JOHAKNEIS CALVIJir.
Kerk en Schoolnieuws.
Wij hebben er niets aan toe te voegen. Im
mers blijkt uit bovenstaande hoe goed alles is
uitgevallen en de moeite en offervaardigheid
meer dan beloond zijn.
J. D. WlBLENGA.
Zendings-Tentoonstelling.
In de Zeeuw van j.l. Zaterdag lezen wij onder
bovengenoemd opschrift het volgende
„Tentoonstellingen van allerlei aard zijn te
genwoordig aan de orde van den dag, maar
een Zendingslentoonstelling is nog iets zeer
bizonders.
Welnu, deze zal, in navolging van die te
Utrecht, in Zeeland's hoofdstad gehouden wor
den van 18—21 Oct. a.s. in de groote zaal van
het Schuttershof te Middelburg.
Een uitgebreid Comité van dames en heeren
uit Walcheren heeft besloten deze te organi-
seeren met hulp van Utrechtsche krachten.
Prof.Valeton, voorzitter der Utr. Zend. Vereen.,
heeft de welwillende toezegging gedaan haar
te zullen openen.
Deze tentoonstelling belooft zeer belangwek
kend te zullen worden.
Van de Utrechtsche wordt in de berichten
der U. Z. V. het volgende meegedeeld
Door middel van op doek aangebrachte beel
den, door de kweekelingen der Nederlandsche
Zendingschool vervaardigd, zullen tafereelen
worden voorgesteld uit het werk der Utrecht
sche Zendingsvereeniging. Verder zullen mo
dellen aanwezig zijn van inlandsche woningen,
heidensche tempels, een smidse, allerlei ge
bouwen die op het leven der bevolking be
trekking hebben. De invloed, dien de Zending
daarop oefent, zal worden verduidelijkt door
modellen van kerken en scholen, van woningen
van Christen-inlanders enz. Bovendien zullen
velerlei ethnografische voorwerpen aanwezig
zijn, als: afgodsbeelden, huisraad, wapenen,
werktuigen, enz., terwijl door middel van
graphische voorstellingen het werk der zending
zal worden verduidelijkt. De tentoonstelling
zal een aanschouwelijk beeld geven van het
werk der zending. Een aantal zendelingen, oud
zendelingen en andere personen, die van het
werk goed op de hoogte zijn, zullen van de
tentoongestelde voorwerpen de noodige verkla
ringen geven, zoodat zoowel meer als minder
ontwikkelden hier veel zullen vinden, dat hun
belangstelling wekt."
Natuurlijk juichen wij, Gereformeerden, dit
pogen van harte toe, en bidden mede, dat de
tentoonstelling slagen moge. Onze menschen
zullen dan ook voorzeker er naar toe 1stroomen".
Doch wij zouden willen vragengeldt deze
zendingstentoonstelling alleen Hervormde Zen
ding, in dit geval de Utrechtsche? Of mogen
ook zij, die andere Zendingsterreinen bearbeiden
bijdragen voor deze tentoonstelling inzenden
Misschien weet een lezer of lezeres hierover
inlichting te geven.
J. D. Wielbnga.
(Uittreksel uit het werk van Prot. Doumerque)
door Ds. R. K. te H.
VIII.
Te Noyon had de Reformatie wortel gescho
ten. Calvijns broeder Charles was verdacht ge
hoofd van Baturusak, ofschoon een strenge Mo
hammedaan, liet niet na, op feestdagen of wan
neer een lid van zijn familie ziek was, den
krokokil op een rots, welke bij eb zichtbaar
is, een offer te brengen.
.Ook bij de Makasaren en Boegineezen vin
den wij dezelfde voorstellingen. Van de zielen
der afgestorvenen denkt men, dat zij ten deele
in hoogere gewesten zich ophouden, ten deele
in deze dieren gehuisvest zijn. 't Geloof bestaat
hier verder, dat de krokodil nooit met opzet
een mensch verslindt, daar hij onder de men
schen veel van zijn familie heeft. Wanneer dit
echter soms gebeurt, is 't enkel bij vergissing,
omdat hij een mensch voor 't een of ander beest
heeft aangezien. Niet alle krokodillen stammen
echter van den mensch af. Volgens den inlan
der toch hebben deze dieren soms een tong,
soms niet. Alleen in 't eerste geval zijn zij van
menschelijke afkomst.
.Een ander voorbeeld van bijgeloovige ver
eering van den krokodil vinden wij bij de Ti-
moreezen. In vroegere eeuwen was aan die ver
eering een barbaarsche gewoonte verbonden.
De vorsten van Koepang achtten zich namelijk
van krokodillen afkomstig, en wanneer een
nieuw regeerder den troon beklom, verzamelde
zich het volk met de rijksgrooten aan 't strand,
ter plaatse waar de kroning door een plechtig
offer aan deze dieren zou bezegeld worden. Dit
©ffer bestond in een varken met roode borstels,
maar tevens werd een jongemaagd, fraai uit-
worden. Hij zelf was ter stede, gedrongen door
deze zaakop vijf en twintig jarigen leeftijd
moest men of de kerk werkelijk gaan dienen
of afstand doen van de kerkelijke inkomsten.
In de Meimaand 1534, hij zal 25 jaar oud
worden, is Calvijn tegenwoordig te Noyon
en bedankt het kapittel voor de inkomsten van
de kapel van Gésine en de pastoorsplaats van
Pout-l'Evêque. Plotseling, 26en Mei, werd (zoo
melden de registers van het kapittel) de heer
Jan Calviju gevangen gezet in de Corbautpoort,
omdat hij den dag vóór de H. Drievuldigheid
tumult gemaakt heeft in de kerk. Voorgewend
tumult 1 3 Juli vrijlating5 Juli nieuwe hech
tenis daarna weer vrijheid. En nu de legende
van .het gloeiend ijzer". In 1552, dus 20
jaren na het vertrek van Calvijn kwam een
zekere Jan Calvijn te Noyon, werd priester,kreeg
een kapel, werd wegens wangedrag afgezet.
Dertien jaren na Calvijns dood in 1577 gaf de
jammerlijke, afvallige Bolsec uit: Calvijn werd
te Noyon geschandvlekt en' op den schouder
gebrandmerkt met het teeken van een lelie
hij was overvallen bij en overtuigd van schan
delijke zondede bisschop veranderde de Btraf
uit medelijden, daar hij anders was verbrand
geworden.
Sedert is deze zwarte en stinkende laster
voortdurend in roomsche boeken herhaald. Zelfs
kardinaal Richelieu gaf zooveel later een smaad
schrift uit, waaarin het handschrift van Bolsec
werd afgedrukt. In 1835 gaf een pastoor van
Genève zelf opnieuw het schotschrift uit. Toen
ging zelfs een protestant Galiffe dezen smader
roemen en schreef aangaande de legende van
het gloeiend ijzer.daarvan weet ik niets, en
.daarom wil ik het noch aannemen noch ont-
kennen". Meer nog. Een roomsche vereeni-
ging maakte van alles gebruik en gaf een his-
torischen roman uit, getiteld
.Lucia de Mommor". In Duitschland volgde
2 jaren later eene vertaling van .Lucia".
André Rivet, in de 17e eeuw, weerlegde de
legende.
Ie. Alle getuigen zijn Jezuieten zij hebben
een getuigenis overgenomen van Bolsec, een
afschuwelijk mensch, die in zijn getuigenis
alleen staat.
_2e. Bolsec's verhandeling is van 13 jaar na
Calvijns dood. Calvijn schilderde in zijn leven
met scherpe kleuren het leven der pausen,
bisschoppen en monniken.
3e. De eene Jezuiet verklaart, dat het on
mogelijk was de schrapping te verkrijgen van
de aeten der registers van Noyon de andere
Jezuiet, dat de acten uitgeschrapt zijn.
4e. Zouden de bestuurders van Noyon, de
vijanden van Calvijn, de acten uit de registers
hebben geschrapt?
5e. Er is onderzoek naar gedaan. Zoo reisde
een Hollander, Cornelis van der Mijle naar
Noyonvernam, dat een notaris een verslag
bezat van een onderzoek naar de voornaamste
gebeurtenissen van Calvijn hij liet zich hetzelve
mededeelenhet bevatte niets op dit punt.
Niet alleen protestanten, ook roomschen heb
ben den vuigen laster weersproken, ja zijn
zelfs met groote kracht voor de waarheid op
gekomen. Onder hen Masson, vriend van Bau-
doin, een der eerste lasteraars. Twee vijanden
van Calvijn, Desmay en le Vasseur, hebben op
het nauwkeurigst de archieven van Noyon en
de uitkomst hunner onderzoekingen medege
deeld. Le Vasseur heeft niet alleen niets ge
vonden ter bevestiging van den laster, maar
gedoscht met bloemen versierd en met welrie
kende olie gezalfd, vlak aan den oever in een
rotsholte op een daartoe gewijden steen ge
plaatst. Hierna werden de krokodillen door een
der aanwezige voorvechters aangeroepen en
doorgaans vertoonde zich spoedig een dezer
ondieren, die de ongelukkige maagd met zich
in de diepte sleepte, maar naar 't volksgeloof,
zich met haar in het huwelijk verbond.
.Van de verschillende stammen in de Mo-
lukken, noemen wij de Alfoeren van Boeroe
en de bewoners van de Aroe- en van de Zuid
wester-eilanden. 't Geloof in de verwantschap
van den mensch met den krokodil vinden wjj,
wat de eerstgenoemden betreft, reeds bij Va-
lentijn vermeld. .Geen Boeroenees," aldus lezen
wij, .zal daarom een Kayman dooden, uit vreeze,
dat hij iemand van zijn naaste bloed, onweten
de zou kunnen ombrengen."
,Bij de Aroeneezen en bij de bevolking van
eenige der Zuidwester-eilanden, bepaaldelijk
Babber en Wetter, worden, althans door enkele
familiën, de krokodillen als voorouders vereerd,
waarom men zich ook van het vleesch dezer
dieren onthoudt. De Aroe-eilanders bewaren
zelfs beelden van de krokodillen in hunne wo
ningen. Nog moeten wij de aandacht vestigen
op de Maleische stammen, die de Philippijnen
bewonen. Zoo hebben de Tagala's een vereering
voor de krododillen en spreken hen met 't woord
nonogrootvader, aan".
(Slot volgt.)
ook toont hij duidelijk aan, dat men twee Cal
vijns heeft verward.
IX.
Noyon verlaten hebbende, reisde Calvijn naar
Parijszich daar echter niet al te zeer in het
openbaar vertoonende, omdat het er voor hem
niet al te veilig was. Tegelijkertijd bevond zich
daar Michel Servet, die er op uit was uit den
boezem der kerk uit te roeien het geloof in de
H. Drieëenheid. Op ©en bepaald uur en in een
aangeduid huis aan de Rue St. Antoine zouden
Calvijn en Servet samen spreken. Op den ge-
zetten tijd, niet zonder gevaar voor zijn leven,
verschijnende, kwam Calvijn te vergeefs, of
schoon hij lang op Servet wachtte. Later moe
ten wij ons al te veel met Servet nog bezig
houden.
Ziende den droeven toestand van Frankrijk
en willende vreedzaam naar zijne consciëntie
leven, trok Calvijn in 1534 uit het land. Door
Angoulême begaf hij zich met zijn vriend du
Tillet naar Poitiers. Karei V noemde Poitiers
het schoonste dorp, dat hij gezien had en de
Landgraaf van Hessen (1602) teekende aan in
zjjn dagboek, welken indruk hij had van de
vuilheid en de leeljjkheid der straten. Poitiers
was echter eene eerste onder de steden van het
onderwijs. Hare Universiteit bezat de vier facul
teiten en die van het burgerlijk recht bloeide
zeer. De smaak voor degelijke wetenschap werd
dikwerf vereenigd met liefde voor de fraaie
letteren en de dichtkunst. Ten tijde van Lode-
wijk XII waren er meer dan 4000 studenten
uit Frankrijk, Engeland en Duitschland. De
studenten werden bijgenoemd de fluitspelers
en kaartspelers van Poitiers, gelijk men sprak
van de dansers van Orleans en de beslijkten
van Parijs. Poitiers bezat drie abdijen en zes
kloosters, en de aan de kerk verbondenen waren
het derde deel der bevolking. Toch was Poi
tiers ook gereformeerd. Uit gindsche huis toog
eenmaal uit Jeanne d' Are, de bevrijdster van
Frankrijk. Maar dit huis is het Hotel Beaucé.
Beaucé, rijk koopman, lid van het stedelijk
liehaam, was de vurigste en invloedrijkste
Protestant. Beaucé vereenigde de gereformeer
den in zjjn hui3Beaucé liet prediken, Beaucé
hield in naam der protestanten briefwisseling
met den gouverneur van Poitiers.
In het Hotel Beaucé kwamen de gerefor
meerden op het einde van 1558 samen en
spraken de predikanten samen, hoe gewenscht
het zou zijn, zoo alle kerken van Frankrijk
ééne geloofsbelijdenis en ééne kerkenorde op
stelden. Dus zal dit Hotel de wieg geweest zijn
van het presbyteriale stelsel voor Frankrijk en
voor de wereld I De eerste Generale Synode
der Fransche kerken vond plaats te Parijs in
1559; de tweede te Poitiers 1561.
Calvijn moest hier zijne vrienden ontmoeten
en eene beroemde, groote boekerij en biblio
theek bezoeken, waarheen de geleerd© lieden
van allen kant zich begaven. Aanstonds was
hij omringd van een uitgelezen kring, als
Philippe Yeron, Jean Vernou, Albert Balienot,
Antoine de la Dugnié, Charles le Sage. De
prior Frans Fouquet ontving hem ten zjjnent.
In den tuin van de Basses-Treilles-straat zette
hij zijne denkbeelden over het H. Avondmaal
uiteen. Deze tuin was eene te gevaarlijke ver
gaderplaats. Calvijn en zijne vrienden gingen
buiten de stad en vereenigden zich in een grot.
Op raad zijns gastheers, die hem niet wilde
verraden, verliet hij Poitiers.
Te Genève vergaderden zich later bij den
Reformator Babinot, Véron en Yernou. Zjj
hebben als zijne eerste discipelen gearbeid.
Yéron liet zich den Verzamelaar noemen, om
dat hij de verdoolde schapen des Heeren wilde
bijeenbrengen. Hij besteedde meer dan twintig
jaren aan dit werk, loopende, dravende, overal
snuffelende en berichten omtrent de waarheid
brengende. Kortom, hij bouwde op het veld en
liet geen hoek onbezocht in Poitou, Hantinge
of Augaumois. Terwijl Calvijn zijn volk toe
riep .ik weet wel, dat gij geen© vergadering
„kunt houden dan met groote vrees. Maar het
.betaamt niet, dat de vrees voor vervolgingen
,ons verhindert de weide des levens te zoeken
.en ons te houden onder de leiding van onzen
.goeden Herder. Daarom houdt moed, terwijl
.gij u aan Hem aanbeveelt. Laat hen, die eigen
.huizen hebben, zich vereerd gevoelen, dat zij
.ze als tempels aan God mogen wijden. Laat
,de anderen er zich niet over beklagen, dat
.zij er voor geloopen hebben". Het punt is,
dat ieder gezin toeneme in heiligmaking. .Want
.als men van zulk eene vergadering tot zijn
.huis is wedergekeerd, moet men toonen, dat
.men versterkt is om beter te doen dan te
.voren, en van daar eenigen geur medebren-
,gen, die zich door alle leden van het huis
.verbreidt. Ten slotte moet het geheele leven
,er mede overeenkomen".
Van Poitiers begaf Calvijn zich naar Orleans.
Tot het einde van 1534 vertoefde hij daar. En
had al zijn tijd noodig om zijn werk te schrij
ven, getiteld.Psychopannychie, verhandeling,
waardoor bewezen wordt, dat de zielen waken
en leven, nadat zij uit het lichaam zijn ge
treden, tegen de dwaling van sommige onwe
tenden, die denken, dat zü tot het Laatste
Oordeel slapen." Uit het voorbericht blijkt, dat
men sedert langen tijd er bij hem op aange
drongen had de verhandeling te schrijven. Zeker
is dit lang geleden geweest, want tusschen het
verzoek en het schrijven is de historie van de
secte, die eerst niet talrijk was en geene hel
dere voorstellingen had, doch daarna duizenden
aanhangers verkreeg en hare denkbeelden wij
zigde. Kennelijk kan zulk eene vermeerdering
en ontwikkeling noch in eenige dagen, noch
in eenige maanden plaats grijpen.
Men beschouwde dus Calvijn langen tijd als
een hoofdverdediger der waarheid. Hem is de
verdediging der waarheid opgedragen De pen
opgevat hebbende schreef hij.Ik weet niet,
.hoe ik mij kan zuiveren van verraad aan de
.zaak des Heeren, indien ik bij zulk eene groote
.noodzakelijkheid zwijg en mijn© gedachten
„bewimpel".
Met du Tillet zette hij zijne reis voort. Door
Lotharingen heen, kwamen zjj te Straatsburg.
Onderweg eene treurige ervaring. Beza be
schrijft ze aldus: „Op genoemde reis hadden
,zij eene hindernis door de laagheid van een
.der dienaren, die zij bij zich hadden. Deze
„dienaar stal op eene plaats bij Metz, Desmes
„genaamd, den lederen zak, waarin al hun
.geld was, en nam een der paarden mede, zoo-
„dat zij in groote verlegenheid zouden geweest
„zjjn, indien niet de andere dienaar tien kronen
.bij zich gedragen had, waarmede zij te Straats-
,burg kwamen".
Weldra begaven zjj zich naar Bazel.
TWEETAL
te Den Helderds. D. Hogenbirk Jzn. te Ne-
derhorst den Berg
ds. J. Tonkens te Langeslag.
BEROEPEN
te Delftds. L. Kuijper te Enkhuizen
te Heerenveen ds. R. Huizing te Koudekerk
te Oldekerkds. K. Bakker te Klasinsveen
te Siddeburen ds. S. W. Bos, cand. te Zwolle
te Uithuizermeedends. J. H. Koers te IJmuiden.
AANGENOMEN
naar Drogeham ds. Y. Tiemersma te Marken
naar Hillegersbergds. M. Rooseboom te
Oosterend.
BEDANKT
voor Zwartsluis: ds. G. Verrij te Giessen
Nieuwkerk;
voor Uithuizermeedends. M. J. Elzinga te
Grootegast.
Ds. H. W. Laman, van Zierikzee, is in
plaats van wijlen ds. A. Littooij tot bestuurs
lid van het Geref. Traktaatgenootschap „Filip-
pus" gekozen.
De 21e Centrale Diaconale Conferentie,
zal D. Y. gehouden worden te Gouda,
op Woensdag 15 Sept. 1909.
De agenda bevat o. m. het volgende
Aan de beurt van aftreding als comitélid
voor Zeeland is dhr. H. S. van Waveren, Haam
die met de heeren M. Quakkelaar, Goes en
P. J. H. van Roo, Middelburg op de candida-
tenlijst is geplaatst.
Mededeeling van het Comité inzake het ver
zoek om verminderd tarief voor de verpleegden
van Diaconiëu in de gestichten der Vereeniging
voor Chr. verzorging van krankzinnigen.
Rapport van de Commissie inzake een Jaar
boekje voor Diaconiën.
Welke is de roeping der Diaconie met be
trekking tot werkeloosheid
a. ten opzichte van de slachtoffers
b. ten opzichte van de middelen ter harer
bestrijding.
In te leiden door Mr. R. van Maare.
Hebben gecensureerde «leden ook recht op
ondersteuning
Diaconie der Geref. Kerk te Winschoten.
Bestaan er principieele bezwaren om voor de
verpleging onzer armen in een ziekenhuis ge
bruik te maken van de hulp der Overheid,
en zoo ja, gelden die bezwaren dan niet ten
opzichte van de verpleging der behoeftige
krankzinnigen in gestichten voor zoodanige
lijders
Diaconie der Geref. Kerk te Assen.
De Diaconiën en de Vereening voor Armen
zorg en Weldadigheid.
In te leiden door Mr. A. J. L. van Beeck
Calkoen.
De Conferentie spreke de wenschelijkheid uit
van het al ot niet zich aansluiten van de Di
aconiën, bij de Vereeniging voor Armenzorg
en Weldadigheid.
Diaconie der Geref. Kerk te 's Gravenhage^
Mag een Diaconie toestaan, dat een arme,
die van de Diaconie ondersteuning geniet, ook