Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Os. L. BOOM A en Ds. H. W. LAMAN. 7e Jaargang. Vrijdag 1 October 1909. No 15. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0HNEMENTSPRIJS Drnkker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. PRIJS DER ADVERTENTIEN Een woord tot hen, die vele goederen hebben. KERK, BELIJDENIS, ZENDINC. Ill Memoriam. Bouma. Gedachteuigrede Ds. Heuliiik. per half jaar franco per poet .70 cent. Enkele nummers3 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. INLEIDING. In het jaar, toen de Koning Hiskia stierf zag ik den Heere, zittende op een hoogen en verheven troon en zijn zoomen vervullende den tempel. Jes. 6 1. Aan afwisseling is het menschelyk leven rijk. Het een volgt op het ander, het een verdringt het ander. Wanneer we alleen op de buiten zijde der dingen letten, zouden we zeggen, dat de tijd waarin we leven al bizonder gunstig voor ons geslacht is. Gelijk de vlinder van bloem tot bloem vliegt, zoo spoedt de mensch zich van de eene ontspanning tot de andere, van het eene vermaak tot het ander. Er zijn waarschijnlijk nooit dagen geweest, waarin de gelegenheden om te genieten zoo menigvuldig waren als thans. Het valt haast onder aller bereik om de behoefte aan genot te bevredigen, want de bronnen, die deze dorst kunnen les- schen ontspringen bijna voor ieders voet. Wat vroeger een haast ongekende weelde was, be hoort heden tot het gewone en alledaagsche. Zijn de menschen nu ook gelukkiger, gevoelen zij zich meer bevredigd Men zou dit denken, doch het is helaas niet zoo. Er is misschien ook nimmer een tijd geweest, waarin de mensch minder voldaan was. De stemming is niet op gewekt en de tred niet vlug en veerkrachtig. Wie zijn oog en oor opent, ziet en hoort wat hem de overtuiging geeft, dat wij er niet beter aan toe zijn dan vorige geslachten en dat komt, wijl het veelvuldig vermaak niet geeft, wat wij wezenlijk behoeven. Al kleiner wordt het getal van hen, die vrede met zich zelf, met hun lot en de omstandigheden hebben. Bij al wat de mensch heeft en dagelijks geniet, blijft zijn leven zoo hol en zoo leeg, en vandaar dat zoo onvoldaan is. Vroeger lag op den bodem van het hart de gedachte, dat er een God was, die alle dingen regeerde en die gedachte gaf steun aan het leven en was een ster in donkere nachten. Maar het is gelukt aan den onvermoeiden arbeid van het ongeloof om die gedachte uit duizende har ten te verbannen en langzamerhand komt aan het licht, welk een roof er aan ons geslacht gepleegd is. De mensch kan als het moet zonder vermaak, maar hij kan niet zonder vrede. Hij mag een oogenblik in den maalstroom der vreugde zichzelf vergeten, spoedig beginnen de nooden van het leven te spreken en tegen die onbe vredigdheid kent h\j geen medicijn. Neen, zij wisten niet, wat zij deden, die hun gaven mis bruikt hebben om aan de kinderen dezer eeuw het geloof in God en Zijn voorzienig bestel te ontnemen en hun zal het ook niet baten, dat zij thans zoeken om het verbroken evenwicht te herstellen. Voor deze krankte, die zoo bedenkelijk en doodelijk is, is er slechts één middel, maar daarvan wil men over 't algemeen niets weten. Terugkeer tot den Sprinkader des levens en tot de oude en beproefde paden is het eenige, wat redding kan brengen. Velen verwachten heil van de voortgezette bestudeering der men- schelyke ziel tegenwoordig van alle kanten ijverig aanbevolen en wij wraken het niet maar de verwachting, welke men daarvan koes tert, zal in rook verdwijnen. Al gelukte het om de ziel in al haar ge heimen na te vorschen, haar tot in haar ver- borgenste schuilhoeken te bespieden, haar in al haar krachten te doorzien, aan den boom der kennis groeit en rijpt ook nu nog niet de vrucht, welke het arme menschenhart verzadigen kan. Waarlijk er is reden voor hen, die nog bewaard bleven bij het oude geloof, om den Gever alles i goeds te danken voor deze heerlijke gave. Wat een zegen is het aireede, dat wij ons soms terugtrekken kuunen uit het zoo fel be wogen leven onzer dagen, dat wjj tegeu de stemmen, die ons aan alle zijden tegenklinken, zeggen kunnen zwijgt nu eens, want gij brengt mij maar in verwarring en rooft de rust van mijn hart. En als v.y dan in de eenzaamheid gekomen, den ouden bijbel ontsluiten en het oor openen, dan komen zy tot ons die woorden, eens gesproken door de profeten en Apostelen, zoo welbekend en van zoo grooten ernst en wij hooren daarin de stem van Hem, voor wien al wat schepsel is buigen moet. Hoe goed is het ons te mogen verkeeren in het heiligdom der bijzondere openbaring want dan krijgen wy weer een steunpunt voor het leven en er komt weer orde in alle onze verwarde denkbeelden. Hier rijst er licht in elke donkerheid van 't leven en ofschoon wy niet alle vragen weten te be antwoorden, toch zien wij de heerlijkheid onzes Gods, zooals zij verspreid ligt over alle de wer ken van Gods handen. Arm aan de wezenlijke goederen, welke we niet ontberen kunnen, is elke menschelijke ziel, die niet verstaat, wat God in Zjjn Woord ge tuigt, en die er niets van bespeurt, dat Hij ons nadert en tot ons spreekt. Maar er ligt een rijkdom voor ons in, wanneer we het woord der genade wegleggen in de schatkameren van ons hart, en wanneer wij daaruit verkrijgen de wijs heid, welke alle verstand te boven gaat. De opening van dit woord geeft licht in het ver stand, kracht in den wil en warmte aan het hart. Aan ons leven biedt het leiding en aan onzen tred vastheid. De mensch behoeft en raag niet als een stoppel op 't water te dry ven en daarom ook is de zonde van het ongeloof zoo schadelijk, wyl het ons geslacht prjjs wil geven aan een rusteloos voortspoeden zonder dat de mensch gelegenheid vindt om eens tot zichzelf te komen. Wy plaatsten hier boven een woord ont leend aan Jesaja's visioen, dat zeker wegens de sierlijke woordenkeus, de veelheid der zaken en de schoone inkleeding tot een der rijkste deelen van de H. Schrift behoort. De profeet verhaalt ons daarin, hoe hy ontvangen heeft een openbaring van Gods heerlijkheid in de geduchte majesteit van Zjjn rjjk en met welken last hij gezonden werd tot het volk zijner dagen. Indrukwekkend schoon is de teekening van hetgeen hij gezien en gehoord heeftaan grijpend de gevolgen, welke het voor hem had. By het licht van 's Heeren heerlijkheid zag hy opeens zijn onreinheid, zoodat hy uitriep Wee mij, want ik verga, terwijl ik een man van onreine lippen ben en ik woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is. Maar op welk een treilende wijze werd hy ook van zyn zonde bevrijd, zoodat hij zich bereid verklaarde om in den Naam des Heeren heen te gaan tot zyn volk. Wy willen er thans niet meer van zeggen, doch wy hopen een nadere verklaring te geven in volgende nummers in de hoop, dat de over denking van deze waarheid onder den zegen des Heeren voor menigen lezer heilzaam moge zyn. Bouma. UIT HET IÉEVEKT. Zeeland is een provincie, waarin velen rykelyk met aardsche goederen gezegend zyn. De lijst van de hoogst aangeslagenen is een lyst van be- teekenis. Maar de meesten van deze ryken zjjn slechts ryk in één opzicht, zyn slechts ryk voor een tyd. De meesten hebben wel veel goedmaar ze hebben geen God. De meesten zjjn slechts rjjk voor den tijd van zestig, zeventig jaren en dan zullen ze naakt en van alles beroofd de eeuwigheid ingaan. Maar enkele ryken zyn dubbel ryk rjjk in goed en rjjk in Godrijk voor den tijd en ryk voor de eeuwigheid. Broeders en zusters, die zoo dubbel gezegend zyt, woekert toch met deze dubbele gave en bouwt er Gods Koninkrijk mee, zoo hard ge maar kunt. Dat geld is nooit weg, hetwelk ge aan Gods Koninkrijk besteedt. Het geld zelf kunt ge niet medenemen naar den hemel. Maar de werken, die ge met dat geld hebt verricht, die zullen u volgen in de ruste, die er overblijft voor Gods volkdie zullen uw kroon en sieraad zyn in het eeuwige leven. Het is zulk een zegen wèl te willen doen en het ook te kunnen doen. Maar het is een vloek wèl te kunnen doen en het niet te willen doen, omdat het geld zoo vast aan de ziel kleeft, dat ge het niet los kunt krijgen, of het vel gaat mee. Het is een schrikkelijk ding, als u iets gevraagd wordt voor het Koninkrijk Gods, en ge zegt bij uzelvenik héb het wel, maar ik geef het niet. Wie zoo by zichzelven spreekt, mag wel eens denken aan het Woord uit de Open baringen van Johannes Gy hebt den naam dat gij leeft, maar zie, gij zyt dood\ Met dankbaarheid mag echter worden getuigd, dat er in onze provincie ryken zijn, die met hun goederen mildelyk weldoen die geen slaven, maar heeren zyn van huu goed, en er een koninklijk gebruik van maken in den dienst des Heeren. Laman. Weer ging een bejaarde predikant heen. Wy behoeven zyn naam niet eens te noemen, want ieder denkt dadeljjk aan ds. Gispen van Am sterdam. Ook in ons gewest was hy geen on bekende. In Vlissingen toch heeft hij eenigen tyd gearbeid, en ook daarna is hjj op menige plaats geweest, 't zij om te prediken, 't zy om er een Unie-rede te houden. Hy stond by het Zeeuwsehe Gereformeerde volk in hooge achting en zjjn brieven aan zyn vriend te Jeruzalem werden ook hier met groote waardeering ge lezen. Ouden en jongen kenden hem. Indertijd was hij dominé geworden naar Art. VIII van de D. Kerkenorde. Velen zouden het wellicht niet geweten hebben, tenzy hjj er zelf gedurig aan herinnerd had. En hij was het met eere. Aan de gaven in dit artikel be doeld, heeft het hem niet ontbroken. In alles was hy singulier. Zooals hij het zeide, deed niemand het. Hjj was een eenling onder de broederen. Overal ontdekte hy de dwaasheid in het menscheljjk leven en hy kon haar geeselen zonder dat de schuldigen boos werden. Van daar dat hy zeggen mocht, wat aan niemand anders geoorloofd was. Bovendien kende hy de verlossende macht van den Christus en hoe heer lijk wist hy haar te doen uitkomen in zyn prediking. Zeldzaam duidelijk deed hjj de ge meente verstaan, dat de godzaligheid niet alleen de belofte heeft van het toekomstige maar ook van dit leven. Zy die hem geregeld hoorden en verstonden kregen er lust in om ook in hun dageljjksch beroep uit te laten komen, dat zij wisten te woekeren met de talenten door God hun geschonken Het Christendom was niet iets, dat naast het gewone leven lag en alleen voor parriculiere gelegenheden dienstdeed, maar het zuurdeesem, dat in 't meel zyn werking verrichtte. Meer dan vyftig jaren heeft hy op zyn eigen aardige manier hef Woord Gods mogen be dienen en hy is voor duizenden tot een zegen geweest. In het kerkelyk leven heeft hy ook lang een belangrijke plaats mogen innemen. Onderschei den keeren presideerde hy op een Synode. Ook op de vereenigde zitting van de beide Synodes te Amsternam in het gewichtige jaar 1892 had hy met dr. A. Kuyper de leiding. Hy was een man des vredes en daaruit moet ook verklaard worden, dat by altyd zocht de eenheid van allen, die eenzelfde geloof hadden verkregen. Naar de berichten te oordeelen heeft hy in de laatste weken nog veel geleden, maar hy heeft ook in dien tyd leeren berusten in 's Heeren wil.^ Tot in de laatste oogenblikken bleef hy in de hope vast en nu geniet hy reeds meer van die verlossing, welke hy hier met zooveel toewijding tot voor korten tyd heeft mogen prediken. Zyn stoffelijk overschot rust in de aarde bij Amsterdam, waar hjj geboren en opgevoed was en waar hy een belangrijk deel van zyn arbeid heeft mogen verrichten. Wy kunnen ons nog niet goed voorstellen dat hy aan de strijdende kerk werd ontnomen, of schoon wy hem niet misgunnen de rust, waar naar hjj soms zoo verlangend kon uitzien. Hoe smartelijk het verlies ook is voor zyn liefhebbende vrouw en kinderen, kunnen wjj eenigermate denken en daarom bidden wjj met velen, dat de Vader aller vertroosting de wonde heele, welke Hjj geslagen heeft. H. By het begin der „scheiding" stond ds. Buddingh als predikant te Biggekerke, hoewel hy later afgeweken is van de Geref. waarheid, predikte hy die toen toen de afscheiding be gonnen was, begon hjj 15 Nov. 1835 bidston den te houden voor de vervolgde broeders 31 Maart 1836 zond hy zjjn afscheidsbrief aan de Hervormde kerkde helft van den kerke- raad volgde hem. Naast Buddingh in zyn beste periode stonden mannen als Job Wisse, des tijds woonachtig op het hof Grypskerke, Pieter Wynand, woonachtig te Krommenhoeke, in wier schuren Buddingh later optrad. 27 April werd door de Gereformeerden vergaderd ten huize van Pieter Wynand en een tweetal opzie ners verkozen. Budding, toen afwezig, keerde een paar dagen daarna terug en predikte driemaal in de schuur van Wisse de kleine gemeente hield echter op te bestaan, waartoe meegewerkt zal hebben de gevangenschap van Wisse en Wynand gedurende 16 maanden, wegens het laten prediken in hunne schuren. En toch is dat niet vruchteloos geweest, 't Zaad, toen ge strooid, kwam eerlang op en droeg rijke vrucht. In Middelburg, Zeelands hoofdstad, ontstond later een gemeentelang bleef ze een een ling naast de gemeente der Ledeboerianen. Rondom heerschte godsdienstloosheid, de Zon dag was voor velen een feestdag van wereld- sche genoegens de meesten gingen niet naar de kerk, enkelen uit de omgeving maakten de reis naar Middelburg, later ook naar Vlissingen. Totdat eindelijk in het jaar '69, onder lei ding van de kerk te Middelburg, de beweging ook hier begon. Eene schuur werd gehuurd van A. de Kam (waar nu br. P. Janse woont) in de nabijheid van het dorp, en Zondag 7 Aug. 1869 sprak ds. Littooy daar voor het eerst over Hand. 17 6bDeze, die de wereld in roere hebben gesteld, zyn ook hier gekomen. Wy gedenken met dankbare herinnering dat ds. Littooy den stoot gaf. Toen wy besloten tot deze bijeenkomst, besloten wy ook aanstonds hem uit te noodigen zoo mogelijk in ons mid den te zyn. Doch eer zelfs de uitnoodiging verzonden was, had hy zijn rust op aarde ver wisseld met de betere rust in 't Vaderhuis. In roere hebben gesteld. Ja, wel de wereld in roere hebben gesteld. Ik ben gekomen om vuur te werpen op aarde, zoo was Jezus' woord geweest, en overal waar de mannen der „schei-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1