ZENDING. Zendingstentoonstelling. Nadere toelichting. JOHANNES CALVIJN. MOEDERS. Zondagsbode nietsZulke schouderophalende menschen zullen er wel altoos blijven. Ze moeten er ook zijn, opdat ze eenmaal beschaamd zullen staan, wanneer in den grooten dag ook de vrucht van dien stillen arbeid der traktaat-versprei- ding geopenbaard zal worden. Er z\jn in ons land duizenden leden van dit genootschapmaar in Zeeland is hun getal nog klein. Wie van de lezers van dit blad heeft lust den Heere te vreezen ook in dit werk Wie wil lid worden van „Filippus" Misschien zegt iemand „alweer wat nieuws 1" Nu, iets nieuws is het bepaald niet. De trak- taatarbeid is al aardig op leeftijd. En al was het ook wat nieuws, er zal nog wel meer nieuws komen. We zijn nog lang niet klaar. De zweetdoek van ongebruikte talenten is nog vooreerst niet ledig. Er is nog veel te doen, waaraan nog niets of weinig is gedaan, en toch nog veel gedaan moet worden, willen we niet beschaamd staan in den dag van Jezus Christus. Iemand zeide eens: „Gij, Gereformeerden, wilt door uwe goede werken zalig worden en in den hemel komen". Hij kreeg daarop ten antwoord „Mijn goede vriend, dan kent ge ons niet. Ja, we willen gaarne in den hemel komen en zalig worden maar als ge denkt, dat we van onze goede werken de arke onzer behoudenis maken, dan hebt ge het toch deer lijk mis. Neen hoor, als grond onzer behou denis schrijven wij op al onze goede werken den dood. Want onze beste werken zijn zóó gebrekkig en zóó bevlekt, dat ze geen spijker houden om er een ark van te timmeren. Er is maar één goed werk, waarop wij steunen, en en dat is het volbrachte werk van onzen Borg en Middelaar, den Heere Jezus Christus. In dat ééue volmaakte werk ligt onze éénige troost in leven en sterven. Maar weet gij, waarom wij goede werken doen? Omdat er staat in Gods Woord, dat een geloof zonder de werken dood is. Het zalig worden bestaat niet in een traantje en een zuchtje, in een „och en aehje"maar het be staat in het doen van de wil des Vaders, die in de hemelen is. De Heere zal eenmaal tot vele Christenen zeggengaat weg van Mij, Ik heb u nooit gekend 1 En dan zullen ze mis schien zeggenHeere, denkt toch eens aan mijn tranen, mijn zuchten, mijn vrome ge sprekken, enz. enz. Maar dan zal de Heere tot hen zeggenIk ben hongerig geweest, en ge hebt My niets te eten gegevenIk was dorstig en gij hebt Mij niet gedrenktIk was naakt en gij hebt My niet gekleedIk was gevangen en gij hebt my niet bezochtIk was een vreemdeling en gy hebt my niet geher bergd. Want zooveel gij dit niet gedaan hebt aan den minste mijner broederen, zoo hebt gij dit Mij niet gedaan". Neen, goede werken maken ons niet zalig, maar zonder goede werken komen we toch ook niet in den hemel. Het ware geloof is een geloof, dat werkt door de liefde. En zoolang er Christenen zullen zyn, in wie het levend geloof gevonden wordt, zoolang zal er ook aan uw deuren worden geklopt en aan uw vensters worden getikt om eene gave voor den arbeid in het Koninkrijk Gods, voor de hongerigen, voor de blinden, voor de kranken, voor de dwalenden en onwetenden. Op het oogenblik wordt er aan uw deur ge klopt en op uw venster getikt voor „Filippus". Is er ook iemand, die open wil doen Is er ook „iemand, die zich by my aan wil melden als lid van „Filippus" Laman. Een vorige week wezen wy op het feit, dat, bij gelegenheid van het 50-jarig jubileum van het Utrechtsch Zendingsgenootschap, te Utrecht een dusgenoemde Zendingstentoonstelling werd gehouden. Middelburg zal het genoegen hebben deze zelfde tentoonstelling binnen hare muren voor enkele dagen te herbergen, n. 1. van a. s. Maan dag tot en met Donderdag. Wat eigenlijk een Zendingstentoonstelling is? vraagt gij. Een uitstalling van zaken, die be trekking hebben op het land, waar het Evan gelie wordt gebraehtvoortbrengselen, wapenen en werktuigen, afbeeldingen van woningen enz. alles wat ons maar een juisten indruk geven kan, hoe het land daar is en hoe de bewoners zyn. Zoo krijgt men een idee van het leven der zendelingen, en vooral ook van de moei lijkheden die moeten overwonnen worden. Maar dit is niet alles. Ook laat men er zien, voorzoover dit mogelijk is, welken zegen God de Heere reeds op den Zendingsarbeid gaf b. v. ingeleverde afgodsbeelden, voorstelling van een dorp van heidenen en een van christenen, de verschillende kleedingen enz. der heidenen en christenen, en wat niet al. Het doel van zulk een tentoonstelling is natuurlijk tweeledig. Allereerst leert men er. Over den arbeid der Zending en de menschen waaronder gearbeid wordt, heerscht nog zooveel onkunde. Deze wordt, zoo niet geheel wegge nomen op een tentoonstelling, toch ingeperkt. En daar rechte kennis der Zending ongetwij feld ook ware liefde kweekt, zal dit als vanzelf de vrucht zijn. Ook heeft, deze tentoonstelling tenminste, ten doel om de inkomsten der kas (in dit geval de Utrechtsehe Zendingskas) te vermeerderen door de entreeprijzen. Op het eerste echter leggen wy allen nadruk. Wilt gy nu eens iets zien, wat uw kennis en liefde tot de Zending gewis zal doen toenemen, bezoek dan deze tentoonstelling. Zoo laat gy het mes aan twee kanten snijden, en de scherpste zy'de is voor u. Geve dan de groote Landman dat deze ten toonstelling wel gelukken moge ten bate der Zending en vooral tot eere Zyns Naams. Wij hadden het bovenstaande reeds geschreven, toen ons de regeling dezer tentoonstelling in handen kwam. Zy wordt gehouden in net Schuttershof van 18 tot 21 Oct. By de opening Maandag 2 uur door Prof. Dr. J. J. P. Valeton, is de toegangsprijs f 1,op denzelfden dag van 35 en van 710 uur f.0,75. Dinsdag kan men gaan zien van 2— 5 en 710 uur voor f 0,50. Woensdag van 25 uur hebben kinderen onder geleide toegang voor 10 cent en de geleiders voor 25 centen van 710 uur is de prys eveneens 25 centditzelfde geldt voor Donder dag, wanneer echter de tentoonstelling geopend is van 104 uur. Allereerst zijn er te zien Tafereelen uit het godsdienstig en maatschappelijk leven der volken, waaronder de Utrechtsehe Zendingsvereeniging het Evangelie brengen laat; deze tafereelen worden door verschillende heeren, die zich hier voor beschikbaar hebben gesteld, verklaard. Daarna zyn te zien Inlandsche huizenkerken scholenwapenenkleedingstukken, enz., waarvan dames uitleg zullen geven. De beide zalen van Schuttershof zijn er mede gevuld. Slage deze tentoonstelling. J. D. wlelenga. (Uittreksel uit het werk van Prof. Doumerque) door Ds. R. K. te H. XYI. Byna drie en een half jaar was hij „zonder rust" geweest. Maar hy had zyn hart verbor gen, zoodat Calvyn alleen gemerkt had, dat hy neerslachtig was. Calvijn meende, dat de oor zaak van hunne ontstane, gedwongene verhou ding gelegen was in eene beleediging welke hy soms onwillens zyn vriend bejegend had. Du Tillet schreef, dat hy zich „teruggetrokken" had, doch dat hy daarom niet vervreemd was van zyn vriend; en dat hy „twee fouten in zyn dienst" opmerkte, nl. „ik twijfel, oh gij eene rechte roeping van God hebt, daar gij slechts geroepen zijt van menschen, aan wie God daartoe geen last gaf," en„ik weet, dat gy op de spits drijft, die niet voor kerken Gods te erkennen, waar gij het begin van uwe christelijkheid hebt ontvangen." Te Angou- lême zwoer du Tillet plechtig de Reformatie af. Caroli kwam te Straatsburg en bezocht ook Calvyn. Caroli's vrienden hadden eenige arti kelen opgesteld en wilden, dat Calvyn ze zou teekenen. Laat in den nacht zond men ze hem. Maar erger nog, volgens de artikelen gaf Caroli „de beleedigingen, die hem tot afval brachten, aan God over." Deze beschuldiging gold ten deele Calvyn. „Na ze gelezen te hebben, werd ik zoo aangedaan, dat ik my niet herinner, het geheele jaar grooter verdriet gehad te hebben. Den volgenden morgen heb ik Sturm laten roe pen en hem mijne droefheid te kennen gege ven." Sturm liep naar Bucer en eene bijeen komst werd by Zeil belegd. „Daar heb ik zwaar gezondigd, omdat ik geen maat heb weten te houden. De gal liep my zoo over, dat ik rnyne bitterheid van alle zyden uitgoot." Calvyn liep de kamer uitBucer volgde en bracht hem tot bedaren. Naar huis teruggekeerd, werd „ik door eene hevige smart aangegrepen, en ik vond slechts verlichting in zuchten en tranen." Tot Farel sprak Calvyn: „het hin derde my het meest, dat gij oorzaak waart van al die ellende. Want men wierp my de zacht heid tegen, waarmede gy aanstonds Caroli ont vangen hadt. Inderdaad kunt gy u niet vrij pleiten van onoplettendheid of zwakheid. Om rond uit te spreken, men zou van u meer ernst, meer standvastigheid, meer gematigdheid kun nen verwachten. Farel antwoordde„wanneer ik uhoor spreken van uwe aanvallen van smart, tranen en angsten, die, ik versta het, haast de verschrikkingen van den dood zyn, (ik geloof zelfs, dat de dood lichter zou zyn,) verdraag ik gemakkelijker myne eigene beproevingen. Hy verontschuldigde tevens zyne gedragslijn tegenover Caroli, dien hy niet wilde „verderven." Ook Calvyn ver ontschuldigde zich, wyl hy „in de eerste op welling van toorn schreef." Het geval met Caroli doet zien, dat Calvyn als gebrek de neiging tot toorn, tot de heftigste uitbarstingen van toorn, had. Daar heb ik zwaar gezondigd." Op een morgen maakte hij aanstalten om drie dagen buiten te gaan doorbrengen. Hy had eenige stukken op zijde gelegd om eene verhandeling tegen Caroli te schrijven. Toen hy ze niet kon vinden, meende hy, dat men ze hem ontstolen had. Dit maakte hem zoo boos, dat hy den volgenden morgen te bed moest blijven, en eerst des avonds kon ver trekken. Ook dit verhaalt hy zelf. Elders: „om dat de boozen weten, dat ik prikkelbaar ben, beijveren zy zich gedurig op alle manieren myn gal op te wekken. Hy wist zich dikwijls te be- heerschen, had ook dikwijls verontschuldigin gen. Geen Reformator stond zoolang aan zoo velerlei en zoo boosaardige prikkelingen bloot. Maar toeh hy bezat het gebrek en het is moeielyk te bepalen, welke treurige gevolgen dit na zich gesleept heeft. Maar niemand be treurde het meer dan hy zelf. Aan Dryander schreef hy „gij vermaant my gematigd te zyn ik duid u dit niet ten kwade. Ik vergeet in het geheel niet, hoe heftig myn tempe;ament,is". Aan Hotman schreef hy„herinner u, dat deze raadgevingen u toekomen van iemand, die zich bewust is een heftige natuur te heb ben, welke sterker is dan hy het wenscht". Aan zyn vriend Zurkinden beleed hy„ik erken, dat ik prikkelbaar benen ofschoon deze ondeugd my mishaagt, kan het my niet gelukken haar zoo te overwinnen, als ik het wilde". Deze bekentenis vermindert niet, maar verhoogt de grootheid van een man, die als zondaar op geeue vergiffenis kon hopen, dan wanneer hy begon met zyne zonde te belijden. Als predikant te Straatsburg geleek Calvyn op alle predikanten, die met grooten ijver in hun ambt dienen. Hy predikte viermaal 's weeks hy evangeliseerde, vooral onder de Wederdoo- pers. Ook hier kenmerkte zyn arbeid zich door den arbeid voor de tucht in verband met het H. Avondmaal. Hy wilde een „onderzoek", hoewel de „besten bang waren voor alles, wat op paapsche vonden leek". Hy achtte het niet raadzaam slechts de biecht af te schaffen nie mand mocht komen ten H. Avopdmaal, of hy moest zich eerst aan een onderzoek onderwerpen. Was hy zacht voof- de schapen, voor de wolven was hy verschrikkelijk. Kardinaal Sa dolet schreef toen zyn beroemden brief aan de Genèvers, Calvyn niet noemend, kennelijk be doelend. Den lsten September 1539 antwoordde de balling uit Genève, die aangevallen werd. „Gewis, ik kan my van deze kerk niet losma ken en haar niet minder liefhebben en dier baar aehten dan myne eigene ziel". Zyn dienst werd aangevallen hij antwoordde„dezen dienst erken ik van Christus te hebben ont vangen, en wil hem desnoods verdedigen met myn bloed". Zyn verdediging: „Wat my aan- „gaat, Heereik heb ervaren, hoe moeielyk „het is tegenover de menschen de hatelijke „besehuldiging te dragen, waarmede ik op de „aarde onderdrukt werd. Maar met hetzelfde „vertrouwen, waarmede ik my altyd op Uw „rechterstoel beroepen heb, verschijn ik nu „voor U, wetende, dat in Uw oordeel de waar- „heid heerschappij voert. Zy hebben my be schuldigd van twee zeer groote misdaden „ketterij en scheurmakerij. Maar zy noemen „ketterij, dat ik het bestond de instellingen, „die door hen aangenomen zyn, te weerspre- „ken. Wat deed ik Ik had uit Uw mond „vernomen, dat er geen ander licht der waar heid was om onze zielen in het pad des levens „te leiden dan dat, wat in Uw woord was ont stoken. Hetgeen ik ontwijfelbaar uit Uw mond „vernomen had, heb ik getrouw aan de Kerk „willen mededeelen. Ik gevoel mij er niet aan „schuldig, dat ik my van de Kerk heb afge scheiden. Om (de Uwen) uit de dwaling te „redden, heb ik geen vreemd vaandel omhoog „gehouden, maar Uwe edele banier, die wy „moeten volgen, wanneer wy van Uw volk „willen zyn." Bossuet, deze taal bewonderend, moest zeggen „laat ons hem de eer geven, zoo goed als iemand van zyne eeuw geschreven te hebben." Op aandringen van Capito was hy in Januari 1539 begonnen lessen in de Godgeleerdheid te geven, zoodat hy eiken dag of een college te geven of te preeken haddaar hy viermalen per week preekte, volgt daaruit, dat hij drie colleges gaf. Den lsten Februari 1539 benoem den de scholarchen hem tot hoogleeraar voor een jaar, te beginnen met den lsten Mei, op een traktement van een florijn per week. Hy begon met de uitlegging van den brief aan de Corinthiers. Waarschijnlijk begon hy toen reeds zyn onderwijs met het gebed: „de Heere geve „ons, by de kennis der verborgenheden der „hemelsche wijsheid, een waar toenemen in „Godsvrucht, tot Zyne eere en onze stichting. „Amen." Daarenboven begon hy te schrijven zyn commentaar over den Brief aan de Romeinen. Hy was tegenwoordig by alle disputen. En dik wijls moest hy zich in den strijd mengen, want Straatsburg was een punt, waarin alle ketterijen waren samengevloeid. Laat ons zijne studeerkamer binnentreden den 30sten April 1539. „Ik kan my in het ge heele jaar geen dag herinneren, waarin ik zoo overstelpt werd door verschillende zaken. Toen de bode kwam, moest ik nog twintig bladzijden overlezen. Ik had een les, eene preek, vier brieven te schrijven, zekeren strijd te doen ophouden en meer dan tien vragers, die ik moest ant woorden." Behalve eene kleine, populaire ver handeling in het Franseh over het H. Avond maal bezorgde hy toen ook de tweede uitgave der Institutie, de belangrijkste van alle. Zyn traktement was één floryn per week en daarvóór niets. Toen at hy by een vriend. En in het overige moest voorzien het geld voor zyne boeken. Ontberingen schaadden zyne ge zondheid. Hy weigerde echter de hulp zyner vrienden. Hy is wel verblijd, dat men hem zoo veel liefde betoont, maar moest eerst in grooten nood zyn om het aangebodene te aanvaarden. In de toekomst zou de Heere voorzien. Hy was echter geen asceet, die in armoede behagen schepte. Hy genoot, waar hy kon. Eens woonde hy een gastmaal by. Lang na acht uur kwam hy zeer v e r k w i k t thuis. Zoo ging Calvyn zich te buiten Maar hy kon niet leven van den wind. Daarom ging hy kostleerlingen houden. Deze waren echter over het algemeen even arm, zoo niet armer dan hy. In zyn volle huis, bijna nog voller dan dat van Luther, bracht Calvyn Ide- lette, die als bruidschat alleen datgene mee bracht, wat de Reformator zochtzaehtheid en Godsvrucht. Een paar studenten Pichon en Parent moesten plaats maken. In het begin van Augustus 1540 trouwde Calvyn op raad van Bucer met Idelette van Bure, weduwe van Jan Stordeur. Zy was eene ernstige en eerbare vrouwmet haar heeft hy altijd vreedzaam geleefd. De bewering, dat het huwelijk met groote plechtigheid plaats had, is ongegrond. En haast zeker is het, dat Farel het inzegende, die toen te Straatsburg was. Zes weken na de bruiloft schreef Calvyn aan Farel „ik antwoord u laat, want toen uw brief my werd gebracht, was ik zoo verzwakt, dat ik nauwelijks de hand kon oplichten. Opdat ons huwelijk niet te gelukkig zou zyn, heeft God haastig onze vreugde getemperd, opdat deze de maat niet zou te buiten gaan." De kleine Laurens, een jongen van tien ja ren, hoorde, dat zyn moeder rekeningen be taalde. Toen nam hy een stuk papier en schreef daarop Aan Moeder van Laurens. Voor dat ik kolen heb gehaald 6 keer 30 ets. Veel keeren houtjes gehaald uit de schuur 30 ets. Twee boodschappen gedaan 20 ets. Yoor dat ik ben een lieve en brave jongen 10 ets. Samen 90 ets. De moeder nam de rekening en zei niets. Den volgenden dag vond Laurens naast zyn bord op tafel liggen 90 cent en daarbij een rekening Aan Laurens van Moeder. Voor zyn gelukkig tehuis Niets. Yoor zyn goed en gezond eten Niets. Voor liefderijke verpleging in ziekte Niets. Voor reparatie van zyn kleeren Niets. Voor dat moeder heeft gewaakt, gebeden, en goed voor hem is geweest Niets. Samen: Niemendal. Laurens had al bly het geld in den zak ge stoken, zonder nog de rekening van zyn moeder ingezien te hebben. Maar toen hij die had ge lezen, kreeg hy een kleur en vervolgens kwamen er tranen in zyn oogen. Hy liep naar zyn moeder, gaf haar het geld, en sloeg snikkend de armen om haar hals en zeide„Ik was zonder gedach ten, toen ik die rekening schreef. Och, moeder lief, vergeef het my 1" „Ja myn kind, maar leer nu waardeeren wat gij hebt, en denk niet al tijd om hetgeen er te kort is." „Gy hebt moe ders liefde en de goedheid van andere menschen. Maar, taxeer nu je eigen doen niet te hoog, want dan ontbreekt de dankbaarheiden die is het zonnetje van ons leven."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 2