Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Bedaetie van: Ds. L. BOOMA en Ds. I V. LAMA1. 7e Jaargang. Vrijdag 24 September 1909. No 14. 1B0NIEHENTSPRUS Drnkker-OMgever PRIJS DER ADYERTENTIEH UIT HET WOORD. KERK, BELIJDENIS, ZENDINT^ Met medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az. UIT HET LEVEN. De troonrede. De Nationale Vereeniging. Zeenws per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE HEERE WONENDE IN JERUZALEM. Juich en verblijd U gij Dochter Zionswant ziet, Ik kom en Ik zal in 't midden van u wonen. Zach. II 10. Het uitzicht wordt nog gunstiger. Waren er na de ballingschap eerst weinig inwoners te Jeruzalem, dit zou veranderen, dorpswijze zou de stad bewoond worden wegens de veel heid der menschen en der beesten. Binnen de bepaalde muren zou er geen plaats zijn, want de bevolking zou uitgroeien tot een groote menigte. Bovendien mag Zacharia de bevol king van Jeruzalem, welke hij hier de dochter Zions noemt, toeroepenJuich en verblijd U, want ziet, Ik kom en Ik zal in 't midden van U wonen, spreekt de Heere. Welk een belofte. Welk een heerlijk verschiet opent zich hier. Wat zou het Jeruzalem baten, al woonden er duizenden binnen haar muren, al waren haar inwoners rijk, zoodat zij zich baadden in weelde, indien het huis voor God bestemd ledig bleef Andere steden mogen het voldoende achten, wanneer zij een talrijke bevolking hebben en er welvaart heerscht in hare huizen, Jeruzalem heeft daaraan niet genoeg. Zjj is niet de stad bij uitnemendheid, omdat haar bewoners meer zijn in getal dan van eenige andere stad, of omdat zij overvloediger dan eenige andere be giftigd is met aarsche goederen, maar omdat zij de stad van den grooten Koning is, omdat zij onder de bizondere bescherming van Jehovah staat. Zoolang Hij zich op een afstand houdt, zoolang H\j afwezig is, is er voor haar geen le ven, geen groei, geen heerlijkheid. Juich dan en verheug U gij dochter Zions, want Hij die u liefheeft, komt niet om u een bezoek te brengen, niet om enkele uren of dagen bij u te vertoeven maar om bij u te blijven, om bü u te wonen. Nu zou men kun nen zeggenmaar is dit wel zulk een wonder lijk voorrecht, maakt de profeet zich niet aan overdrijving schuldig door er zulk een ophef van te maken Gods wil is alom tegenwoordig. Hij is niet een God van verre, maar ook van nabij. Zou er eenige stad op aarde zijn, waar Hij niet is? Kan er ergens een plek gevon den worden, waar Hij ontbreekt? Gewis, wij gelooven en belijden, dat Hij in den hemel, op de aarde en in de afgronden is en niemand denkt er aan om daarvan iets af te dingen. Doch wij voegen er aan toe, dat de Heere nergens zóó tegenwoordig is als te Jeruzalem. Hij is daar in geheel bizonderen zin. En dit komt, omdat Hij tot Jeruzalem in geheel eenige betrekking staat. De aarde is des Heeren mitsgaders hare volheid, de wereld en allen die daarin wonen, en zoo kunt ge dus zeggen al de steden der aarde zijn van Hem, doch Jeruzalem behoort Hem nog in meer volko menheid. Zij is Zijn eigendom zooals geen andere stad het is. Zjj is Zjjn schat, Zijn pa radijs zij is de plaats welke Hij voor zichzelf uitgelezen heeft en Hij heeft haar lief. De Heere heeft Zion verkoren, Hij heeft het be geerd tot Zijn woonplaats, zeggende: dat is mijn rust tot in eeuwigheid, hier zal ik wonen, want Ik heb ze begeerd. Ik zal haar kost rijkelijk zegenen, hare nooddruftigen zal Ik verzadigen en hare priesteren zal ik met heil bekleeden en hare gunstgenooten zullen zeer juichen. Wij kunnen ons slechts een flauwe voorstelling maken van de liefde, welke Je hovah voor Jeruzalem koestert. Hoe troostvol moet voor het volk van Za- charia's tijd deze belofte zijn geweest, want er waren zoovelen die Jeruzalem een kwaad hart toe droegen en haar schade wilden berok kenen. Daarenboven waren er zoovelen onder de teruggekeerden, die de veerkracht hadden verloren, zoodat het scheen, alsof er geen toe komst meer voor de stad was. Algemeen was de neiging tot klagen en voor een vroolijk ge zang was er geen plaats. Aller hart was be klemd en uit geen enkele borst kwam een juichkreet. Maar bij het hooren van deze be lofte veranderde het en ofschoon de omstan digheden dezelfde bleven, toch, waar het ge loof dit woord beluisterde, werd het hart ver ruimd eu steeg er een lied der vreugde uit de borst. Aan alle nood zou er een einde zijn en daarom moest de bange vrees wijken. Als de Heere tot Jeruzalem kwam en Hij in de stad weer wonen ging, dan behoefde niemand met angstige blikken op de toekomst te zien, want Hij zou niet dulden, dat de vijanden haar over wonnen. De tegenwoordigheid des Heeren was een onbedriegelijk pand, dat de listige aan slagen tegen haar ondernomen, het doel zou den missen. Uit eiken nood zou Hij redden, uit eiken dood verlossen. Voor Hem was het niet bezwaarlijk, want alle middelen waren in Zijn hand en alle wegen kon Hij banen. Vraag het maar aan de geschiedenis en op elke blad zijde staat het, dat de Heere in Jeruzalem heeft gewoond, en dat Hjj haar altijd bewaard heeft. Zonder dat we het uitdrukkelijk vermelden, zult ge wel begrijpen, dat deze belofte in haar eerste strekking de kerk van Christus geldt. In haar woont de Heere met Zijn Woord en Geest, met Zijn gunst en genade en daarom zal Hij haar staande houden te midden aller gevaren, die haar van buiten en van binnen bedreigen en geen vijand zal haar ondergang kunnen bewerken. Zij blijft, wat ook wegvalle, zij zal uit elke vernedering het hoofd opheffen, en steeds zal zij de liederen der bevrijding zingen. Het aardsche Jeruzalem kan God over geven aan het wraakzwaard van de Romeinen, de gemeente zal nooit vallen in de hand harer vijanden. Bergen mogen wankelen en heuvelen wijken maar het verbond des vredes en der goedertierenheid zal niet wijken tot in eeuwig heid. Laat vrij het schuimend zeenat bruischen, D' ontroerde waatr'en hevig ruischen, De golven mogen door hun woên, Het berggevaarte daavren doen. De stad, het heiligdom, de woning Van God den allerhoogsten Koning, Wordt in haar muren t' allen tijd Door beekjes der rivier verblijd. God woont in 't midden van Zijn volk en daarom zal Hij voor haar zorgeti, in al haar nooddruft voorzien en steeds hare behoeften vervullen. Er zijn tijden, dit geven we toe, waarin het haar tegengaat en zij geen rust vindt voor het hol van haar voet, maar juist in zulke tijden komt menigmaal het helderst uit, welk een machtig God zjj heeft, en die als het noodig is manna uit den hemel geeft en water uit de rots doet ontspringen, zoodat zij zelfs in een woestijn tot verzadiging toe eet, en al haar dorst lescht. Zoolang Hij in haar woont, zoolang is er geen oorzaak van onrust, maar wel mogen wij voor ons zelf toezien, dat wij Hem geen reden geven om ons te verlaten. Wij behooren een stemming te hebben als die twee mannen, die toen Jezus zich hield, alsof Hij verder wilde gaan, smeektenBlijf bjj ons, want het is bij den avond. Noodig is ook, dat gij uit uw hart en huis alles wegdoet, wat Hem een aanstoot is, want anders komt er zeker een tijd, dat gij klagen moetOnze zon den hebben een scheiding gemaakt tusschen God en ons en onze misdaden voeren ons weg als de wind. Alleen, als gij in den weg wan delt en u zelf reinigt van alle besmetting des vleesches en des geestes, kan deze belofte u zijn tot een bron van rijke vertroosting. God woont uitsluitend bij hen, die een verbrijzelden geest en een verslagen hart hebben. Bouma. Al is het hier de plaats niet om in een uit voerige bespreking van de troonrede te treden, toch mag ons wel een enkel woord van dank bare waardeering van het hart. Er staat in deze koninklijke boodschap veel, dat ons aantrekt, uitgenomen een misschien ietwat verhoogde belasting, welke we echter gewillig zullen be talen in de hoop op betere tijden. Er zal in- tusschen nog wel meer dan één zomer voorbij gaan eer al deze plannen verwezenlijkt zullen zijn. Wettenmaken is een omslachtiger arbeid dan bellen blazen. Wetten hebben een twee ledig doel. Vooreerst zijn ze voorbehoedmiddelen, die dienen om te voorkomen, dat hetgeen recht is een verkromming krijgt. Het aardsche leven toont een zeer sterke neiging tot verkromming. Er zijn maar weinig boomen, die kaarsrecht omhoog gaan. Daarom is het zoo goed, dat er leiding wordt gegeven aan het leven door ver standige wetten, die niet knellen en die toch de vergroeiing tegengaan. En vervolgens zfln wetten geneesmiddelen, die dienen ora het kromme zachtkens aan weer wat rechter te buigen. Dat laatste is een moei lijk werk. Voorkomen is beter dan genezen. Het rechte wordt lichter krom, dan het kromme recht. De Spreukendichter achtte het rechtma- ken, van hetgeen krom is, blijkbaar een onbe reikbaar ideaal, toen hij zeideWie zal al het kromme rechtmaken Nochtans zou het niet goed zijn het kromme krom te laten, omdat in de meeste gevallen het kromme nooit weer ge heel recht wordt. Als een uwer kinderen nei ging vertoont om scheef te groeien, en ge doet er niets aan, dan wordt het kind al schever en schever. Maar zijt ge er vroeg genoeg bij, dan bestaat er mogelijkheid, dat de vergroeiing ten eerste niet doorgaat, en dat ten tweede het kwaad nog belangrijk kan worden hersteld. Veel van hetgeen in deze troonrede wordt aangekondigd, dient om recht te maken, wat krom is. Er zijn in ons maatschappelijk en staatkundig leven misstanden, die verbeterd moeten worden. Eiken dag en nacht, die ze nog blijven bestaan, zijn een dag en een nacht van onrecht en zonde. Maar hierbij dienen we niet te vergeten, dat deze misstanden daarom nog niet in één dag en nacht zullen worden weggenomen. Wie hier met geweld wil dwin gen, geneest niet, maar verwoest. Er zal van de dingen, die in deze troonrede worden ge noemd, nog wel het een en ander overblijven voor, de volgende geslachten. Het is een on billijke eisch, wanneer men van een Christelijk ministerie verwacht, dat het ineens zal verbe teren, wat reeds jaren en jaren bedorven is. Men zegt van een ziekteze komt te paard en ze gaat te voet. Zoo is het ook met de ziekten van het volksleven. We mogen reeds dankbaar zijn, indien we zien, dat het den weg der ge nezing opgaat. Eiken dag een draadje is een hemdsmouw in het jaar. Zij er boven dit alles onder ons volk veel behoefte des gebeds, opdat de Heere het huis moge bouwen, en de arbeidslieden mogen doen, wat hunne hand vindt om te doen, onder zijn zegen. Laten toch degenen, die God vreezen, nooit vergeten in ootmoed des harten de noo- den van land en volk op te dragen aan Hem, die deze nooden kent en machtig is om ze te genezen. Het is niet genoeg dat we roepen van de „eere Gods", maar het moet ons waarlijk om Zijn eere te doen zijn, om de heerschappij van zijn Woord, om de onderhouding van zijn Wet, om de gerechtigheid, die een volk ver hoogt, om het tegenstaan van de zonde, die een schandvlek is der natiën. Maar daartoe is noodig, dat wij zelf in onzen eigen persoon aller zonde vijand zijn en lust tot alle gerech tigheid hebben. Laman. Langzamerhand baant ook het Christelijk Gymnasium in ons land 'zich een weg. Gerui- men tijd was dat van Zetten het eenige dat we hadden en dat jaren lang zijn plaats heeft weten te handhaven. Daarna werd het gym nasium van dr. Woltjer te Amsterdam geopend en kwam in korten tjjd in grooten bloei. Het verwierf een zeer goeden naam en telt nog altijd vele leerlingen. In den laatsten tfld ver rezen er te Rotterdam, Utrecht, 's Gravenhage en Groningen, terwijl het Zettensche verplaatst werd naar Arnhem. Doch ook in Zetten zelf werd het gymnasiaal onderwijs voortgezet. Wanneer wij derhalve tellen dan zijn er thans reeds zeven, doch dan zouden we nog een ver geten en juist daarover willen we iets zeggen. Wij hebben het oog, gelijk gij wel begrepen zult hebben, op dat van Kampen. Gelijk elk Christelijk Gymnasium zijn eigen geschiedenis heeft, zoo is dit het geval met dat van Kam pen en er zijn nog onderscheidene in ons gewest, die haar niet voldoende kennen, wijl het hun blijkbaar ontgaan is, wat er met dit gymna sium in de laatste jaren voorgevallen is. Oor spronkelijk waren de litterarische en de Theo logische opleiding van toekomstige predikan ten der Chr. Geref. Kerk aan elkander verbon den en werd gegeven aan één school. Dit is zoo geweest van het jaar 1854 tot de Mid- delburgsche Synode van 1896. Maar sedert dien tijd is er verandering gekomen. Deze Synode toch besloot om de litterarische opleiding los te maken van de Theologische en haar te doen geven op een gymnasium. De school kreeg nu enkel nog de theologische vorming. Zoo ontstond het christelijk gymnasium te Kampen. Het kwam echter niet geheel op zich zelf te staan want het bleef verbonden aan de Theo logische School. Intusschen werd het wensche- ljjk geacht, dat er een vereeniging verrees, aan welke de Geref Kerken het gymsium konden overdragen. Wij behoeven hier niet te melden, wanneer en hoe de nationale vereeniging ont stond, genoeg, zü kwam er en toonde zich bereid om het gymnasium van Kampen over te nemen. Het is ook niet noodig om hier te zeggen, hoe lang de onderhandelingen tusschen deze vereeniging en de Kerken geduurd heb ben, voldoende voor ons is het, dat wij kunnen verklarende onderhandelingen hebben ge leid tot het doel. De Geref. Kerken droegen het gymnasium over en hebben er nu niets meer mede te maken, dan alleen, dat zij vol gens aangegaan accoord verplicht zijn nog enkele jaren een bepaalde som uit te keeren aan de vereeniging. Sedert dien dag staat er te Kampen een gymnasium, dat in alles aan elk ander gymnasium gelijk is. We kunnen alzoo zeggen, dat het gymna sium geheel ingericht is als elk ander op ge reformeerden grondslag. Het heeft een voldoend aantal leeraren, van wie op enkele na allen den doctorstitel hebben, mannen, die geheel bekwaam zijn om een goed en degelijk onder wijs te geven. Er zijn zes klassen, geheel be rekend om niet alleen toekomstige predikanten, maar ook advocaten, geneesheeren en littera toren voor te bereiden voor de Hoogeschool. Zooals bekend kan zijn, krijgen deze allen in de eerste vier klassen hetzelfde onderricht. Bij de vijfde klas begint eerst de onderschei ding en vindt men dan ook een afdeeling A

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1