JOHANNES:CALVIJJT. Kerk en Schoolnieuws. Ofiiciëele Berichten. Maandagavond 8 uur Cur sus voor belijdende zusters* Consistorie Mofplein* (Uittreksel uit het werk van Prol. Doumerque) door Ds. R. K. te H. XIV. In Genève kon Calvin toonen, wie hy was. Eerst weigerde hy als herder en leeraar dienst te doen. In 1537 geeft hy zich den titel van .professor." Toch schijnt het wel, dat hij aan stonds lid geweest is van het corps predikanten. Want reeds den 6en December sprak hij .zijn eerste kerkelijke censuur" uit. Dus tegen het einde van 1536 is hij als ambtgenoot van Farel druk aan het werk om de kerkte organiseeren. Reeds November desjaars werden de „Artikelen over de regeering der kerk" gelezen en aan genomen. Eerste punt was het H. Avondmaal. „Het „ware wel te wenschen, dat de uitreiking van „het H. Avondmaal minstens eiken Zondag ge- „schiedde, met het oog op de groote vertroos ting, die de geloovigen daaruit ontvangen en „de vrucht, die daaruit op alle manier voort spruit. Maar het is ons goed voorgekomen, „dat, in afwachting, dat het volk, dat nog eenig- „zins zT.*ak is, meer bevestigd zal worden, dit „H. Avondmaal éénmaal per maand zal gebruikt „worden." Voor de bewaking van de heiligheid van het Avondmaal moest zorg gedragen worden door de tucht en den ban, welke de Heere in Zijne kerk had ingesteld. Noodig werd geoordeeld, dat de Raad der stad in alle kwartieren zou bevelen, dat personen, die goede getuigenis had den bij alle geloovigen, het oog zouden hebben over ieders leven om zoo noodig te handelen met de predikanten, voordat de zaak van eene kennelijke ondeugd aan de kerk zou bekend gemaakt worden. Het recht van toezicht werd aan ieder, „buren of verwanten* ingesloten, toegekend. Als hunne waarschuwing niet baatte, moest men de zaak aan hen mededeelen, die daarover gesteld waren. Verder dan tot excom municatie kon de kerk niet gaan. Maar indien er onverlaten waren, die er mede lachten, dat zij in den ban werden gedaan, en die er zich niet over bekommerden, in zulk eene verwer ping te leven en te sterven, dan zou het aan den Raad staan om te oordeelen, of men op den duur zulk eene verachting en zulk eene bespotting van God en Zijn Evangelie mocht dulden en ongestraft laten. De Artikelen achtten nog noodig het psalm gezang om de koudheid der gebeden te verbe teren en de harten tot „ijver" te verwekken. Zij betoogden ook de noodzakelijkheid dat de kinderen van jongsaf zoo werden onderwezen, dat z\j rekenschap konden geven van het ge loof waarvoor de predikanten een Catechismus aanboden. Want veler wonderlijke onwetendheid in de Kerke Gods was niet te dragen. In de Midden-Eeuwen had de biecht de Catechisatie vervangen, terwijl de kinderen slechts onder vraagd werden over de XII Artikelen, het Onze Vader en de Tien Geboden. Mathesius, een vriend en leerling van Luther, verklaarde„ik ben roomsch gebleven tot mijn 25ste jaar en kan mij niet herinneren, dat in mjjne jeugd op den preekstoel gesproken is over de XII Artikelen, het Onze Vader of van den Doop." Het „Kort en gemakkelijk Begrip van het Christelijk Ge loof" was reeds door Calvijn gesehreven. Dus verscheen in het begin van 1537 de eerste Fransche Catechismus van Genève's kerk. Alle exemplaren zijn door de handen der kinderen verscheurd, toch niethet boekske kon in 1878 opnieuw uitgegeven worden. Calvijn be zat bij de vervaardiging nog geene ervaring van het onderwijs der jeugd, daarom gelijkt zijn Catechismus op een korten inhoud zijner In stitutie. Hij zag het gebrek in, en schreef zijn tweeden Franschen Catechismus. Luther over kwam hetzelfde. De Catechismus van 1537 diende ook om de Reformatoren te verdedigen tegen Caroli's beschuldiging van Arianisme. Daarom heeft het werkje meer gewicht als symbool, (het is de eerste stelselmatige uiteenzetting van de leer van Calvijn in het Fransch,) dan als Cate chismus. Calvijn gebruikte hier het eerst zijne moedertaalbehalve het voorbericht in de uit gave van het N. T. van Olivetanus had hij nog niets in het Fransch uitgegeven. Leest hier het begin van den Cathechismusdat alle menschen geboren zijn om God te kennen. Daar het alzoo is, dat men geen mensch vindt, hoe barbaarsch en wild hij zij, of hy heeft eenige kennis van religie, zoo is het duidelijk, dat wij allen ge schapen zijn om de majesteit van onzen Schepper te kennen en om, als wfl die leerden kennen, Hem boven alles te achten en Hem te eeren met alle ontzag, liefde en eerbied, die in ons zijn. Maar, de ongeloovigen latende rusten, die alles doen om uit hunne gedachtenis de ken- nisse Gods, die in hunne harte geplant is, weg te doen, moeten wij dit belijden, dat wfl, God vreezende, denken, dat dit broze leven, dat weldra zal eindigen, niets anders mag zfln dan het bedenken van de eeuwige dingen. Nu kan men het onsterfelijke en onvergankelijke leven alleen in God vinden. Daarom moet het onze voor naamste zorg zijn, in dit leven God te zoeken, met al de liefde van ons hart naar Hem uit te gaan, om alleen in Hem te rusten." Rilliet heeft terecht opgemerkt, dat onder de droogheid van den onderwijzenden vorm een warme adem van geestelijk leven zich doet gevoelen, welke zich openbaart door uitdrukkingen, die krachtig en verheven zijn. De Catechismus werd gevolgd door de „Be lijdenis des geloofs, welke alle burgers en in woners van Genève en onderdanen moeten be zweren te bewaren en te houden, getrokken uit het onderwijs, dat men in de kerk van genoemde stad gebruikt." Al wilde Calvijn, dat men door persoonlijke toetreding lid der kerk zou worden, hij zegt er bij, dat „dit alleen voor ditmaal zou zijn" om „de kerk recht te laten beginnen." Maar een andere regel moet gevolgd, wanneer eene kerk gesticht wordt en wanneer zij leden wint. Als eenmaal de grondslag gelegd is, breidt de kerk zich verder door geboorten uit. Men vraagt niet aan een zoon van een Genèver, of hij Genèver zijn wil, evenmin als men een kind vraagt, of het tot het huisgezin wil behooren waarin het geboren werd. Als de zoon zich onwaardig gedraagt, jaagt zijn vader hem, met zijn vloek beladen, weg. Zoo is het ook met de Kerk. Door hare tucht waakt zy, dat de belijdenis niet verbroken, het verband met het huisgezin niet miskend wordt. Indien iemand zich niet wil laten gezeggen, wordt hij in den ban ge daan. Zoo beijvert Calvijn zich de twee denk beelden van den afzonderlijken mensch en de gemeenschap gelijk recht te laten weervaren. Hun, dien dit beter dan hem gelukt is, geven wij verlof, een steen op hem te werpen. De confessie werd door den Raad goedge keurd. Zij moest ook door het volk aangenomen worden. De predikanten moesten bij den Raad herhaaldelijk aandringen Maar vóór Calvijn was de stad in twee partijen verdeeldnu de voorstanders der Reformatie en die later Li bertijnen genoemd werden. Daarbij kwam de moeite met wederdoopers en Caroli. Tweede helft des jaars 1537 las de secretaris Roset van den kansel van St. Pieter de confessie; overheid en volk staken de handen op. Cal- vjjn beweert, dat het volk even bereid was om den eed af te leggen als de overheid om hem op te leggen. Dit was waar van de meerder heid. Maar er waren vele tragen, afwezigen, zelfs wederspannigen. Met het einde des jaars moest de Raad besluiten, dat zij, die de Refor matie niet wilden bezweren, moesten „de stad verlaten, om zich daarheen te begeven, waar zij naar hun welbehagen konden leven". Onder die omstandigheden kwam de befaamde Alge- meene Raad samen. Doch de regeering kreeg van den Algemeenen Raad niet de gevraagde goedkeuring en daardoor ontbrandde de strijd. Nu de strijd met Caroli, gewezen prior van de Sorbonne en kanunnik van Sens. Deze doc tor was een der eerste priesters, die voor de Reformatie gewonnen werd. Hy werd eerste predikant van Lausanne. Hij beschuldigde de Geneefsche predikanten van Arianisme. Calvijn was verschenen en las zijnen Catechismus om zich te zuiveren. Eene tweede samenspreking had plaats. Met zekere plechtigheid verklaarde Caroli„ter wille van de glorie Gods, van de zuiverheid des geloofs, van de eenheid der kerk, van de rust van het volk, van de roeping van mijn ambtvele predikers van Genève Zijn be smet met de ariaansche goddeloosheid." Calvijn begon te verhalen, dat Caroli hem laatst ten eten vroeg, hem als een broeder, op wien niets aan te merken was, behandelde en vroeg: Farel vriendelijk te groeten. „Waar was toen riep hy uit de glorie Gods? of de zuiverheid des geloofs? of de eenheid der kerk?" Niemand had duidelijker dan hy de Godheid van Christus beleden Hij zou niet dulden, dat de verdenking van Arianisme op hem rustte. Het is opmerkelijk, dat hij alleen den Catechismus aanhaalde. Waarom beriep hij zich niet op de Institutie? Daarin toch kwamen de woorden van „Drieëenheid" en „Persoon" voor, waarop Caroli zoo gesteld scheen, terwijl deze woorden niet in den Cate chismus gevonden werden. Had hij zijne In stitutie in geding gebracht, dan zou hij alleen zich zeiven gerechtvaardigd hebben. „Om de zaak van Farel niet in den steek te laten" zei hij zelf, beriep hij zich op den Catechismus, die immers ook van Farel was uitgegaan. Eene Synode te Lausanne werd gehouden. Caroli werd met algemeene stemmen afgezet. Toch werd zijne zaak nog op eene nieuwe Sy node behandeld te Bern. Terwijl Farel sprak, zijn leven hem verwijtend, werd zijne stem zoo krachtig, dat Caroli, als getroffen door eene bliksemschicht, zweeg. Caroli vond geraden te vluchten uit Bern naar Frankrijk. Hij keerde in den schoot der kerk van Rome terug, waarvan hij wel lichamelijk, niet geestelijk gescheiden was. Deze tweede bekeering leverde hem niet zooveel voordeel van inkomsten op, als hij ge hoopt had. In 1539 naar Zwitserland wederge keerd, besloot hij opnieuw Protestant te wor den. Farel en Yiret lieten zich zoo bepraten, dat zij hem dadelijk alles vergaven. De kranke Farel schreef aan de heeren van Bern „onzen broeder te steunen, opdat hij niet al te zeer door droefheid overstelpt wordt." De heeren van Bern dachten er anders over. Caroli was niet veranderd. Hij vond geene kerk. Later kwam hij te Straatsburg weer in betrekking tot Calvijn. Nog later in 1543 werd hij weer roomsch. Toen schreef Calvijn een verpletterend pamflet tegen hem. Naar Beza stierf hfl „ellen dig in een hospitaal te Rome." Op den strijd over de Belijdenis volgde die over de tucht of den ban. Wat de confessie betrof had de Raad willen hoorea, wat de tucht betrof was hy weerbarstig tegen Calvijn. Om den Bisschop kwjjt te wezen beleden de Genè- vers de Confessie, doch daarmee waren zij niet gereformeerd. Calvijns invloed verminderde die van Bern won in kracht. Bern gevoelde lust Genève te overheerschen. Vooral op kerkelijk gebied werkten de Berners. Er bestond verschil over de vormen van eeredienst. Bern wilde, dat Genève zijne vormen zou overnemen. De Raad besloot, dat de Bernsche ceremoniën zou den overgenomen worden. Calvijn maakte zich niet al te warm over de vormen. Maar hij ijverde wel hartstochtelijk voor de vrijheid der Kerk. Eene Synode te Lausanne maakte conclusies. Bern maakte haar bekend aan Genève, opdat Calvfln en Farel er zich naar voegen zouden en „doopen in de doopvont, bfl het II. Avond maal ongedeesemd brood gebruiken en de vier feesten houden." De teerling was geworpen. De Reformatoren weigerden naar de missive van Bern te prediken. De nacht van 20 op 21 April werd eene treurige voorbereiding voor het Paaschfeest. Reeds gedurende eenige nachten liep de bevolking door de stad met vuurroeren, welke men afschoot voor de huizen der predi kanten. Des Zondags beklommen Calvijn en Farel toch den kansel, omringd van vrienden en tegenstanders. De degens werden getrokken. Zoo was het onmogelijk H. Avondmaal te hou den. De predikers gaven dit te kennen aan het volk, zeggende, dat het niet was om het on gedeesemd brood, maar „omdat het volk zoo slecht gesteld was, wfll er allerlei afschuwelijke zaken heersehten in de stad, zoowel in verfoeie- lyke lasteringen en bespottingen van God en zfln Evangelie, als in oproer, secten en ver deeldheid bestaande." Met groote meerderheid van stemmen werd gearresteerd door de mannen van Genève, dat de Reformatoren binnen drie dagen de stad moesten verlaten. Zij spraken „het zij zoo als wfl de menschen gediend hadden, waren wij slecht beloond, maar wij dienden een grooten Meester, die ons be- loonen zal." Calvfln zeide dit en Farel voegde er bij„Komaan, het is goed, in Gods naam." Zij gingen in ballingschap. En de Raad liet de meubelen halen, die men aan Calvijn en Farel geleend had. De Reformatoren ijlden naar Bern, om zoo mogelijk den toestand te redden. Bern verschrok. Doch het was te laat. Calvijn zelf heeft erkend, dat hij in zijn ijver te ver gegaan was. Aan Farel schreef hfl „voor God en Zijn volk belijden wfl, dat ten deele door onze ongeschiktheid, onvoorzichtigheid, nalatigheid en dwaling, de kerk, aan onze zorgen toevertrouwd, zoo ellendig verwoest is. Maar toch moeten wij onze onschuld en de zuiver heid onzer bedoeling staande houden tegenover hen, die dezen ondergang aan bedrog, kwaad willigheid, oneerlijkheid en verdorvenheid toe schrijven. Gaarne wil ik voor God en alle ge loovigen erkennen, dat onze onwetendheid en onze ongeschiktheid waardig waren door zulk een voorbeeld getuchtigd te worden, maar ik zal nooit toegeven, dat door onze schuld deze arme kerk onderstboven geworpen is. Tegenover God geeft onze consciëntie ons een ander ge tuigenis. Geen mensch kon op ons een klein deel der schuld laten vallen." Tezamen kwamen de Reformatoren te Bazel. Farel werd naar Neuchatel geroepen hfl ging. Toen de Straatburgers zagen dat Calvfln vrfl was, noodigden zfl hem herhaaldelijk uit te komenvooral Bueer en Capito. Doch hfl vreesde boven alles weder te keeren tot het ambt, waar van hfl ontlast was, met afschuw denkend aan de ellende, waarin hfl geweest washfl vreesde God te verzoeken als hfl zulk een last weer op zich nam. Hfl dacht zfln brood als privaat per soon te verdienen, meenende, dat het hem niet geheel onmogelflk zou zfln. Dan Bucer dreigde hem, dat de Heere hem wel zou vinden, gelflk Hfl Jona gevonden had en „wederom nam ik het leerambt op mfl." Te Straatsburg nog in het jaar 1538. DRIETAL te Oosterend Ads. G. Ch. Aalbers te Tzum- marum ds. C. J. v. d. Boom te Hantum; ds. J. C. Rullman te Garflp. TWEETAL te Zwartsluisds. J. Mulder te Broek op Lan- gendflk; ds. D. Hagenbeek te Ouderkerk aan den IJssel. te Nieuwe Pekelads. R. Hamming te Zaamslag ds. J. C. Rolloos te Ter Apel. BEROEPEN: te Delft: ds. S. Oudkerk te Kralingen, te Zwartsluisds. J. Mulder te Broek op Lan- gendflk te LangerakCand. G. M. v. Rennes te Am sterdam. te Sellingen ds. B. Lamberts te Avereest; te Emmer Compascuumds, L. Tonkens te Langeslag te Zweeloods. L. H. Duin te Uelzen. AANGENOMEN: naar Beetgumds. J. C. Aalders te 's Graven moer naar Raamsdonkveerds. E. Zwiers te Willem stad naar GeesCand. G. A. Langhout te Surhuizum. BEDANKT: voor Steenwflk A ds. D. Steenhuis te Ulrum voor Wezep: ds. R. Hamming te Zaamslag A. voor Achlum: Cand.G. A. Laoghoutte Surhuizum Cand. H. S. Bouma hoopt Zondag 10 October te Hazerswoude zflne intrede te doen, na bevestigd te zfln, door zfln vader ds. L. Bouma, van Middelburg. Ds. Chr. Bruins, vaii Hendrik Ido Am bacht, hoopt Zondag 7 Nov. zfln intrede te doen te Axel B. Als bevestiger denkt op te treden ds R. v. d. Kamp, van Sliedrecht. De classis Zutphen heeft peremptoir ge ëxamineerd en toegelaten tot de bediening des Woords en der Sacramenten de heerS. Doorn bos, ber. pred. te Doesburg. Tot president van het curatorium der Theologische School te Kampen is benoemd ds. T. Noordewier te Meppeltot secretaris ds. A. M. Donner te Amersfoorttot assessor ds. B. van Schelven te Amsterdam tot adjunct secretaris ds. A. de Geus te De Lemmer. Zaamslag19 September 1909. Hedenmorgen maakte onze geliefde Herder en Leeraar ds. R. Hamming der gemeente bekend, voor de roe ping van de Geref. Kerk te Wezep (G) bedankt te hebben. Een der Ouderlingen sprak daarna een hartelflk woord en verzocht te zingen Ps. 105 vers 24. Namens den Kerkeraad, J. Kosten, Scriba. Vrfldagavond 17 Sept. vierde de Ger. Kerk te Meliskerke haar kerkelflk teest onder groote belanstelling ook van uit de omgeving. Ds. Meulink vertelde naar aanleiding van Ps. 149: 1, 2 de geschiedenis van die 40 jaar sinds de kerk tot de gehoorzaamheid van Chris- stus weerkeerde. Oud. K. Houterman de eenig overgeblevene van de mannelflke lidmaten die voor 40 jaar totkerkherstel hadden meegewerkt, sprak daarna van de vele moeilijkheden, die met Gods hulp doorworsteld waren. Daarna trad Ds. Vrieling van Scheemda op, een der vroegere predikanten der gemeente hfl uitte zfln blfldschap over de weldaden der gemeente bewezen. Hfl spreekt over de ware vrflheid door Chris tus verworven, wel door velen niet geacht of misbruikt, maar door den Koning der Kerk aan zflne gemeente hergeven. Ds. Buurman van Amstelveen, eveneens een der vorige predikanten (de anderen zfln of overleden of hebben, 't is smartelflk om te zeg gen, het kerkverband verlaten) riep der ge meente toe de weldaden toch te gedenken die de Heere haar bewezen had. Nadat Ds. Koopmans van Grflpskerke een welsprekend, vriendelflk woord namens de clas sis gesproken had en zfln drievoudige wenschen geuit, trad Ds. Meulink nogmaals op om al de broeders die gesproken en vele afgevaardigden der zusterkerken dank te zeggen. Na een woord van vermaan tot de gemeente beëindigde hfl deze samenkomst met dank aan God voor al 't goede in die 40 jaar en ook op dezen avond genoten. Namens den Kerkeraad, H. Meulink, Praeses. K. Houtebman, Scriba. Gryjpskerke20 Sept. 1909. De Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Grflpskerke bericht met dank aan den Heere, dat aan zflne Kerk doorwfllen den Heer M. C. van Westen, Raad van den polder Walcheren, rustend Landbou wer te Vrouwepolder, is gelegateerd de som van drie honderd gulden vrfl van successierechten. De Kerkeraad voornoemd, Ds. J. J. Koopmans Je., Praeses. A. Geschiere, Scriba. Aan de Kerken der classis „Zierikzee." Te storten op de a. s. Februari-vergadering voor de prov. kas naar art. 13 door de kerk van Zierikzee f 23.80, Camperland f 22.10, Brui- nisse f20.40, Colflnsplaat f 17.10, Scharendflke f 15.30, Brouwershaven 113.60, Zonnemaire f 13.60, Oosterland f 11.90, Nieuwerkerk f 8.60, Geersdflk f8.50, Wissenkerke f6.80. De deputaat v. art. 13, R. Koolstra. Haamstede, October 1909. CORRESPONDENTIE. Door plaatsgebrek moet het een en ander blflven liggen tot de volgende week, w. o. een artikel van ds. Laman en ds. Hamming, als mede het verslag van de classis Zierikzee. Da Rrdactib.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 3