Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie van: Os. L. BOUMA en Ds. H. W. LAHAN. 7e Jaargang. Vrijdag 3 September 1909. No. 11. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABOHNEMEHTSPRUS Drakker-Ditgever D. LITTOOIJ Az PRIJS DER AD V ERTENTIEN UIT HET LEVEN. per half jaar franco per post 70 eent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE RUITERS TUSSCHEN DE MIRTEN. Ik zag des nachts en ziet, een man rijdende op een rood paard en hfi stond tusschen de mirten, die in de diepte warenen ach ter hem waren roode, bruine en witte paarden. Zach. I 8. Zacharia, de profeet, heeft geleefd en gear beid, nadat Israël teruggekeerd was uit de Babylonische ballingschap en begonnen was de stad en den tempel te herbouwen. Het wa ren dagen van verlossing, want God had het lot van zfin diep vernederd volk ten goede gewend en had het uit het verre vreemde land weer doen terugkeeren tot de erve zijner va deren. Met welk een vreugde hadden de Israë lieten de tijding vernomen, dat zfi eindelijk vrijheid verkregen om naar het land der be lofte te trekken, waar de aartsvaders als vreem delingen hadden gewoond, waar God zijn won deren had vermenigvuldigd en waar hun volk eeuwen had geleefd. Goedsmoeds hadden zij den tocht -aanvaard en zij verheugden zich in 't vooruitlicht, dat de heilige stad en de tem pel herrijzen zouden uit de asch. Hoe schoon scheen de toekomst, die voor hen aanlichten zou en hoe stemde het hun tot vroolijke er kentelijkheid. Doch nu zij eenmaal in Kanaan waren viel het hun tegen. Zfi hadden ook daar machtige en listige vijanden, zij stuitten er op een voort durende tegenwerking en het ging hun niet, zooals zij gehoopt hadden. Gevolg daarvan was, dat zij [den moed meermalen verloren en ter wijl hun handen slap waren, gaven zij zich over aan de sombere gedachte, dat zij wel nooit het doel zouden bereiken. Derhalve was het noodig dat de Heere hen mannen verwekte, die kloek en moedig de gevaren, welke hen bedreigden, onder 't oog zagen en die het volk wisten te bezielen tot den zwaren en moeie- lijken arbeid. Eén dezer was de profeet Zacharia, die met zfin krashtig en vertroostend woord het volk bemoedigde en sterkte. Hij was een man, die zijn land en volk hartelijk liefhad, die steeds het goede van de heilige 3tad zocht en die altijd gereed was zijn gaven en krachten te be steden aan den opbouw van Jeruzalems muren. Hij heeft dan ook door zijn prediking veel ge daan om het volk aan te sporen zich te ver laten op den God hunner vaderen. In zijn boek vinden we menig visioen, dat ons een voorstelling geeft van de wijze, waarop hij tot zijn volk sprak, en daaruit wordt ons duidelijk, dat zjjn invloed groot geweest is. Het eerste gezicht, dat ons medegedeeld wordt, is zeer geschikt om de aandacht te wekken. De dag was gedaald en dè nacht breidde zijn donkere vleugelen over de aarde uit. De ar beider had zijn leger opgezocht en vond ver kwikking in den slaap. De gansche bevolking rustte uit van de vermoeienissen. De stemmen van den dag zwegen en er heersehte overal stilte. In zulk een ure had de profeet gezien een man rijdende op een rood paard en hij stond tusschen de mirten, die in de diepte waren en achter hem waren roode, bruine en witte paarden. De teekening is helder. Gij aanschouwt als 't ware de laagte, bevochtigd door het water van een heldere beek en daar staan zij de kostbare mirteboomen, die een sieraad zijn voor een dal. Altijd groen en frisch zijn zij, het beeld van krachtig leven. In 't midden van dit bosch bevindt zich een ruiter, gezeten op een fier krijgsros. Achter hem zijn andere ruiters op paarden van ver^ schillende kleuren. Zonder een nadere verklaring zou zelfs de profeet niet geweten hebben, wat dit gezicht te kennen gaf en daarom was hij begeerigom inlichting te ontvangen. Die begeerte werd vervuld. Die ruiters zijn Engelen, die uitgezonden waren naar alle landen om te zien, wat er om ging op de aarde. Zij hadden in last om op alle verschijnselen te letten, alle bewegingen in 't leven der volkeren na te gaan en na te vorschen, wat de gevolgen ervan konden zijn. Zij waren pas van hun tocht teruggekomen en brachten nu aan hun Aanvoerder verslag van hun wedervaren uit. Zij verschenen den pro feet in de gestalte van Christus te paard om te kennen te geven, dat zij zich snel van de eene plaats naar de andere begeven. Voor hen bestaan de moeilijkheden niet, die de afstanden den mensch in den weg liggen. Nog gemak kelijker en vlugger dan het snelste krijgsros leggen zij den weg af, die hun aangewezen is. Welk een blik wordt ons hier vergund in 't leven en de werkzaamheden der zalige troon- geesten. Zij krijgen blijkbaar kennis van de staatkundige gebeurtenissen, welke op aarde voorvallen en wij mogen wel zeggen, dat zfi niet enkel bloot aansehouwers zijn. Zij laten er zich mede in, zij bemoeien er zich mede, zij hebben er de hand in. Ook moeten wij letten op het verschil, dat er bestaat tusschen dien eenen ruiter, welken de profeet allereerst ziet en de overige, die zich achter dezen bevinden. Hij is de voornaamste, de Aanvoerder, aan Hem zfin de anderen onder danig, aan Hem geven zfi rekenschap van hun daden. Gelijk er bij een troep ruiterij, die uit gezonden wordt om het vijandige land te ver kennen, een aan 't hoofd staat, zoo is dit ook hier het geval. Maar wie is Hij Op die vraag is het antwoord der uitleggers niet eenstemmig. Uit alles blijkt, dat Hij ver boven de andere ruiters staat, en wij houden het met hem, die in Hem zien den Engel van Gods aangezicht, aan wien de handhaving van het verbond met Israël opgedragen was, of om het nog duide lijker te zeggen Jezus, Christus, de overste Godsman en voleinder des geloofs, aan wien ook de Eügelen onderworpen zijn. Hij was ook reeds in de dagen des O. T. de Held, die voor zijn erfdeel streed, en die zorgde, dat de staat kundige gebeurtenissen der volken medewerk ten ten goede van hen, die des Heeren Naam in waarheid liefhebben. Groot was in die dagen de macht van de wereldrijken, die soms met verpletterende kracht neervielen op het volk des Heeren en het was dus niet vreemd, dat de Israëlieten met vreeze naar de ontzaglijke ontwikkeling van zulk een rijk zagen. Om die reden was het noodig, dat zij verstonden, hoe God op geheel wondere wijze door Zijn Engelen alle dingen leidt naar den raad van Zjjn wil, opdat zfi hun vertrou wen alleen stelden op den Rotssteen van hun heil. Hjj had hun lot in Zijne hand en Hij deed alles ^yat Hem behaagde. En nu leven wfi onder geheel andere omstandigheden dan Israël weleer, maar deze waarheid, welke Israël sterken en bemoedigen moest en kon, heeft hetzelfde vermogen en dezelfde uitwerking. Wie gerust zjjn weg wil gaan, wie gemoedigd wil arbeiden, wie getroost wil zijn bij teleur stellingen, hij versta, wat de profeet ook tot hem te zeggen heeft en hij zie op tot Hem, die zelfs Zijn Engelen uitzendt in 't belang van het volk, dat Hem vreest en op zjjn goe dertierenheden hoopt. Bouma. Mensclienvrees. De Christen, wiens hart door de genade des H. Geestes vernieuwd is, verkeert gedurende zjjn leven op aarde in een eigenaardigen toe stand. Hfi is immers niet meer van de wereld, en nochtans leeft hjj in de wereld. Hij wordt niet meer tot de wereld gerekend, en nochtans moet hij in de wereld verkeeren. Hij is een nieuw schepsel geworden, maar God liet dit nieuwe schepsel blijven in zjjn oude omgeving. De Heere neemt zijn kinderen, die Hij uit de duisternis heeft overgebracht tot zijn wonder baar licht, niet onmiddellijk weg uit de wereld, en Hij brengt ze niet dadelijk over' in hun hemelseh vaderland. Het is Zijn wil en welbe hagen, dat ze nog geruimen tijd als vreemde lingen op aarde verkeeren, en samenwonen met mensehen, die niet eensgeestes met hen zijn die door een ander beginsel worden gedreven die andere wegen bewandelen die een ander doel najagen die zich gewoonlijk verlustigen, in hetgeen de Christen verfoeiten die op hun beurt verfoeien, hetgeen de Christen uitnemen- der acht dan allen rijkdom. Het is dan ook geen wonder, dat de Chris ten, die niet meer tot de wereld behoort en nochtans in de wereld moet verkeeren, in die wereld verdrukking heeft te lijden. Christus heeft het zfin discipelen voorzegdin. de we reld zult gjj verdrukking hebben. En reeds negentien eeuwen aaneen is deze voorzegging aan alle geslachten van de beljjders van Chris tus bewaarheid geworden. Een Christen wordt in de wereld verdrukt. Er is altijd wrijving tusschen de kerk en de wereld. Er is altijd vijandschap tusschen de discipelen van Jezus en degenen, die niet in Hem willen gelooven. De verhouding is wel niet altjjd even gespan nen. De belijders van Christus worden wel niet altjjd vervolgd met het zwaard en als schapen ter slachting geleid. Maar ook in de vredigste tijden wordt toch altijd de voorzegging vervuld in de wereld zult gjj verdrukking hebbenen op velerlei manieren komt telkens weer de vijandschap aan het licht. In deze vijandschap der wereld schuilt nu voor den Christen een ernstig gevaar. Dit gevaar is hierin gelegen, dat de Christen zoo licht door menschenvrees wordt bevangen. En die vrees voor de menschen kunnen we in den Christen ook zoo ten volle verklaren. Vooreerst toch is het getal van degenen, die den Heere Jezus Christus in waarheid volgen zoo klein, gerekend tegenover het aantal van degenen, die Hem ongehoorzaam zjjn. Het kuddeke trouwe beljjders is zoo nietig, indien ge het vergelijkt met de menigte dergenen, die den Zoon niet kussen en Sions Vorst niet als hun Heere willen er kennen. Het is ten allen tjjde een kleine min derheid, die de knie voor Koning Jezus buigt. In de tweede plaats zjjn degenen, die den naam van Christus aanroepen en bjj Hem hun vol komen zaligheid zoeken in den regel niet de grooten in den lande. Niet vele rjjken en edelen, niet vele machtigen en grooten, niet vele wjjzen en verstandigen worden onder de discipelen des Heeren geteld. De twaalf Apostelen waren Galileesche visschersen degenen, die door hun woord tot Christus worden gebracht, zjjn in den regel menschen uit den eenvoudigen stand. En daartegenover staat nu die machtige wereld en in die wereld vindt ge de mannen van naam, de menschen van invloed, de grooten, de mach tigen, de rjjken, de geleerden, die den toon aangeven en de wereld regeeren. De menschen vrees is derhalve in den Christen zeer goed te verstaan, en het gevaar is werkelijk groot, dat hjj door die vrees voor de menschen wordt be vangen. Maar tegen dit gevaar worden we dan ook in de Schrift zeer ernstig gewaarschuwd. Petrus waarschuwt de vreemdelingen in de verstrooiing tegen de menschenvrees. Ze werd ook gevonden bjj de Christenen van dien tjjd. Daarom zegt hjj„en vreest niet uit vreeze van hen, en wordt niet ontroerd 1" De menschenvrees moet worden bestreden. Hoeveel oorzaak er ook is om de menschen te vreezen en hen te ontzien, de Christen mag ze toch niet vreezen, en hjj mag ze niet ontzien. Doch nu wjjst dezelfde apostel ons niet al leen op de krankheid, maar als een goed me dicijnmeester biedt hjj ons ook het geneesmiddel aan, waardoor wjj van deze krankheid kunnen worden verlost. Wat moeten wjj doen om van de vreeze voor de menschen te worden onthe ven, en kloekmoedig en onvervaard alles te doen, wat een Christen vindt om te doen Hierop geeft Petrus dit antwoord vreest niet uit vreeze van hen, en wordt niet ontroerd; maar heiligt God den Heere in uwe har ten l Ziet daar, het geneesmiddel tegen men schenvrees wjj moeten God den Heere heiligen in onze harten. En mocht dit antwoord nog niet al te duidelijk zjjn, dan breng ik u te binnen een ander antwoord van denzelfden apostel, toen hjj stond voor den Joodschen raad, en toen hfi zeidemen moet Gode meer gehoor zaam zijn dan den menschen I En dan breng ik u ook nog te binnen een uitspraak van den Heere Jezus Christus, welke Hfi zfin jongeren voorhieldvreest niet voor degenen, die het lichaam kunnen dooden, maar de ziel niet kun nen doodenmaar vreest veel meer Hem, die beide, ziel en lichaam kan verderven in de hel! Het geneesmiddel om van menschenvrees te worden verlost is de vreeze voor God. God wordt geheiligd in onze harten, wanneer Hfi in ons hart op den voorgrond staat. Heiligen beteekent afzonderen. Zoo wordt God in het bart van den Christen geheiligd, wanneer Hfi afgezonderd wordt van alle schepselen, zoodat we Hem vreezen boven alles. Toen Jozef tot Potifars huisvrouw zeide Zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen Godtoen hei ligde Jozef God in zfin harte. De wraak van Potifars schaamtelooze huisvrouw was hem minder dan het ongenoegen zfins Gods. Het moet echter met schaamte worden bele den, dat de Christen vaak meer vreest voor de menschen, dan dat hfi vreest voor den Heere zfin God. Er wordt uit vrees voor de menschen soms zoo veel gedaan, dat om Gods wil moest worden gelaten en er wordt ook omgekeerd uit menschenvrees zooveel soms nagelaten, dat om 's Heeren wil moest worden gedaan. O, die schadelijke menschenvrees Daarom wordt er dan ook tegen dit kwaad in de Schrift zoo ernstig gewaarschuwd. Wfi moeten leeren God den Heere in onze harten te heiligen. Het is een oefening. Wfi moeten leeren God alzoo lief te hebben en te vreezen, dat we voor geen mensch uit den weg gaan, al was die mensch ook nog zoo machtig. In dien het althans gaat om de eere Gods en om de vrede van onze consciëntie. Ja, wanneer het onze persoonlijke zaken betreft, hoemeer we dan maar toegeven hoe beterzfin wfi dan maar liever de minsten dan onze dagen door te brengen in vijandschap en getwist. Maar wanneer het geldt de zaak onzes Gods, schrfift het dan op de posten van uw deur, bindt het dan als voorhoofdspanselen tusschen uwe oogen, graveert het in de palmen uwer beide handen, dat woord van Petrus voor den Joodschen Raadmen moet Gode meer gehoorzaam zfin dan den menschendat woord van Jezus tot zfin discipelenvreest niet degenen, die het lichaam dooden, maar de ziel niet kunnen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1