Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA en Ds. H. V. LAMAN.
7e Jaargang.
Vrijdag 17 September 1909.
No. 13.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABONNEMENTSPRIJS
Drakker-Ditgever
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER AD YERTENTIEN
Het cholera-gevaar.
Zeeuwsen
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
JERUZALEM DORPSWIJZE BEWOOND.
Jeruzalem zal dorpswijze bewoond
worden vanwege de veelheid der
menschen en der beesten die in
't midden derzelve wezen zal.
Zach. II 4b.
Het was den teruggekeerden ballingen uit
Babyion een teleurstelling, dat er zoovele Israë
lieten waren, die liever achterbleven in het
vreemde land dan naar Kanafin te trekken en
stad en tempel te herbouwen. Zij zagen op
het klein getal, dat gekomen was in het land
der vaderen en zij dachten aan de groote menigte,
die opziende tegen de moeiten aan een lange
reis verbonden stil gebleven was, waar z\j nu
eenmaal was. Hoe geheel anders had het kun
nen zijn, als allen, die tot de stammen Israels
behoorden eens gekomen waren om den arbeid
lichter te maken. Was het niet verdrietig te
moeten denken, dat er zoovelen hadden kunnen
z\jn, zoodat het werk voorspoedig had kunnen
voortgaan, terwijl zij nu alleen voor al de
zwarigheden stonden. Vele handen hadden het
werk licht kunnen maken, en nu waren de
lasten zoo zwaar en de ontbering zoo groot.
Bovendien zjj hadden zich voorgesteld, dat
als zij maar eens Jeruzalem herbouwd hadden,
het een volkrijke stad zou zijn, maar zij begre
pen nu wel, dat als het hun gelukte het doel
te bereiken, er weinig inwoners zouden zijn.
Daarvoor waren zij niet gekomen uit verre
landen, daarvoor hadden zij zich niet aangegord
tot den strijdhun bedoeling was geweest om
Jeruzalem ruim en heerlijk te maken, tot een
stad der steden, waarop aller oog in verwon
dering zou rusten, tot een plaats, den grooten
Koning Israels waardig. Doch zij waren er thans
van overtuigd, dat het niet gaan zou, dat hun
Jeruzalem ver achter zou staan bij het vorige
en dit smartte hun diep, omdat het lag aan de
traagheid van hun eigen volk. Als allen, die
hier hadden moeten zijn, slechts een weinig
ijver kenden voor Jehovah en Zijn heerlijkheid,
dan zou het gemakkelijk gevallen zijn en hun
tegenstanders zouden den moed niet gehad
hebben om het hun lastig te maken. Was het
niet om er moedeloos bij neer te gaan zitten
Neen, roept Zacharia hun toe, neen gij moogt
den moed niet opgeven. Voortarbeiden, voort
bouwen, voortzetten, wat gij begonnen zijt, dat
is uw roeping, en gij behoeft u over Jeruzalems
toekomst niet te verontrusten, want het zal
dorpswijze bewoond worden vanwege de veel
heid der menschen en der beesten. Daarmede
opent hij het uitzicht, dat de honderden die
er thans zijn, tot duizenden zullen aangroeien,
zoodat het eenmaal een stad zal zijn met een
bevolking zoo talrijk, dat de muren haar niet
bergen kunnen. Dit is duidelijk de bedoeling,
ofschoon het woord „dorpswijze" aanleiding ge
geven heeft tot verschil van verklaring.
De een zegt: de bevolking zal zoo talrijk zijn,
dat de muren weggeruimd zullen moeten wor
den, want anders zouden zij een belemmering
voor den groei en den bloei der stad zijn. De
wallen en de muren van een vesting kunnen
de uitbreiding van een plaats in den weg staan.
Dit gebeurt nog en dan kan het wijs zijn om
ze te slechten en weg te breken. Een ander
legt het uit op deze wijzeBinnen de muren
zullen de inwoners zoo vermenigvuldigen, dat
zij verplicht zijn naar buiten te trekken en
rondom Jeruzalem dorpen of gelijk wij ook wel
zeggen, voorsteden aan te leggen. Doch, hoe
ook toegelicht, vast staat, dat hier beloofd wordt:
het aantal inwoners zal steeds vermeerderd
worden, zoodat er geen oorzaak van klacht zal
zijn over hun klein en gering aantal.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Nu die belofte is vervuld. Welk een volk
rijke stad is het herbouwde Jeruzalem geworden.
Gebrek aan inwoners heeft het in de volgende
eeuwen tot op de verwoesting niet gekend. Maar
het zou niet goed zijn, wanneer wjj enkel dach
ten aan deze vervulling, want de belofte heeft
een verdere strekking. Het oude Jeruzalem
is een beeld van de Kerk van Christus onder
den N. Dag, en ofschoon zij eerst enkelen telde
en de duizenden van Israël weigerden binnen
hare tente een toevlucht te zoeken, toch breidde
zij zich uit eerst in 't land der belofte, vervol
gens in Samaria en in al de omliggende landen.
Wij staan verbaasd, als wij nagaan, tot welk
een uitbreiding zij gekomen is in de eerste
eeuwen, in weerwil van alle tegenwerking en
wreede vervolging. En eens aan het eind der
dagen zal er voor den troon staan een schare
die niemand tellen kan.
De ballingen, die Jeruzalem herbouwden waren
weinige in getal en arm aan aardsehe goederen.
Doch ook dit laatste zou geen beletsel zijn. Die
armoede zal plaats maken voor milden overvloed.
Dit wordt te kennen gegeven door datveel
heid der beesten, waarin destijds vooral de
bezitting der rijken bestond. Ook dit is uitge
komen.
Wie zou in de bewoners van de weelderige
paleizen te Jeruzalem in latere tijden herkend
hebben de nakomelingen van die teruggekeerde
ballingen, die soms aan alles gebrek hadden.
Maar dit geldt ook van de gemeente. Niet
vele edelen, niet vele wijzen, niet vele rijken
telde zij en toch stond zij voor een werk in
't midden der wereld, dat niet enkel inspanning
maar ook geld zou kosten en wie zou dien
arbeid kunnen bekostigen Zoo vroeg en zoo
vraagt nog altijd het kleingeloof, doch Hij wien
het goud en het zilver is en het vee op duizend
bergen, zegtJeruzalem zal dorpswijze bewoond
worden vanwege de veelheid der menschen en
der beesten, en de geschiedenis heeft op dit
woord haar stempel gedrukt en geeft een ver
klaring van de ervaring onzer eigen dagen.
De gemeente zal ééne stad zijn. Er gaat
niets van af. Allen die gelooven behooren tot
haar, zjj zijn burgers, ingeschreven op haar
rollen. Geen vijand zal deze eenheid, deze saam-
hoorigheid der zielen ooit verstoren. Maar zij
zal dorpswijze bewoond worden. Zij is niet
tot een stad of land beperkt. Onder alle volken
komt zij te voorschijn.
De afstand belet haar in deze bedeeling om
in 't zichtbare in haar eenheid uit te komen.
Juist wegens de veelheid harer burgers kan dit
niet anders. Het is een bewijs voor de vervul
ling der belofte. Hoe meer het aantal kerken
vermenigvuldigt in alle landen en onder alle
volken, naar die mate komt de vervulling dezer
belofte duidelijker aan 't licht. Hoewel elke
kerk op ziehzelve schijnt te staan, toch is dit
niet zoo, want zij is een deel van het ééne
Jeruzalem dat nooit gebroken kan worden.
Daarmede verdedigen wij niet de verbrokkeling
van de kerken, gelijk wij die ook in ons eigen
land aanschouwen, want zulk een „pluriformi
teit" is niet naar de H. Schrift. Wie het „dorps
wijze" zoo verstaat, gelijk wel eens geschiedt,
vergist zich en miskent de duidelijke en zui
vere meening des Geestes. Voor u, die den
opbouw van Jeruzalems muren van harte be
geert, die daaraan arbeidt en er moeite en
opoffering voor over hebt, is het een bemoediging
wijl gij bjj het licht dezer belofte het verrezen
Jeruzalem in al zijn schoonheid en heerlijkheid
reeds ziet en als gij dan gelooven kunt en
hopen moogt, dat gij er eeuwig wonen zult, dan
is dit een licht in den donkeren nacht een ver
kwikking bij vermoeienden arbeid en een ver
troosting in elke droefenis. Bouma.
UIT HLBT LEVJKN.
Met dankbaarheid in het hart kunnen we
getuigen, dat de Heere het dreigend cholera-
gevaar tot heden toe genadiglijk heeft afge
wend. Men moet, gelijk sommigen, zoo'n cholera-
epidemie hebben doorgemaakt, om te beseffen,
voor hoe bangen nood en dood we zijn bewaard.
Het is nu al jaren geleden, dat ons vaderland
door dit schrikkelijk verderf werd beroerd. Het
is al een van de ergste plagen, waarmede God
een volk kan bezoeken.
Tot nog toe zijn we evenwel verschoond ge
bleven, en er is hoop, dat de enkele gevallen,
die voorgekomen zijn, niet noemenswaard zullen
worden vermeerderd. En dit ondanks onze dwaas
heid en zonde. Want ook in deze dagen is de
dwaasheid van het menschelijk hart weer open
baar geworden.
Eenerzjjds toch waren er dwazendie geroemd
hebben tegen God, in de voortreffelijkheid van
hun kracht om het monster, gelijk ze het
noemden, te bestrijden. Wij zijn er nooit ge
noeg dankbaar voor, dat God, die de krank
heden té voorschijn roept, ook tevens de mid
delen geeft om deze krankheden te genezen.
Het is verre van ons om met minachting te
spreken over de maatregelen, die genomen
worden om de verbreiding der ziekte tegen te
gaan. Maar wat ons ergert, is de hoogmoed
van de wereld, die meent door de middelen de
hand des Heeren te kunnen keeren. Ge hui
vert over de drieste taal, die in deze ernstige
dagen gesproken en geschreven is tegen God.
De middelen zijn het een en het almaar dat
de middelen alleen kunnen baten onder den
genadigen zegen van God, daarvan verstaan
de dwazen eenvoudig niets. Hun kracht is hun
God. En anderzijds zijn er dwazen, die ook de
eenvoudigste middelen tot wering van het
kwaad ten eenenmale verachten. Tegen alle
waarschuwingen in eten en drinken zij voort,
met verwaarloozing van alle reinheid. Zulke
menschen, hoe vroom ze ook spreken, zijn even
dwaas als de wereld, die in de middelen roemt.
Het verafgoden van de middelen is groote
zonde, maar het verachten van de middelen is
niet minder groote zonde. Als ik lees van een
schipper, die hardnekkig voortgaat verontrei
nigd Maaswater te drinken, terwijl hij voor
niemendal zuiver water kan krijgen, dan zeg
ik van dien schipperdie man verzoekt God,
al spreekt hij misschien ook nog zoo vroom
van de bewarende hand des Heeren.
Neen, de ware vroomheid is de middelen te
gebruiken en het toch niet van de middelen
te verwaehten. Als iemand zegtindien het in
Gods raad niet is besloten, dat ik de ziekte
krijg, Jan zal ik de ziekte niet krjjgen, al drink
ik ook het vuilste waterdan spreekt zoo
iemand niet als een christen, maar dan spreekt
hij als een heiden, als een fatalist, die in het
noodlot gelooft. Vele christenen zijn in het
stuk der Voorzienigheid meer heiden dan
christen.
Een christen doet alles, wat zijn hand vindt
om te doen, maar nochtans verwacht hij het
niet van zijn werk hfi verwacht het van den
zegen des Heeren over zijn werk. We hebben
wel degeljjk voor ons zeiven te zorgen maar
altijd zóó, dat we daarbij belijden, dat onze zorg
en arbeid zonder Gods zegen niet gedijen.
Dit zijn de twee klippen, waarop velen stran
den. Bjj den een is Gods zorg het een en het
al. Bij den ander is eigen zorg het een en het
al. Beiden zijn onwijzen, want ze scheiden, wat
God vereenigd heeft. Gods zorg sluit onze zorg
niet uit. En onze zorg maakt Gods zorg niet
overbodig. Hij zorgt vóór ons dóór ons. Wie
dit vergeet, is een dwaas. In alle verbonden
zijn twee deelen begrepen. Wij hebben te wer
ken, alsof het alleen van ons zelf moet komen,
en wij hebben te bidden, alsof het alleen moet
komen van God. Zoo leert ons niet de valsche-
lijk dusgenaamde wetenschapen zoo leert ons
ook niet de valsche, door en door lijdelijke
mystiek maar zoo leert ons het gezonde Woord
van God. Laman.
ZENDING.
Onderstaande circulaire is rondgezonden in
onze provincie aan enkele Alvermogende en
aan sommige ^meervermogende personen. Ook
aan hen, die deze circulaire niet ontvingen,
kunnen we de lezing ervan zeer aanbevelen.
Misschien krijgen we op deze wijze ongevraagde
aanbiedingen, die niet zullen worden afgewezen.
L. S.
Zeelands Zendingsdeputaten gevoelen zich
gedrongen Uwe aandacht te vragen voor de
priaji-school van br. Horstman te Temanggoeng.
De beteekenis van deze school voor den Zen-
dingsarbeid op Java is U zeker niet onbekend
na alles wat er dienaangaande gedurende de
laatste tijden is gesproken en geschreven. Ge
weet, dat daar kinderen uit den Javaanschen
adel onderwezen worden. Hier is ons dus een
geopende deur gegeven ter bearbeiding van de
Indische grooten, die anders zoo moeiljjk te
bereiken zijn. Ds. Dijkstra heeft er laatstelijk
nog over gesproken op den Zendingsdag te
Vlissingen. En hij heeft een en ander zoo duide
lijk uitgezet en zoo krachtigen nadruk gelegd
op het hooge belang van dat onderwijs aan
priaji's, dat het onnoodig heeten mag hierover
breed uit te weiden.
Welnu, die school van br. Horstman heeft
onze hulp noodig. Zal deze geopende deur niet
worden gesloten, maar nog meer dan tot dus
ver invloed uitoefenen op het Javaansche volk,
dan dient er onder ons eene Yereeniging
gevormd te worden, die de instandhouding en
bevestiging van Horstmans Instituut op zich
kan nemen.
De positie, waarin de school zich op dit oogen-
blik bevindt, roept om reorganisatie. Ze kan
niet blijven wat ze nu is. Ter harer bevestiging
toch is het een eerste eisch, dat zij erkenning
bij het Gouvernement aanvraagt. Daarmee zal
de weg geopend zijn ter verkrijging van even-
tueele Gouvernementssubsidie, waarop in de
toekomst wel uitzicht bestaat. Mocht het daar
toe komen, dan is onder den zegen des Heeren
het voortbestaan der school gewaarborgd.
Daarop bestaat echter geen kans, zoolang br.
Horstman aan het hoofd der school staat. Want
hoe bekwaam deze broeder ook voor dit
werk is, hij mist de acte en dus de b e v o e g d-
h e i d, om officieel erkend en gekend
onderwijs te geven. En dit bezwaar is niet
anders te overwinnen dan door verandering van
personeel. Er moet een man naar Temanggoeng
worden gezonden, die zoowel bevoegdheid als
bekwaamheid bezit, om aan het hoofd der priaji-
school te kunnen staan. En behalve verande
ring is er ook uitbreiding van personeel noodig.
Nevens het hoofd dienen er nog twee onder
wijzers benoemd te worden.
Voor deze reorganisatie zijn echter de school
gelden bfi lange na niet toereikend. Alleen
wanneer straks de hope op subsidie mocht
worden verwezenlijkt, bestaat er kans, dat de
school weinig steun meer zal behoeven. En met
het oog op deze gewichtige en dringende zaak
hebben de ondergeteekenden besloten zich tot
eenige vrienden in onze Provincie te wenden,
vrienden die den Zendingsarbeid kunnen en
willen steunen. Het doel is de vorming van
eene Vereenigiug met finantieele draagkracht.
Zoo alleen kan de school worden, wat zij be
hoort te zijn.
Maar er is nog een andere reden, die daartoe