Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. B0UM1 en Ds. H W. LIMAN.
7e Jaargang.
Vrijdag 10 December 1909.
No 25.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABONNEMENTSPRIJS
Drukker-Uitgever
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
PRIJS DER AD TERTENTIEN
Bouma.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING~~^
Een gewichtige beslissing.
Bouma.
De Synode van Woensdag.
Laman.
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers 3 cent.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
DE HEILIGING VAN JESAJA.
Maar een van de serafs vloog tot
my, en hij had eene gloeiende kool
in zijne hand, die hij met de tang
van het altaar genomen had. En
hij roerde mijnen mond daarmede
aan, en zeide; Zie deze heeft uwe
lippen aangeroerdalzoo is uwe
misdaad van u geweken, en uwe
zonde is verzoend.
Jes, YI 6, 7.
Het tafereel, dat ons in deze beidde verzen
geteekend wordt, is weer verrukkelijk schoon
en zeldzaam duidelijk. Het behoeft geen breede
aanwijzing, dat God om deze heiliging van
Jesaja tot stand te brengen, den dienst van
een seraf niet van noode had. Hij is de Al-
genoegzame die kan, wat Hij wil. Hij spreekt
en het is erHij gebiedt en het staat er. Zou
er voor Hem iets te wonderlijk zijn Maar
het was Zijn welbehagen om een der Sera-
phijnen te gebruiken en wjj mogen er erken
telijk voor zijn, want daardoor krijgt het ge
heel iets schilderachtigs. Het blijkt ook hier,
dat deze zeer begaafde geesten vaardig letten
op het woord van 's Heeren mond en altijd
gereed zijn om te volbrengen, wat Hij hun
oplegt. Dadelijk toch volvoert deze Seraf, wat
zijn Maker van hem verlangt en hij haast zich
om het bevel te volbrengen. Hjj vloog tot
Jesaja zoo snel, als zijn sterke vleugelen hem
dragen konden en hij had een gloeiende kool
in zijn hand, welke hjj met een tang van het
altaar genomen had. Een enkele heeft sterk
geijverd tegen onze vertaling en gemeend, dat
hier niet gesproken werd van een kool, maar
van een gloeienden steen, doch wij zien niet
in, waarom het noodzakelijk is, zich daarover
zoo druk te maken, aangezien het voor de be-
teekenis weinig afdoet. Of het een kool of
een steen geweest is, laat ons tamelijk koel,
want de kracht der uitdrukking ligt niet in
de stof, wijl het er niet op aankomt of die stof
kool of steen was, maar wel in 't vuur, dat
de stof gloeiend gemaakt had. Dit vuur toch
doet ons denken aan den H. Geest, die als een
vuur ter reiniging en ter loutering is.
Hij alleen is het, die de onreine lippen van
den zondaar zuiver en geschikt maken kan
tot verbreiding van des Heeren lof. Als Hij
het hart van eenig mensch vervult, dan zal
deze spreken over de groote daden Gods.
De Engel nam deze kool van het altaar en
nu zou men kunnen vragen, of hier het reuk
offeraltaar of het brandofferaltaar bedoeld is,
doch hoewel het niet zoo gemakkelijk is om
op gronden aan een van beide de voorkeur te
geven, volstrekt noodzakelijk is het ook niet,
want de beteekende zaak is in elk geval dui
delijk. Beide altaren toch waren afbeeldingen
van den Christus en wij verstaan derhalve de
bedoeling, want het geeft te kennen, dat de
weldaad, welke Jesaja verkreeg, gemaakt werd
door den H. Geest, maar genomen is uit de vol
heid van onzen hooggeloofden Verlosser. De
H. Geest neemt niets uit Zijn eigen schatten,
maar Hij ontleent al wat Hij zondaren mede
deelt aan de verdiensten van Christus. De ge-
loovigen juichen dan ook niet, dat zij uit de
volheid des Geestes maar wel uit die van den
Messias ontvangen hebben genade voor genade.
Hij is ons van God geworden tot wijsheid, tot
rechtvaardigmaking, tot heiligmaking en tot
volkomen verlossing. Ook onder de O. Bedee
ling was Hij reeds de groote voorraadssehuur
waaruit de geloovigen het hemelsch koren ont
vingen.
De seraf raakte met die kool de lippen van
Jesaja aan en zoo kreeg hij deel aan al die
voorrechten, welke hier voor 't oog geteekend
werden. Die voorrechten kwamen tot hem, zij
drongen tot hem door, zij kregen een plaats
in hem. Uit zich zelf miste hij de vrijmoedig
heid om ze te nemen, wijl hy zich diep schul
dig keurde en er van overtuigd was, dat hij
niet waardig was in de zalige nabijheid van
den doorluehtigen Koning te verkeeren. Hij zag
niets dan het verderf dan den ondergang voor
oogen. Daarom had hij uitgeroepen: Wee mij,
want ik verga. Hoe wonderlijk zal het hem
te moede geweest zijn, toen hij dezen Engel
tot zich zag komen, en hoe zullen zijn gedach
ten zich in hem vermenigvuldigd hebben, toen
hjj merkte, dat de gloeiende kool zijn lippen
aanraakte. Gewis, zalige verwachtingen wer
den in zjjn ziel gewekt, vroolijke vermoedens
ontwaakten in hem met kracht.
Mag hjj zich daaraan overgeven? Zou er
waarlijk nog een toekomst voor hem zijn? Be
staat er nog grond, dat hij hopen kan op het
heil De zinnebeeldige handeling was duide
lijk. Zekerheid, volstrekte zekerheid echter
gaf zij niet. Immers hjj zou zich in de ver
klaring kunnen vergissen. Hjj zou kunnen
mistasten in de bedoeling. Het was beeld
spraak en zonder een verklarend woord is zij
niet bij macht elke donkerheid op te klaren
en eiken twijfel weg te nemen. Uit dien
hoofde was het voor Jesaja zeker een stof tot
dankbaarheid, dat de Engel zelf deze nadere
en nauwkeurige uitlegging gaf Zie deze heeft
uwe lippen aangeraaktalzoo is uwe misdaad
van u geweken en uwe zonde is verzoend.
Welk een taal! Welk een blijde tijding! Uwe
misdaad is van u geweken. Als in de lente
de zon haar heerschappij herneemt en haar
licht en warmte uitstraalt dan wijkt de winter,
die zoolang den schepter zwaaide en de wate
ren in zijn boeien knelde. Eerst wilde hij niet,
hij poogde wat hij veroverd had vast te houden,
maar hij moest het opgeven, hij week eerst
langzaam, toen sneller en eindelijk kunt gjj
zelfs geen spoor van hem vinden. Nu, zoo
week van Jesaja de misdaad, welke hem pas te
voren zoo bezwaard had, hem neergedrukt en
hem geheel dreigde te verpletteren. Waar was
nu de last, die zijn schouders zoo gedrukt had,
waar het pak, dat hem door zijn zwaarte had
doen zinken Het was geheel van hem gewe
ken en het werd nergens meer gevonden. Hjj
ademde thans vrij, het benauwend gevoel had
hem geheel verlaten. Niets was er meer, dat
hem hinderde, niets stond hem meer in den
weg. De Engel deed die zonde niet wijken
wat zou Engelenkracht vermogen tegen de
misdaad maar hij verklaarde alleen, dat zij
geweken was en hij schrijft de oorzaak daar
van toe aan de werking van den H. Geest.
Eerst als deze tot den zondaar komt en de
rechtvaardigmaking, welke wjj in Christus heb
ben, tot ons bewustzijn brengt, hebben wjj den
vrede, die hart en zinnen bewaart. Uwe zonde
is verzoend. Dit wordt er nog aan toegevoegd.
De misdaad wijkt alleen, als de zonde verzoend
is. Jesaja kende den zin van deze woordeu.
Hoe menigmaal had hij op den grooten ver
zoendag de plechtigheid in den tempel bijge
woond, en hjj wist, dat het bloed door den
Hoogepriester op het verzoendeksel der ark
geplengd heen wees naar het ware bloed, dat
eens vloeien zou ter verzoening der schuld. Hjj
geloofde aan die verzoening maar thans ont
vangt hjj de stellige verzekering, dat zjjn zonde
verzoend is. Niet alleen anderen maar ook
hem raakte deze verzoening. Had de zonde
zich tusschen hem en zijn God geplaatst, had
zij het hem bang gemaakt voor het oog van
den Koning, die op Zyn hoogen en verheven
troon zat, nu zou zij hem geen schade meer
kunnen berokkenen, nu zou zij hem niet meer
kunnen scheiden van de liefde zijn Gods. Nu
zijn zonde verzoend was, gingen voor hem open
al de fonteinen van Gods heil en al wat bin
nen in hem was loofde en dankte Hem, die al
zjjn ongerechtigheden vergeven en al zijn krank
heden genezen had. Beschreven kan niet
worden die zalige verandering, die ontstaan
was, doordien hy uit de wereld zijner zonde
en ellende overgegaan was in het heerlijke
land van de vrijheid der kinderen Gods. Aan
dezen treurige Zions was gegeven sieraad voor
asch, vreugde-olie voor treurigheid, het gewaad
des lofs voor een benauwden geest, opdat hij
genoemd zou worden een eikeboom der gerech
tigheid, een planting des Heeren.
Wanneer gij nu al wat buitengewoon is bij
deze heiliging van den profeet wegdenkt, dan
houdt gij nog over, wat gij en ik ook van noode
hebben. Er zjjn vele weldaden, welke gjj ont
beren kunt, maar deze ééne is onmisbaar. Zon
der licht en lucht kunt gjj niet leven, maar de
vergeving uwer zonde is nog meer onmisbaar.
Buiten haar is er voor u geen rust, geen vrede,
geen geluk denkbaar en zijt gjj daarvan over
tuigd, zoo overtuigd, dat gjj haar boven alle
dingen zoekt? Zonder haar zou een Jesaja
weggezonken zijn in de grondelooze wateren
van zjjn ellende, maar dat staat u ook te wach
ten, wanneer ge haar niet met uw gansche
hart begeert. Het valt gemakkelijk genoeg de
zonde te vergeten, te leven, alsof zij niet voor
uwe rekening ligt, maar eens zal zjj u zoeken,
zich aan u opdringen en uwe consciëntie zal
ontwaken. Ga daar niet over heen, want gij
zoudt het u te laat beklagen, maar zoek haar
aan de voeten van dezen Verlosser, uit wiens
volheid Jesaja haar ontving mild en ruim, vrij
en vorstelijk.
Bij Hem is zij ook voor u te vinden en Zijn
Geest is nog bjj machte om u de blyde zeker
heid daarvan te geven. Kom, zoo noodigt de
Heere u, kom en laat ons samen richten, al
waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen
wit worden als sneeuw, al waren zy rood als
karmozijn zy zullen worden als witte wol.
Voor de Geref. Kerken in Zeeland was het
Woensdag een gewichtige dag, want in Goes
werd toen een buitengewone Particuliere Sy
node gehouden, welke een beslissing zou moe
ten nemen inzake de eigen Zending onzer
Provincie. Jarenlang reeds was daarover ge
sproken en geschreven, was er voor gebeden
en gearbeid, en nu moest uitgemaakt worden,
of het gebeuren zou of niet. Door de laatste
Generale Synode was nog tijd gelaten tot den
10 September 1910.
Het was een leerzame en aangename verga
dering. Dr. Wagenartr van Middelburg woonde
de vergadering in zijn hoedanigheid van Ge
neraal Deputaat voor de Zending als advisee-
rend lid bjj en kreeg al spoedig de gelegen
heid om zjjn pleidooi voor Temangoeng te hou
den. Hjj gaf een breede toelichting, een warme
aanbeveling en aan elk der leden een duidelijk
gesteld gedrukt advies. De vergadering luis
terde met groote belangstelling, want het was
een lust om hem te hooren. Daarna ontstond
een langdurige discussie, waarin de zaak nog
helderder werd. Vervolgens stelde de voor
zitter ds. v. d. Veen aan de orde de bespre
king over de beide door de Generale Synode
aangewezen terreinen. Wyl wy minder wisten
van deze streken en er geen bepaalde moeie-
lykheden waren, werd er minder over gerede
neerd. Om te weten, hoe de broederen na al
het gesprokene dachten over de vraag, of onze
Kerken voor eigen Zending waren, kregen wy
nu een voorstel, en uit de stemming bleek,
dat alle afgevaardigden op één na den moed
hadden om een eigen Zending te vestigen. Toen
kon er gemakkelijker besloten worden over de
vraag,welk Zendingsveld wij begeerden.Voor het
voorstel van den voorzitter, waarin het advies
van dr. Wagenaar geheel opgenomen was, wa
ren negen. Het was niet gemakkelijk om
Temanggoeng waarvoor onze Classis altijd veel
gevoeld had, en velen met haar, los te laten.
Onze Deputaten kregen nu opdracht om na
overleg met deskundigen een van de beide
terreinen aan te vragen. Met blijdschap werd
de mededeeling nog ontvangen, dat de drie
Kerkeraden van Middelburg het eens waren
geworden over de samenwerking inzake de
Zending en besloten om Middelburg A uitte
noodigen om als beroepende Kerk op te treden.
Het was een gewichtige beslissing. Onze
Deputaten hadden den dank verdiend door de
vergadering hun gebracht bjj monde van den
voorzitter voor al den arbeid, welke zy hadden
verricht.
Laat nu het gebed en de liefde in de Ker
ken voor deze zaak vermeerderen, want waar
lijk er moet nog veel gedaan worden, vóór deze
beslissing haar volle beslag heeft verkregen.
UIT HET LEVJKN.
De beslissing is er. Vooreerst, dat Zeeland
een Zendingsterrein aanvaardt en dus tot eigen
Zending zal komen. Verder, dat Zeeland Te
manggoeng met br. Horstman en diens school
niet aanvaardt. En ten derde, dat de Zendings-
deputaten nu nog zullen onderzoeken, welk
terrein voor Zeeland het verkieselykst is, hetzij
Solo, hetzij Bandjar Negara.
Dit is in hoofdzaak het resultaat van een
langen dag vergaderens en van warme gedach
tewisseling. Dr. Wagenaar, als generale depu
taat ter vergadering genoodigd, bepleitte met
bezieling de aanvaarding van Temanggoeng.
Hy kreeg ten slotte van de 20 broeders er
negen met meer of minder schroom aan zijn
zijde, zoodat van dit terrein moest worden
afgezien.
Thans staat de keus tusschen Solo en Bandjar
Negara en moeten de deputaten op onderzoek
uit. Het resultaat staat dus zoo, dat, al heeft
niet ieder precies zyjn wensch vervuld gekregen,
de wensch van alle zendingsvrienden is niet
beschaamd. Zeeland zal, D. V., zenden een eigen
dienaar naar Java.
Voor dit doel zyn toegezegd door onzé
Zeeuwsche Gereformeerden f 5300. Er moet nog
minstens f 1000 bij, doch die verwachten we
nu van onze broeders en zusters, welke tot
heden toe nog niets toegezegd hebben, maar
die toch beloofden, dat ze zich niet onbetuigd
zouden laten, als het van woorden tot daden
kwam.
Nu, broeders, hier zyn daden gedaan beant
woordt deze nu ook wederkeerig met daden.
Blijft nu niet langer op zyn Rubens tusschen
de stallingen, maar ga met ons en doe als wy.
Zegene de Koning der kerk het genomen
besluit, opdat zijn Koninkrijk kome ook in dat
deel van Java, waar Zeelands kerken weldra
hopen te zaaien. Zegene de Heere de zendende
kerk met alle kerken, die haar bijstaan. En
zy er op het a. s. Kerstfeest blijdschap in aller
hart, omdat de Heere ook door het nu beslo-
tene toont, dat Hy zyn beloften vervult. Hy
heeft het beloofd, dat het Evangelie van Chris
tus gepredikt zal worden aan alle volkeren.