, en waren wy. En zoo staan wy dan nu dicht bij het einde. Het jaar is weer voorbij. In één opzicht is het zeker een jaar geweest van gelijke bewe gingen als zyn vele voorgangers. Het is weer omgevlogen. Waar bleven de weken Zoo was het Zondag, en zoo was het Zaterdag. Inderdaad, de tyd gaat snel. In zeker opzicht is dit wel heerlyk, want er is niets treurigers dan een lange dag. Maar aan den anderen kant voelt ge de snelle vaart der stonden toch ook weer als iets beklemmends. Ge zoudt by oogenblikken willen remmen, willen stoppen. Doch geraasloos wentelen de raderen des tyds in altijd gelijk matige drift maar voort, maar voort. Nooit breekt er een tand, die het uurwerk doet stil staan; nooit knarst er een rad, dat door zyn wrijving de beweging vertraagt. Dat glijdt maar; dat wentelt maardat loopt maar om en om dat dryft de wijzers maar voort, maar vooruit; om het even, of het u te haastig gaat, of ge moede wordt van het jachten. Ja, de jaren gaan snel. En evenwel kan er in een jaar heel wat gebeuren. Er kan in een jaar veel worden genoten veel worden geleden veel worden gedaanveel worden verzuimd veel worden misdreven veel worden gewijzigd. Men komt er niet toe om een dagboek te houden, een nauwkeurig dagboek maar wanneer men het hield, wanneer men het houden kon, zooals iet zou behooren te wezen, wat een boekdeel zou het zyn! Ieder mensch heeft zyn geschie denis. Elk jaar menschenlevens is een weefsel van draadjes, van een menigte draadjes, kleine en groote, fijne en grove, zichtbare en onzicht bare, draadjes van allerlei kleur. Het is niet mogelijk op den Oudejaarsavond ons alles te binnen te brengen, wat er in ons omgegaan is, en wat er langs ons is henen getogen. Het is niet mogelijk ons alles te her inneren, wat er van ons uitging, en wat er tot ons in kwam. 's Menschen gedachten staan nooit stilze vermenigvuldigen zich van oogen blik tot oogenblik maar ze vliegen weg, en ge ziet ze niet weder. Ons oor hoort ieder woord, dat orize mond heeft gesproken, maar vruch teloos roept ge uw eigen woorden in uw ge- ïeugen terug. En zoo bedenkt gy u ook te vergeefs, wanneer ge zoudt willen vertellen, wat ge van den eersten dag des jaars tot den laatsten van uur tot uur hebt verricht. We weten van onze eigen levensgeschiedenis zoo bitter weinig. We leven zoo snel, en we ver geten zoo spoedig. Niettemin is er toch een indruk in ons achter gebleven van alles, wat ons aangeraakt heeft. Wanneer wy terugdenken aan het jaar, dat achter ons ligt, dan zal het zyn tot roem, of tot klacht. De stemming der ziel houdt zoo nauw verband, met hetgeen we ondervonden. De een is zoo zachtkens voortgedragen, en de ander is zoo hard gestooten. By dezen liep alles zoo effen en gladby genen wrong en wreef het zoo aan alle kanten. Sommigen woon den in een omtuininganderen hadden te ver duren de koude des nachts en de hitte des daags. Hier was stof tot vreugdedaar was oorzaak van geween en geklag. Maar de stemming der ziel houdt bovenal een zeer nauw verband met de gesteldheid der ziel. Zalig, als onze ziel naby God mag wonen. Dan weet ge, waar ge uw dank kunt brengen, voor hetgeen gy hebt genoten. Dan weet ge, waar ge uw troost kunt vinden, in hetgeen ge hebt geleden. Dan weet ge, waar ge verzoe ning kunt verkrygen, voor hetgeen ge hebt misdreven. Dan weet ge, waar ge uw loon kunt verwachten, voor hetgeen ge hebt gearbeid. Dan weet ge, waar ge uw heil kunt aanschou wen, by al hetgeen u onbevredigd liet. Krach tiger dan ooit dringt 's Heilands liefdestem tot ons door op den laatsten avond van het jaar Komtherwaarts tot My 1 gy allen, die ver moeid en belast zytdie beladen zyt met zege ningen en met zorgen eindigt met uw vreug den en uw smarten in My 1 want Ik geef u rustrust in het genieten van het goede, rust ook in het dragen van uw kruis 1 Laat ons naar die liefdestem hooren, lezers. By Hem alleen is waarlijk rust, zoowel voor de blijden als voor de bedroefden. Hy geeft den moeden kracht. Want Hy is een verzoe ning voor onze zonden. Gelooft gy dat? Lam an. JOHAMES CALVIJJf. (Uittreksel uit het werk van Prof. Doumerque) door Ds. R K. te H. XXVI. Het geneefsche huis was smal, maar niet zeer hoog, twee of drie verdiepingen met een geveltop. Maar in 1534 begon de gedaante verandering. Vele vluchtelingen kwamen en moesten geborgen worden. Twee dingen ge beurden. Men bouwde in tuinen en wijngaar den. Men bouwde opgangen, op de straatjes. Groote blokken huizen drongen steeds meer op elkaar aan, licht en lucht uit hunnen boe zem verdrijvend. En toen ging men nog ver dieping op verdieping zetten. Zoo is het (be doelde) huis van de Croix-d'Or minstens twee malen verhoogd. Zoo ontstonden die smalle, sombere huizen met hunne droefgeestige, muffe, vochtige vertrekken, waarin de zon en het licht bijna niet doordrongen. Dit alles was het gevolg van het oefenen der barmhartigheid jegens vervolgden. De deuren werden geopend voor de ellendigen. Men plaatste overal beddenéén huis had er vijf en veertig. De geneefsche vrouw nam de arme onbeken den in haar gezin op; zy verknipte hare japon nen om hen te kleeden en ontdeed zich om byna naakte kinderen te dekkenzy voedde velen en legde zich zelve groote soberheid op zy nam voor zich zelve water en gaf dien uit- geputten lieden wyn. Gedurende den bloeitijd van het calvinistisch

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1