zEXPijra f 549. De a. s. Particuliere Synode. Verschijnt met Majesteit. Na niet in „stilte, zacht en suizend", Maar een bazuin van gróót geluid zal slaan ten jongsten dage, Dat d' aam des winds op Gods bevel „'t Kom uitvèr benendrage. Dan zal de zee hare offers weer en 'tgraf zfin prooi hergeven. Verbroken alle kluisters dan. De dooden zullen leven I O dood, waar is uw prikkel nu O graf, waar uw victorie Verwonnen door den Levensvorst! Hem zfi de roem en glorie I Ja, eens rijst weer het Morgenlicht na 't nachtelijke duister. De Leeraars zullen blinken als de zon in vollen luister En schitt'ren als aan 't firmament de sterren in onze oogen. Zóó zal de Koning uit gena Zjjn dienaars eens verhoogen. Ten troon gezeten zal Hfi dan Zijn haat'ren van Zich scheiden Maar Zijn „beminden" voor altoos ter Bruiloft straks geleiden. Daar zingt dan Gode en het Lam de vrijgekochte schare. Dat eenmaal önze stemme ook Bjj „'t nieuwe lied" zich pare Ds. G. Doekes is zoo vriendelijk geweest te rug te komen op hetgeen ik voor 14 dagen geschreven heb over Goes' bijdrage voor de zending. Omdat u, onder meer, aan mfi een vraag doet, waarde collega Doekes, mag ik zeker wel antwoorden? Allereerst dan verwondert het mjj niet, dat er een protestje is gekomen tegen mijn schrij ven (uit Olasse Goes), en dat u dit deedt, de zendingsdeputaat dier classe, ligt ook voorde hand. Maar juist omdat u zendingsdeputaat zfit, had ik gemeend, dat u het bfi de geschre ven regelen niet had moeten laten. Een op wekkend, aansporend woord heeft de classe Goes toch ook wel noodig, nietwaar? Al is mfin getal f 1549 overdreven, u vindt f 549 toch ook wel wat laag? Maar uit uw ingezonden schrijven kan ik niet anders lezen, dan dat u voor Goes een dergelijke aansporing, zij het dan op gematig der wijze niet noodig acht. En dit vind ik jammer. Daarbij, u meent te moeten twijfelen aan mjjn rekenkunstu bedoelt zeker, dat f 1549 door mfi te hoog geschat is. Ik ben dit laatste met u eens. Doch u hebt zeker wel begrepen, dat de hypothese van de „drukfout" scherts was, ook wat de raming van f 1549 betreft? Indien ik gelijk gij de kerken en de zielen van Zuid-Beveland optel, acht ik f 1549 ook te hoog geschat. Maar ik kwam tut dit getal, omdat ik anders de drukfout van de vergeten 1 niet kan veronderstellen. Zonder dat ik nu de eer heb gehad in de portemonnaie der Zuid-Bevelanders te hebben gezien, ben ik toch zoo vrij het wezen van mijn bedenking vol te houden, n.l. dat classe Goes naar verhouding met de andere Zeeuwsche Classes te weinig aan de zending toezegt. Kom, amice, ge weet toch ook wel, dat men zeer goed berekeningen kan maken, al gunt men u geen blik in de beurs of 't cabinet 1 En zelfs het verblijf van één enkel jaar in Zeeland, van gewonnen inlichtingen, stelt toch tot een oordeel in dezen wel in staat. Ik durf het gerust te zeggen, dat als de f 549 eens klom men tot f 1000, de classe Goes dan nog niet boven vermogen geeft, of ver zou staan boven de andere Classes. Uw eigenlijke vraag was: „is broeder Wie- lenga de meening toegedaan, dat het recht van meespreken en (meeoordeelen afhankelijk is van de financieele bijdrage Ik kan u wel zeggen, dat broeder Wielenga er niet zoo over denkt 1 In dezen is er ook geen sprake van een „penneslibje, per ongeluk in een stroompje van jeugdigen ijver meegesleurd". Ik hoop nooit de door u mij toegedachte dwaze mee ning aan te hangen. Maar de zaak zit zoo, gelijk u zeker even goed weet als ik. Men heeft mjj ingelicht, dat classe Goes volstrekt tegen alle quotisatie was, en zoo deze werd aangenomen niet kon mede werken. Er had zich reeds een kerk aange boden om zendende kerk te zfin, doch op voor waarde, dat er wél quotisatie zou wezen. Ge volg was, dat met het oog op Goes' medewer king, dit niet kon doorgaan. Om het handhaven van haar eiseh, n.l. van de Classe Goes, liep dus de zaak der zendende kerk voorloopig dooden dit wist Goes toch ook wel? Er was geen kerk te vinden, die zendende kerk wilde zjjn zonder quotisatie. En dan had deze classe, naar ik meen, uitne mend en royaal gedaan, als ze gezegd had indien vanwege onze eisch geen zendende kerk gezonden kan worden, zal één onzer kerken in de classe het doenof ookwfi zullen door hooger steun zooveel mogelijk 't bezwaar weg nemen, dat eenige kerk zou hebben om zonder quotisatie zendende kerk te zijn. Indien men als een niet zwakke Classis naar verhouding een niet hooge zendingsbijdrage geeft, daarbij de absolute voorwaarde stelt van geen quotisatie, en zoo oorzaak is dat geen zendende kerk kan worden gevonden en zelf het met zijn beginsel niet waagt zendende kerk te worden dan is dit geen eere. Ik hoop, dat deze nadere toelichting als ant woord op uw schrijven u duidelijk zal zjjn. Met de beste wenschen voor uw arbeid, vooral ook als Zendings-deputaat, steeds de Uwe J. D. Wielenga. Zoo de Heere wil wordt a.s. Woensdag een buitengewone Particuliere Synode te Goes ge houden. Dat het een buitengewone Synode is, wijst reeds op het gewicht der te behandelen zaken. En geen wondernu zal de beslissing moe ten vallen of Zeeland eigen Zending zal drijven of niet. Langer uitstel kan niet lijden, want vóór 1 September 1911 moet Zee land geheel klaar zijn wegens 't besluit van de Synode van Amsterdamen de maanden gaan zoo snel 1 Tevens zal nu moeten worden uitgemaakt welk terrein men kiezen zalTemangoeng of Bandjar Negara. En eindelijk zal ook de kwestie der zendende kerk wel ter sprake komen. Naar verluid wordt, is er een kerk gevonden, die onder be paalde voorwaarden zendende kerk wil zjjn. De broeders afgevaardigden staan voor een gewichtigen arbeid. Geve de Heere hun alle noodige wijsheid en moed en geloof. En zij er ook in het midden der gemeenten veel gebed. J. D. Wielbnga. JOHAMËS CALVIJN. (Uittreksel uit het werk van Prof. Doumerque) door Ds. R. K. te H. XXIII. Tot St. Gervais behoorde ook het Drie-Ko- ningen-plein, op het einde waarvan de Rhöne- straat. Daar verdrongen zich de hotelste ver staan, want in deze straat kwam men het eerst van de brug af en zü liep langs het meer. Tegen het jaar 1000 begon men in Zwitser land het hotelwezen te organiseeren. De kerk waren de toegelatenen, behalve de vreemdelin gen, die men duldde. De stad moest voorzichtig handelen. De nieuwe inwoner moest zweren „te zullen leven volgens genoemde heilige reformatie en om ons gehoorzaam en onderworpen te zfin." Hieruit volgde, dat geen Roomsehe als inwoner en nog minder als burger kon aangenomen worden. De burger, die Roomsch werd, verloor zijn burgerrecht en moest de stad verlaten. Ge- nève dankte zijne onafhankelijkheid aan het geloof. Laten wij ons aanmelden bij den waard van de Balances. De hotelhouder brengt ons in de eetkamer of de kachel, d. i. de zaal, die door de kachel verwarmd wordt. Dit was het ge meenschappelijk vertrek, waar men at. Calvijn kon de kachels niet verdragen. In de kachel trok men zijn schoenen uit en verwisselde men van ondergoed. Gelukkig dat bij alle geuren van drogende kleeren of van brandende schoe nen niet die van tabak kwam. Die werd eerst in 1556 uit Brazilië in Frankrijk ingevoerd of in 1559 door Nicot, den Franschen gezant te Lissabon. Paus Urbanus VIII deed de rookers in den ban in 1624. Een predikant van het platteland van Bazel verklaarde, dat de monden der rookers niets anders waren dan schoorstee- nen van de hel. De tabak hield men voor een vergif, geschikt voor menschen, die zelfmoord wilden plegen. Calvfin hoefde zijn oordeel niet te gevenhfi hoorde zelfs niet van tabak spreken. Van den maaltfid der Zwitsers. Den hoed af voor het gebed. De hotelhouders moesten zorg dragen, dat voor en na het eten het ge bed gedaan werd op boete van 60 stuivers voor eiken keer. En als de gasten nalieten te bidden, moesten zfi gestraft. Na het gebed den hoed weer op. (De predikanten predikten met den hoed op.) Zitplaats is eene bank of een houten stoel, waarop een kussen. Op de tafel is een laken uitgespreid, 't Laken is in gebruik sedert de 13e eeuw. 't Servet is van later. Op elke plaats op de tafel is gelegd een rond snfiplankje van hout en daarnaast een bordvoor de 16e eeuw gebruikte men eigenlfik geen bord, dat eerst van hout, later van tin was. De vork is van alle tafelgereedschap het laatst in gebruik ge nomen. Het staat vast, dat Calvfin ook, met zfine vingers gegeten heeft. Toen de vork in de 11e eeuw in Europa hare intrede deed, gaf zfi ergernis. De doge van Venetië trouwde eene dame uit Constantinopel, die aan eene vreese- lfike ziekte stierf. En men bevond, dat dit zeer rechtvaardig was, want zfi had de spfizen niet met hare vingers, maar met gouden vorkjes in haar mond gebracht. De maaltfid. De soep wordt opgedragen. Met blfidschap heeft spr. de uitnoodiging, die tot hem gekomen was vanwege de J. V, aanvaard, o. a. ook, omdat de arbeid in en door zulke Vereenigingen zfine sympathie ten volle wegdraagt. „Is er één woord", aldus spreker, waarmede we elkander in deze oogenblikken kunnen ont moeten, dan is het zeker dat, hetwelk de Hei land sprak tot de Farizeën en Sadduceën, toen zfi een teeken uit den hemel van Hem eisehten en dat we opgeteekend vinden in Matth. 3 vers 16ó„En kunt gfi de teekenen der tfiden niet onderscheiden Aan de hand van deze woorden zal spreker ons wfizen opde taak en de roeping van ons opkomend geslacht en achtereenvolgens nagaan I waaruit die taak moet worden afgeleid en II welke die taak is. I. Het eerste geloofsartikel: „Ik geloof in God, den Vader, den Almachtige, Schepper vau hemel en aarde" is van groot gewicht voor de verheerlijking van Gods Naam als voor de prac- tfik des levens. Hfi is de Schepper van het uitspansel met dié duizenden fonkelende sterren, van de aarde en alzoo ook van de vruchtbaar heid op de aarde en van hetgeen in de aarde woelt, van de zee in hare woestheid en in hare kalmte, van den hemel der hemelen, dien geen Johannes op Patmos kon beschrfiven. Hfi heeft alles geformeerd en onderhoudt nog alle dingen door de kracht Zfiner Voorzienigheid. Aan die waarheid is en wordt ook nu nog steeds ge tornd de wetenschap stelt met hare evolutie theorieën alle pogingen in het werk om God van Zfine eere te berooven. Maar wfi, die amen zeggen óók op dat geloofsartikel erkennen God als den Schepper en Onderhouder aller dingen, en belfiden tevens, dat God over alles recht matige heerschappij uitoefent, dus ook over den jongelingsleeftijd. En hoe moeten wfi de ver ordeningen weten, die de Heere voor den jon gelingsleeftijd heeft vastgesteld? 1. Uit Zijn Woord. Dat moet het richtsnoer zyn van heel ons leven en dus ook voor dat van den jongeling. 2. Uit den aard van den jongelingsleeftijd. God heeft alle dingen geschapen naar hunnen aard en daaruit vloeit voort, hoe hun taak en roe ping is. Het vee brengt zuivel, de olfifboom olfiven en geen druiven voort. Dit is ook zoo met den menschde eene is sterk en krachtig, de andere zwak, de eene is een spelend kind, de tweede een naarstig jongeling, een derde een vlfitig huisvader en een vierde een afgeleefd grfisaard. De jongeliog is geen grfisaard en omgekeerd. De jongeling leeft in de toekomst, de grfisaard overdenkt het verleden, toen hfi nog in zfin kracht was. De overdenking van stond aan het hoofd der beweging, en men stelde er prfis op ervoor beschermheiligen te II ^et V0Heden kan niet het stempel van den jon- zoeken. Te Genève hadden de hotelhouders St. Eustachius en de herbergiers St. Silvester tot patroon. De eerste de beste kon maar niet ho telhouder of herbergier worden. Onderscheidene notabele families van Genève stamden dan ook van den een of anderen hotelhouder der 15e of 16e eeuw af. De hotels werden gelfik ook de herbergen zeer talrfik, terwfil er tot het optreden van Cal vfin het meest ongebonden leven heerschte. In het jaar 1546 wilde men „abdfien" stichten ter bevordering van goede zeden en die in de plaats der herbergen moesten komen. Den inwoners der stad werd verboden in een herberg te loo- pen en geen herbergier mocht een burger ont vangen, op eene boete van tien stuivers. Doch spoedig werd aan den Raad gerapporteerd, dat er in die abdfien verschillende buitensporighe den plaats hadden en daar in groote wanorde gevonden werd. Er kwam op die huizen van samenkomst om te eten en te drinken eene Or donnantie „teneinde voor de eere Gods te wa ken en ook voor het goed en heilig in stand houden van den Staat." Daarin o. a. werd ver boden zweren en lasteren van Gods naam, be- leedigende en lasterlfike woorden achter iemands rug, dansen, dobbelspel en kaartspel. Daarin geboden o. a. op eene zichtbare plaats voor hem, die wil lezen, een Fransche bfibel. Op vfif der voornaamst© punten der stad had men zulke abdfien, tegelfik herbergen, koffie huizen, restaurants ter bevordering van matig heid, bfina christelfike vereenigingen, Zfi waren geene uitvindingen van de Reformatie of van Calvfin. De Reformator bepaalde er zich toe om eene besliste manier toe te passen, wat hier en daar min of meer onbestemd bepaald was. Zfi maakten geen opgang. Men kan er zich niet over verwonderen, wanneer men de ge steldheid der geesten van dien tfid kent. Evenmin was het eene calvinistische klein geestigheid, hoe de stad handelde met de vreem den. De reglementen van Genève waren als die van alle andere landen. Genève was eene kleine stad van 13000 inwoners. De Registers melden, dat er waren in 1547 een getal van 93, in 1550 van 127, in 1557 van 890, in 1558 van 724, in 1559 van 1708 vreemdelingen. Dit (V e r s 1 a g van de rede, uitgesproken Woens dagavond 24 Nov. j. 1. in de Geref. Kerk te Nieuwdorp voor de J. V. op G. G. aldaar door den Weleerw. Heer Ds. H. J. Kou- wenhoven, predikant te Leiden.) We schrfiven 24 November en het is ten onzent dankdag voor het gewas. Reeds tweemaal betraden onze voeten het heiligdom des Heeren, het huis onzes Gods, om Zfinen Naam in gebed, psalmgezang en offerande onzer gaven te danken, te loven en te prfizen voor de weldaden en zegeningen, waarmede Hfi ons in het afgeloopen seizoen heeft overladen. Maar als de zon reeds achter de westerkimme is weggezonken en de maan zoo nu en dan door de wolkenmassa's heen haar bleek schfinsel over het aardrfik werpt, zien we nogmaals eene talrfike schare opgaan naar het bedehuis. De G. J. V. „Timotheüs" heeft deze openbare ver gadering belegd en ds. Kouwenhoven van Lei den uitgenoodigd eene rede uit te spreken in het belang van genoemde Vereeniging en met bovenstaand onderwerp. Dat deze bfieenkomst alleszins geslaagd mag heeten, zal uit het vol gende blfiken. Door het zingen van het eerste vers uit den 14Ö3ten der Psalmen werd de vergadering ge opend. Onder dit zingen werd de geachte spr. voorgegaan door onzen Eere-Voorzitter, ds. Doe- en gevolgd door het Bestuur der Vereen, de samenkomst binnen geleid. De bestuursleden fungeerden ten deele als ouderling en ten deele als diaken, althans wat hunne plaats betreft. Na het zingen W6rd door den heer L. Melse, op verzoek des sprekers, voorgelezen 1 Joh. 2 vers 1—17, waarna spreker 's Heeren onmisba- ren zegen over de bfieenkomst afsmeekte. Daarna werd gezongen Psalm 111 1 en 6, onder welk zingen gecollecteerd werd in het belang der Jongelings-V ereeniging. Vervolgens begon spr. zfine schoone, weldoor- wrochte rede, die door de aanwezigen met on verdeelden aandacht werd gevolgd en waarvan we een kort overzicht zullen geven. gelingsleeftfid zfin, immers de jongeling heeft èen loopbaan achter zich van bfiv. slechts 20 jaren, terwfil hfi van de eerste 10 nog slechts een flauwe herinnering heeft overgehouden. Neen, op het voorhoofd des jongelings staat het profetisch stempel. Dat is geene dwaasheid, maar dat is des jongelings aard. Daarom, ont neem hem dat stempel niét, aanvaard hem met dat stempel op het voorhoofd 1 Maar ga dan niet aan het begrenzen. Er ligt meer in de toekomst, dan een leven hier beneden. De geest der eeuw spiegelt den jongeling de geneugten van dit leven voor, maar zwfigt over de eeuwig heid. Opzettelfik en stelselmatig houden zfi den jongeling van zulke vraagstukken af. „Dat is een geschilpunt der godgeleerden, daar moet gfi u niet mede bemoeien zoo zeggen zfi. Maar bfi den dood zal het blfiken, dat het maar geen twistappel der godgeleerden was, maar droeve werkelfikheid. Daarom roepen wfi den jongelin gen toe„Leeft in de toekomst, maar beperkt die toekomst niet tot dit korte leven, want ge komt alzoo bedrogen uit 3. Uit de tijdsomstandigheden, waarin de jon gelingen zijn geplaatst. Spr. begint met te zeggen, dat de jongelingen die tfidsomstandigheden-niet hebben gemaakt. Het is Gods bestel en de jon geling ziet ze, zooals ze door God zfin besteld. En dan zal spreker ons aanwfizen: 1. enkele lichtpunten en 2. schaduwen en onweerswolken, die zich hébben samengepakt aan den horizon en den hemel hébben bedekt. 1. Als de jongeling belfidenis wil doen, dan kan hfi dat in eene Kerk, waar de zuivere leer wordt gepredikt. Hfi kan de banier des Evan gelies hoog houden in een land, waar zulke kerken in grooten getale zfin verrezen. Wat een verschil met 100 jaar geleden 1 Toen bouwde men algemeen op braafheid, deugd, plichten, kortom op eigengerechtigheid. Dorheid overal, kerkhofstilte alom. Maar toen is de Reveil ge komen en daarna de Afscheiding en het licht is weer op den kandelaar geplaatst. En de ge volgen bleven niet uit. Zie slechts in het rond. Het aantal Christelfike scholen steeg tot bfina 1000, het Hooger Onderwfis bloeit, het werk der Zending vordert, al gaat het langzaam, enz. enz. Dat zfin al te maal lichtpunten, waarop

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 2