Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA en Ds. H. W. LAMAN. 7e Jaargang. Vrijdag 10 September 1909. No 12. UIT HET W00R1). Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drukker-Oitgefer A. D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. PRIJS DER AD YERTENTIEN Bouma. Een goede consciëntie. Lam ah. lankmoedigheid. per half jaar franco per poet .70 cent. Enkele nummers3 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE VIER HOORNEN EN DE VIER SMEDEN. Toen zeide ikWat komen die maken? En hij sprak, zeggende: Dat zijn de hoornen, die Juda ver strooid hebben, zoodat niemand zijn hoofd ophiefmaar deze zijn geko men, om die te verschrikken, om de hoornen der heidenen neder te werpen, welke den hoorn verheven hebben tegen het land van Juda, om dat te verstrooien. Zach. I 21. Zacharia's tweede visioen heeft eveneens een bemoedigende strekking. Hij zag vier hoornen. Een hoorn is een zinnebeeld van kracht. Dit is duidelijk. Met zijn hoornen verdedigt menig dier zich tegen zijn vijanden en eenige oefenen daarmede groote kracht uit. De profeet begreep niet dadelijk, waartoe hem die vier hoornen getoond werden. Daarom vroeg hij inlichting, welke hem dadelijk verleend werd. Die vier hoornen waren afbeeldingen van de wereld machten, die eerst Israël en daarna Juda ver woest en verstrooid hadden. Met een vreeselijk geweld waren zij tegen de beide rijken van Israël losgestormd en hadden ze omvergewor pen. Zij hadden het volk des verbonds naar alle zijden verstrooid, gelijk de wind het kaf van den dorschvloer opneemt en uiteendrijft. Het scheen wel, dat er nooit meer sprake zou zijn van een zelfstandig volk, want wie kon de verstrooide deelen weer bijeenvergaderen Zij hadden het sierlijke land der belofte ver woest en alle steden, vlekken en dorpen aan de vlammen prijsgegeven. Het leek wel, dat het voor altijd een wildernis zou zijn, waar het wild gedierte des velds wonen zou. Hoe smar telijk was deze herinnering voor den profeet, die de wrange vruchten dezer verwoesting zelf jaren lang had geproefd, want hij dacht daar bij aan die vreeselijke legioenen van Assyrië en Babylonië, welke als een stormwind geko men waren naar zijn vaderland en met onweer staanbare kracht zijn gansche volk omverge worpen en onder den voet getreden hadden. Gelijk er destijds vijandelijke machten waren, welke den ondergang van Israël met hun gan sche hart zochten, zoo zjjn er te allen tijde, ook thans, tegenstanders, die gaarne schade be rokkenen aan de gemeente van Christus en haar, ware 't mogelijk, zouden willen vernie tigen. En het baat niet, wanneer wij daarvoor het oog sluiten, en ons houden, alsof zij er niet waren. Beter is het, dit helder te zien en met Zacharia te onderzoeken, welke krachten er woeden tegen het erfdeel des Heeren. Dit toch aal ons verlossen van alle valsche gerustheid en ons tevens overtuigen, dat wij in ons zelf geen kracht hebben om ze met goed gevolg te bestrijden. Evenmin als Israël in die dagen be stand was tegen de wereldrijken, gewapend met geduchte hoornen, zoo min kunnen wjj in eigen kracht dezen strijd voeren en de over winning verkrijgen. Denkt gij daaraan wel Zyt gij er vast van overtuigd? Weet gij wel, dat het ook u geldt, dat het gaat om die zaken, waarbij ook gij groot belang hebt. Zie om u heen en gy zult de vijanden merken, die om gaan zoekende, wien zij verslinden kunnen en zie op u zelf, opdat gij u levendig bewust moogt zijn van uwe geringheid, broosheid en zwakte. Een wisse prooi zult ge voor den vijand zijn, indien gij geen andere sterkte hebt dan uw eigen kracht, geen andere toevlucht dan de heuvelen en bergen der aarde. Dit geeft onrust, dit maakt mismoedig en droefgeestig zegt ge op uwe beurt, doch gij vergist u. Doch al ware het zoo, dan zou het nog beter zijn dan om in volle gerustheid over vallen te worden en een prooi te worden van een zeker verderf. Is het redelijk en wijs om niets van de gevaren te zien, welke ons bedrei gen, is het mannelijk en moedig aan den rand van een afgrond te dartelen Welnu, besef dan, hoe de toestand is, want dit moge pijnlijk zijn, ook voor deze wonde heeft de Heere balsem besteld in Gilead. Immers, Zacharia zag niet enkel de vier hoornen, de wereldmachten, welke vol v\jandschap Israël verstrooid hadden, maar ook vier smeden, mannen met spierkracht en sterke vuist, die gewoon waren den swaren hamer te hanteeren en het ijzer te breken. Zü verschenen dan ook op het tooneel met de be paalde bedoeling om der heidenen hoornen te verbreken en hun kracht derhalve te vernie tigen. Hoe groot is onze God, de God van Israël, die de heidenen oproept van de einden der aarde om zjjn volk te tuchtigen, en die weer andere volken doet optreden om die overmoe dige heidenen, die wreed en bloeddorstig zich verlustigd hebben over den ondergang van het volk des verbonds, van hun kracht en geweld te berooven. Hij heeft hoornen vol kracht om zijn afvallig erfvolk te vernederen, maar ook smeden om die sterke hoornen te verbreken. Daarom past het Hem den Koning der heide nen met heilig ontzag te vreezen en in alle tegenheden zijn machtige hand te eerbiedigen. Is er een kwaad in de stad, dat de Heere niet doet? Wij zien meestal op de tweede oorzaken, gelijk Israël op de machtige wereldrijken en wij vergeten, dat Hy het is, die alle dingen leidt naar den raad van zijn wil, zonder wien er geen mensch van het dak en geen haar van het hoofd valt. Wat een klachten zijn er dezen zomer gerezen over het weder en over de schade, daardoor veroorzaakt, maar wie merkt daarin het wijs en aanbiddelijk bestuur van Hem, die alle dingen draagt door het Woord Zijne kracht. Welk een onrust en vrees werd er gewekt door de verschijning van de Cholera binnen de grenzen van ons land, en welk een ijver om de middelen te gebruiken, teneinde die gevrees de ziekte het voortgaan te beletten, maar waar is het volk, dat in die dreigende hand de hei lige verontwaardiging van onzen God aan schouwt wegens ondankbaarheid en zorgeloos heid Waarlijk, er is geen reden voor ons om ons over het oude Israël te verwonderen, veeleer is er oorzaak om ons zelf eens ernstig te on derzoeken en ons wegens onze zonden te ver ootmoedigen. Alleen op die wijze is er ook voor ons in dit profetische gezicht wezenlijke vertroosting, want dan verstaan we, dat de hand, die de vijanden tegen ons loslaat om ons neer te werpen, ook beschikt over de kracht om hun macht te verbreken en om ons uit elke ongelegenheid te redden. Hij die eens Perzië bezigde om het trotsche Babyion tot den grond toe te vernederen, Hij is nog de zelfde in kracht, in wijsheid en in genade om eiken ellendige, die by Hem schuilt, te ver lossen. UIT HET LETEN. De Christen behoort in zy'n verkeer met de menschen verzekerd te zyn van een goede cons ciëntie. De apostel Petrus schrijften hebt een goede consciëntie, opdat in hetgene zy kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zy be schaamd mogen worden, die uwen goeden wandel in Christus lasteren. Wie verstaat niet, wat de apostel bedoelt? Hy bedoelt immers dit, dat de christen zóó nauwgezet, zóó teeder, zoo godvruchtig behoort te leven, dat hy met opgeheven hoofd door de wereld kan gaap. Een Christen behoort alzoo te leven, dat hy er zeker van is, dat niemand hem met recht van eenig kwaad kan betichten. Dan heeft hy een goede consciëntie. O, wij weten het wel, de allerheiligste zelfs is niet zonder zondeook de vroomsten struikelen dagelijks in vele. Maar toch kan een Christen zoo leven, dat hy eenerzyds des avonds in die pen ootmoed de knie buigt voor zyn God en bidt de tollenaarsbedeO Godwees my zondaar genadig! en dat hy toch anderzijds tegenover de menschen het hoofd fier omhoog heft en zeggen kanwat heb ik onbehoorlijks gedaan Zóó kan een Christen toch leven, dat hy zich wel schuldig gevoelt voor zyn God» maar dat hy zich desniettemip vrij gevoelt voor de menschen. En op dat laatste dringt de apostel hier aan, en zegt: en hebt een goede consciëntieHy dringt aan op een goeden wandel in Christus, d. w. z. op een wandel naar den beelde des Zoons. Hy dringt er op aan, dat de Christen zich wacht voor zoodanige zonden, die den Heere tot oneere en hemzelven tot smaadheid zouden zijn. Hy heeft te waken en te bidden om in geen verzoeking te vallen on dingen te doen, waar men schande van spreekt. Paulus noemt ook de reden, waarom hy zoo aandringt op een goede consciëntie. Het is met het oog op den laster, waaronder de gemeente van Christus gemeenlijk heeft te lijden. De wereld weet gedurig allerlei kwaads te vertellen van Gods volk. Ze stelt de geloovigen vaak als boosdoeners voor. Dit verwondert ons niet. De discipel is niet meerder dan zyn Heere. Zy hebben Jezus wel een vraat en wijnzuiper gescholden. Ze hebben Hem een vriend van hoeren en tollenaren ge noemd. Ze hebben gezegd, dat Hij een Gods lasteraar was. Elia en Paulus zyn als oproer makers uitgekreten, als beroerders van het volk. De gemeente van Christus is een secte, die overal wordt tegengesproken. Ze wordt veracht, verdacht, misverstaan, en menigeen schaamt zich het bedehuis binnen te gaan, waar die ge meente is samenvergaderd. Dit is echter geen oorzaak van smart en van droefheid, maar van blijdschap en vreugde. Verblijdt u en verheugt u, heeft Jezus tot zyn jongeren gezegd, als u de menschen smaden en liegende alle kwaad tegen u spreken om mijnent wil. Als de menschen leelyk tegen u doen, omdat ge zoo vroom zyt, dat is geen oorzaak van droefheid maar van vreugdeals ze kwaad van u spreken om Jezus' wil. Maar het verschil is zoo groot, wanneer de wereld kwaad van ons spreekt, en we moeten bekennenwe gaven er aanleiding toeof wanneer de wereld kwaad van ons spreekt, en ons geweten is vrij en we kunnen haar toe voegen overtuig ons van zonde In het eerste geval, wanneer de wereld kwaad van ons spreekt en wy gaven er aanleiding toe, dan zyn wy het, die beschaamd moeten staandan moeten wy zwygen en ons schaamrood nederbukken in het stof. In het laatste geval, wanneer de wereld kwaad van ons spreekt en wy hebben een goede consciëntie, dan zal de wereld worden beschaamd, want haar laster zal als een spin rag worden verscheurd en onze goede wandel in Christus zal ten slotte van ieder getuigenis bekomen. Helaas, niet al het kwaad, dat de wereld spreekt van de gemeente, is altijd gelogen. Wij brengen zelf zoo menigmaal smaadheid en schande over de Kerk. Onze wandel is niet altijd een goede wandel in Christus. Er is niet by allen een ijver om een voorbeeld van vroomheid en god zaligheid te zyn. Er is soms een ruwheid in het spreken, een onvoorzichtigheid in het wan delen, een slordigheid in het doen en laten, die voor de oprechten smartelijk is. Er is in 's Heeren kerk nog zooveel, dat anders moest wezen en dat ook anders kon zyn, als er maar liefde was voor de eere Gods en de eere der gemeente. De wereld moest nimmer iets kunnen vinden, waarmede ze ons terecht beschuldigen kon. En ze vindt soms zooveel, waartegen we niets kunnen zeggen. Die ooren heeft om te hooren, die hoore Om vrijmoedig te kunnen getuigen zonder vrees voor de menschen kan een godzalige wandel niet worden gemist. Wy moeten prediken door woorden en daden. De schoonste woorden ver liezen hun invloed door een slordigen wandel maar een godzalige wandel verleent aan ons getuigenis dubbele kracht. Het kan geen lof rede worden genoemd, die Jezus op de Fari- zeërs en de Schriftgeleerden heeft gehouden, toen Hy tot zyn discipelen zeidedoe wel naar hunne woorden, maar niet naar hunne werken I Daartegenover mag het een heerlijk getuige nis worden geacht, wanneer van een Christen kan worden gezegd, dat hy beleeft, hetgeen hy bespreekt, en dat zyn wandel en zyn getuige nis in schoone overeenstemming zyn met el kander. Zulke Christenen zyn een aanbeveling voor het Christelijk geloof; ze zyn een goede reuke van Christusze hebben niet zelden vij anden gewonnen voor het Koninkrijk Gods ze zyn niet een klinkend metaal en een luidende schel, maar ze zyn, veelmeer dan ze zelf weten en gevoelen, levende krachten, waardoor de Koning der kerk voortgaat, overwinnende, op dat Hy overwint; ze zyn het tastbare bewijs, dat het Evangelie der genade, dat het Woord van God niet slechts een klank is, gelijk zoo dikwijls gezegd wordt door degenen, die het Evangelie verwerpen, maar dat het werkelijk is een kracht Gods tot zaligheid van een iegelijk, die het met waren harte gelooft, d. w. z., die het niet alleen hooren maar ook doendie het niet enkel wetenmaar ook betrachten. II. Lankmoedigheid is een sieraad van den chris ten en gaat met ootmoedigheid en zachtmoe digheid gepaard. Zachtmoedigheid is de nede righeid in de behandeling van onzen naaste, lankmoedigheid is de nederigheid in het dragen van zyne gebreken, heeft iemand gezegd. Ge breken heeft iedereen. De een moge er wat meer hebben dan de ander, by den een loopen ze misschien wat meer in het oog dan by den ander, toch bezitten wy ze allen. Ook voor den christen geldt dat. Als christen zullen wy onze gebreken nog beter kennen, er meer mee te doen hebben, er meer tegen strijden om ze te overwinnen; maar daarom ook zullen wy als christen ze in een ander gemakkelijker dragen. Zoo zal de lankmoedigheid by den christen te meer uitkomen. Met meer lankmoedigheid zal hy in den medemensch verdragen, wat hy in hem afkeurt. Niet om het zondige goed te pra ten of om het verkeerde opzettelijk voorbij te zien alsof het niet verkeerd wasneen geens zins. Dat leert de Heilige Geest ons niet. We noemen het kwade kwaad en beschouwen de zonde als zonde, zonder ze ooit te vergoelijken. Maar al keuren wy ten strengste de zonde af, toch kennen we lankmoedigheid tegenover den zondaar. We zien niet uit de hoogte op zyne gebreken neer om hem maar te veroordeelen. Maat we leeren hem te dragen in lankmoedig heid. Wat wy ook bezitten aan gaven of talen ten, 't is immers alles geschonken goed, uit ge nade gegeven In ons zeiven hebben wy toch

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1