S O E M B A.
De Krokodillenvereering.
ning, verkoop, voeren van processen, oprich
tingen van stichtingen de goedkeuring van
den breeden kerkeraad noodig is.
Anderzijds worde ook eene regeling getrof
fen dat de kerkeraad niet ingrjjpe in wat der
diakenen is.
Volgens art. 25 moeten de diakenen reke
ning doen aan den Kerkeraad (met de diakenen
vergaderd).
De kerkeraad doet dan weer mededeelingen
aan de gemeente. Mededeeling, geen verant
woording de kerkeraad is geen bestuur eener
vereeniging en behoeft geen machtiging bij
wijze van begrooting en doet geen rekening
of verantwoording aan de gemeente om goed
keuring te verkrijgen.
Wel doet de kerkeraad mededeelingen;
daarop hebben de leden recht. Mededeelingen
ook van de diaconale uitgaven in rubrieken
samengevoegd, zonder de namen te noemen
van hen die geholpen werden.
Geen namen moeten genoemdde mee-
deeling der gaven moet in het geheim geschie
den niemand hangt het aan de klok als hjj
zijn vleeschelijke broeder helpt evenmin dan
als uw geestelijke broeder geholpen wordt.
Als iemand het openbaart dan hij die ont
vangt. Dat is het kenmerk van alle barmhar
tigheid naar Matth. 6 3, 4 maar als gij aal
moezen doet, zoo laat uw linkerhand niet weten
wat de rechter doet, opdat uw aalmoes in het
verborgen zy.
Zal de kerkeraad mededeelingen doen dan
leggen de diakenen te voren verantwoording
af aan den breeden kerkeraad opdat deze het
beheer kan goedkeuren en met besef van ver
antwoordelijkheid de diaconie kan dekken.
In het Juli-nammer van het Diaconaal Cor
respondentieblad schreef R. v. M. „dat diakenen,
hoewel afzonderlijk kunnende vergaderen, toch
niet vormen eene vereeniging of bestuurscollege
doch eerder tot op zekere hoogte zijn te be
schouwen als gedeputeerden voor eenige be
paalde zakendat men gemakshalve de diaco
nale vergadering wel betitelt als diaconie, doch
dat men eigenlijk niet spreken kan van een
diaconie die los van en gelijk met den kerke
raad staat".
IV.
Wij kunnen geen diaeonale classis vormen,
maar de diaeonale zaken moeten door den ker
keraad op de classis gebracht worden om èn
door de classis zelf èn door de kerkvisitatoren
advies en hulp te ontvangen.
Moeten de diakoniè'n ook meerdere vergade
ringen houden b.v. classicale diaconiën of
moeten wij staan naar verandering van de
kerkenorde, zoodat ook diakenen als diakenen
kunnen worden afgevaardigd
In bladen en op verschillende conferenties
is daarover gesproken, maar 't is alles op niets
uitgeloopen.
De Synode van Groningen 1899 sprak reeds
uit dat het organiseeren van afzonderlijke ver
gaderingen voor diaconale zaken niet overeen
is te brengen met het verbond en de samen
werking der ambten in kerkelijke vergaderin
gen, zooals die in Belijdenis en K. O. zijn aan
gegeven.
Bfj de Gereformeerden is de plaatselijke kerk
uitgangspunt. Het hoogste bestuur berust bij
den kerkeraad. Deze vergadering uit de personen
van de ambtsdragers, dienaren des Woordsen
ouderlingen bestaande, heeft een rechtstreeksch
II Familie-verhouding.
Voor de menschen van Ihi Wawang is dus
de Krokodil een .heilig" dier gewordenof
misschien beter gezegd de krokodillen zijn hun
familie-leden, hun broeders en zusters. Men
heeft een gemeenschappelijken stamvader,
wiens nakomelingen gedeeltelijk in 't water,
gedeeltelijk op 't droge leven. De krokodil in
't water heeft zelfs de macht, in menschenge-
stalte een bezoek te brengen aan zijn familie
op aarde alleen aan zijn roode kleederen is hij
te herkennen als een bloedverwant uit 't water.
Een man van Ihi Wawang zal dus nimmer
een krokodil dooden of aanvallenniet omdat
het dier .heilig" is, maar omdat 't een familie
lid is.
Evenmin als men iemand van de familie
zonder oorzaak zal vermoorden, zoo komt 't ook
niet in zjjn gedachten op een krokodil aan te
vallen. Men is ook niet bijzonder bang voor
deze ongure monsters. Met een .gerust hart"
zal men gaan baden, hoewel men weet dat zich
op die plaats krokodillen bevinden. „Een kro
kodil zal mij niets doen, wanneer ik niets mis-
1) Overgenomen uit .De Macedoniër".
gezag van den Heere, haar over de gemeente
gegeven, en is tot het bestuur der gemeente
in vollen omvang geroepen.
De meerdere vergaderingen bestaan niet uit
personen, maar uit kerken. Art. 41.
Primum verum van ons kerkrecht isdat
kerken met kerken correspondeeren.
Meerdere vergaderingen niet omdat ze meer
macht hebben, maar wijl meerdere, d. i. ver
scheidene kerken saamkomen. Op de meerdere
vergaderingen heeft men slechts afgeleide macht,
een kerkeraad bezit autoriteit perse.
Op een classis komen kerken saam, vertegen
woordigd door de kerkeraden. Wijl de kerke
raad niet behoort tot den kerkeraad, kan deze
niet komen op de classis.
De classis is geen vergadering van predi
kanten en ouderlingen, neen zij is eene ver
gadering van kerken. De kerkeraad vertegen
woordigt de gemeente.
De diakenen zjjn belast met een bepaald deel
van den arbeid waartoe Christus hen riep. Zij
hebben een bepaalde opdracht met bepaald
mandaat.
De diakenen zijn dus wel op de classis aan
wezig, want heel de kerk vergadert daar en
de kerkeraad die zijn afgevaardigden zond.
Kunnen dan de diaconiën geen afzonderlijke
classis vormen
Zij kunnen wel saam komen ter conferentie,
die allerbelangrijkst zijn voor de bespreking
der beginselen, om advies te geven in de prak
tijk, en in Walcheren zijn wij zoo gelukkig
elk jaar zulk een conferentie te hebben, maar
toch deze vergaderingen kunnen niet meer dan
bespreken en adviseeren besluiten kunnen ze
niet, zij geven zelfs geen waarborg dat de
adviezen opgevolgd worden.
In classis vergaderen kunnen de diaconiën
niet.
Evenmin als de predikanten een classicaal
ministerie vormen als ze pastorale conferentie
hebben en er sprake kan zijn van een classi
caal presbyterium, zoo min kan men classicale
diaconiën hebben.
Een classis is eene vergadering van kerken.
Hoe moet men het dan doen
Waar de kerkeraad zoo dikwijls advies noo
dig heeft, kan ook de diaconie niet zonder
advies en hulp. Hoe die te verkrijgen?
Daar is een weg en die weg moet meer be
wandeld worden.
De kerken vergaderen voor kerkelijke zaken
als ze in classis vergaderen en tot de kerke
lijke zaken behoort ook het werk der barm
hartigheid vandaar zoovele bepalingen aan
gaande het diakenambt.
Uit de acta van verschillende particuliere
Synodes bljjkt dat dikwijls gehandeld is over
diaeonale belangen.
Op de classis is de rondvraag art. 41 of de
armen bezorgd worden en of er ook iets is
waarin de kerk 't oordeel en de hulp der
classis behoeft.
De armen worden afzonderlijk genoemd.
Heeft een diaconie advies noodig, zij brenge
dat op den kerkeraad en door den kerkeraad
op de classisdesnoods ga er eene deputatie
mee uit de diakenen, niet om te stemmen, maar
om toe te lichten en zoo ga men indien noo
dig van classis naar Synode.
Men late zich niet terugwijzen met het
praatje, dat diaconale zaken niet op de classis
behooren het zijn kerkelijke zaken, dus be-
hooren zij op classis. Op de classis zijn de ker
ken vergaderd ook om elkander te adviseeren
ten opzichte van het werk der barmhartigheid.
dreven heballeen wanneer ik schuldig ben,
zal hij mij kwaad doen", zoo is de algemeene
gedachte, 't Is dus maar een kwestie van „een
zuivere consciëntie" om te gaan baden met de
krokodillen.
Alleen wanneer de krokodil de aanvallende
partij is en zonder .bekende" oorzaak iemand
bijt of een paard wegrooft, dan eerst zal men
er eens over gaan denken zich te verdedigen.
En na heel wat gebeden en verontschuldigingen
tot hun Krokodil-Marapoe zal men den schul
digen krokodil te lijf gaan. Uitvoerig wordt in
een gebed met een offerande uiteengezet de
oorzaak van hun optreden men doet 't niet uit
lust tot dooden noch om hun stamvader te be-
leedigen noch omdat men zich niet meer bewust
is van de onderlinge bloedverwantschap. Men
doet 't alleen om zich te verdedigen uit nood
weer moet men optreden tegen den schuldigen
roover-krokodil, die zonder dat men van
menschen-zijde aanleiding had gegeven, b.v.
een paard is komen stelen. Iedere overtreding
moet gestraftzoo is 't immers bij de menschen
op aarde, daarom dan ook bij den krokodil
Na dus alle mogelijke formaliteiten in acht
genomen te hebben, gaat men op jacht totdat
men den schuldige vindt. Hij wordt gedood,
zijn kop wordt afgeslagen en als „afkeerwek
kend en waarschuwend voorbeeld" in een boom
gehangen. Zoo doet men immers ook met
Voorts hebben wij kerkvisitatie, ook voor
diaconale zaken. Die deputaten hebben toe te
zien of het ook in dit opzicht naar behooren
gaat, ze geven zoo noodig advies.
Zoo hebben meerdere vergaderingen de dia
coniën te eeren.
Zoo zij er geen verflauwing der grenzen.
Ieder kenne de verhoudingen en wete zijne
plaats en dan zullen alle organen samen wer
ken, ieder naar zijn aard en wijze, tot de op
bouwing van het lichaam van Christus.
H. Meulink.
JOHANNES CALVIJN.
(Uittreksel uit het werk van Prof. Doumerque)
door Ds. R. K. te H.
VII.
De periode van Calvijns vlucht uit Parjjs tot
op het oogenblik, dat hij Frankrijk verliet,
bracht hem veel onrust. Veel van dien tijd
ligt in het duister.
Onder de verdichten naam van Charles d'Es-
peville logeerde hij te Angoulême in de Ge-
nèvestraat bij zijn vriend Louis du Tillet, pas
toor van Claix en domheer van Angoulême.
De gulle gastvrijheid zijns vriends vergold hij
door hem de Grieksche taal te onderwijzen,
die toen nog weinig beoefend werd. Dit onder
wijs bezorgde hem den bijnaam van „de Griek
van Claix".
Angoulêmenauwe en sombere straten,
karren kunnen niet overal door, voetgangers
moeten voorzichtig zijn en oppassen voor uit
stallingen en lage luifels, de pannen gieten
het water bij stralen van de daken of dit doet
de dakgoot, die de ongeplaveide straat in een
modderpoel veranderter zijn mesthoopen op
de pleinen, mesthoopen aan den rand van de
wallen, mesthoopen in de straten, mesthoopen
overalde bisschop laat den mest uit zijne
stallen op de markt werpen.
De bisschoppen verteerden hun inkomen
aan het hof. Een van hen, die op twee
en twintig jarigen leeftijd benoemd was, stierf
twee jaren daarna, voordat hij tot bisschop kon
gewijd worden. Gedurende een veertigtal jaren
aanschouwde de kathedraal geen enkelen bis
schop. De bisschop-koopman, die het recht
bezat om alleen veertien dagen in het jaar
wijn in het klein te verkoopen, was zoo ne
derig, dat bfl zjjn eersten intocht in de stad
vier edellieden, daartoe verplicht, hem droegen,
ieder vasthoudende een poot van zijn zetel.
Is nu niet verklaard de bittere spot en de bij
tende woorden van Calvijn tegen het episcopaat
Soms woonde hjj in de merkwaardige kathe
draal den dienst by. En meer dan ééns weer
klonken onder die gewelven zjjne leerredenen.
Want du Tillet verzoeht hem eenige preeken
en christelijke betoogen op schrift te brengen,
die hjj door pastoors in den omtrek liet voor
dragen, wanneer er predikatiën gehouden
werden, om aan het volk eenigen smaak van
de ware en zuivere kennis van zjjn heil in
Jezus Christus te geven.
Waaraan arbeidde toen Calvijn, dikwijls ge
heeld nachten doorbrengend zonder te slapen
en dagen zonder te eten Aan datgene, wat
eenmaal de Institutie zou worden. Omringd
van bekwame mannendu Tillet en Antoine
Chaillon, prior van Bouteville, de abt Bassac,
de heer van Torsac, en la Place. Gewoonlijk
hielden zy samenkomsten in het huis van den
prior buiten de poort der stad. Steeds had
paarden-dieven onder de menschen. Men speurt
den dief op, hakt hem zyn hoofd af en hangt
dit op aan den eersten den besten boom in de
nabijheid.
„Wat voor menschen-hoofden hangen daar in
dien boom vroeg eenige maanden geleden de
posthouder van Memboro op een reis in 't
binnenland. En de man antwoordde: „o, dat
zyn maar twee karbauwen-dieven 1" Snel recht
en kort recht dus.
Men zal echter niet zonder goede overtuiging
tegen een krokodil optreden. In den regel,
wanneer een krokodil iemand doodt of een
paard steelt, zal de schuld bij den mensch lig
gen. Door een overtreding van den adat, haalt
hy zich de wraak van zyn krokodil-voorouders
op den hals. En zwijgend en duldend onder
gaat men zyn oordeel, zonder op weerwraak
bedacht te zyn. Zelfs menschen van een ander
geslacht, die niet in zulk een nauwe familie
betrekking staan tot den krokodil, zullen niet
zonder oorzaak een krokodil dooden. Er zyn
natuurlijk uitzonderingenmaar die heeft men
bij de menschen ook. Op aarde gaat men ook
wel eens strooptochten houden en koppen
snellen in een naburig landschap, zonder dat
er een bepaalde oorzaak is. De beroofde familie
beweent dan natuurlijk zyn dooden, op zulk
een gewelddadige wjjze omgekomen door den
plunderenden vijand. Zoo ook onder dekroko-
Calvyn by het openen van eenig boek de
woorden in den mond, niet„laat ons de waar
heid zoeken", doch calvinistisch: „laat ons de
waarheid vinden".
Heeft hjj bjj du Tillet ontmoet den beroem
den Rabelais, den schrijver van Pantagruel
Het is zeker, dat deze de gastvrije woning in
de Genève-straat bezocht heeft.
Een oogenblik hebben de reformatoren ge
dacht, dat Rabelais, de groote tegenstander
van de nachtschool, een vriend des Evangelies
was. Met het jaar 1535 barste de vervolging
los. En Rabelais, die liefst niet martelaar
werd, ging onder de kardinalen bescherming
zoeken. Hjj was slechts man van de Renais
sance. Calvjjn liet zich scherp uit in zyne
Verhandeling over de Ergernissen tegen den
grooten spotter, die het antwoord niet schul
dig bleef en Calvijn aldus ging noemen„de
„tegennatuurlijkheid bracht voort de dwazen,
„schijnheiligen en huichelaars, de razende
„Pistolen, de daemonische Calvjjns."
Er was geene gemeenschap tusschen den
man, die altjjd lachte en den strengen refor
mator tusschen den man van het „groote
misschien" en dien van de „zekere waarheid
Gods"tusschen dien van de zinspreuk„doe
wat gjj wilt" en dien van het beginsel„ik
wyd mjjn hart als een offer aan den Heere."
Het verblijf te Angoulême was van korten
duur, tusschen 1 November 1533 en Mei 1534
en werd afgebroken door dat te Nérac in
April 1534. Er is geen stad in Frankrijk, zelfs
niet Rouaan en Lisieux, die zoo het 13e en
14e eeuwsche karakter bewaard heeft. De
straten zjjn nauw, somber en vuil, nauwelijks
eenige meters breedde verdiepingen naderen
elkaar zoo, dat de daken slechts eenige voeten
van elkaar verwijderd zyn. De heeren der 16e
eeuw konden zich vermaken met springen
over de straten, terwijl zy op de daken liepen.
Twee moedertjes konden elkaar een brandhout
toereiken om haar vuur weer aan te maken.
Men had er geen lucht en geen licht.
Park van Nérac, gij zjjt geweest de pracht-
tuinen van het koninklijke Hof en het
Hof van Hendrik IV was zoo goddeloos
Ziet, dat is het stroompje van Saint Jean,
waar in zich verdronk de schoone Fleurette,
een slachtoffer van Hendrik IV uit minnenijd.
Verbeeldt gjj u niet in deze lachende en heer
lijke omgeving u voor te stellen het Hof van
Frankrijk, van Catherina de Médicis, Marge-
retha van Valois en Hendrik van Béarn
Maar wat kwam Calvijn hier doen
Nérac was toen het Nérac, niet van Hendrik
IV, doch van Margeretha van Angoulême,
eenige zuster van Frans I en moeder van
Jeanne d'Albret. Sedert 1530 maakte zy Nérac
tot eene vrijplaats voor alle ongelukkigen.
Marot, die 1535 aankwam, verheerlijkte deze
ballingschap als zoeter dan de vrijheid. Men
vond daar den christendichter Nicolas Denisot
den dichter en wiskundige Pelletier, de doctoren
en theologen le Fèvre, Gérard Roussel, Michel
d'Arande, het geheele gezelschap van Meaux.
Margaretha was allen alles en kon het zjjn,
geleerd met de geleerden, dichteres met de
dichters, godgeleerde met de theologen. Zjj
ging eenerzyds op in de Renaissance en ander
zijds dreef zy mystiek. Doch de tyd was daar
van het handelen der helden. En Calvjjn kwam
een bezoek brengen aan le Fèvre aan het Hof
te Nérac. - Van le Fèvre verscheen in 1534 te
Antwerpen bjj Lempereur de Bijbel met zyne
Hebreeuwsche en Grieksche varianten. Op het-
dillen. 't Gebeurt soms dat een „slecht en boos"
mensch, uit louter moordzucht een krokodil
doodt. De menschen vinden dan 't ljjk van den
vermoorden krokodilmen beweent hem als
een familielid; men heft over hem een klaag
zang aan evenals bjj een menschen-doode.
Maar is de krokodil de aanleidende oorzaak
geweest, dan erkent men dat en zegt dat hjj
door eigen schuld is gestorven. Geljjk b.v. bljjkt
uit 't volgende lied. De krokodil, genaamd I
Wala Wina heeft een vrouw gedood en uit
weerwraak hebben de menschen hem gevangen
en zyn kop in een boom gehangen. Zyn echt
genoot, genaamd I Bara Oeroe, heft nu een
klaagzang over haar gestorven man aan en
zingt
O, Walla Wina, Wala, Wina
gjj zjjt 'tzelf geweest,
gjj, die ruim van maag zjjt,
die gestolen hebt,
gestolen een zwangere vrouw.
En dan volgt een uitvoerige opsomming van
de verschillende plaatsen aan de kust en van
de verschillende riviermondingen, die zy vroe
ger met haar man op hun gemeenschappelijke
zwerftochten heeft bezocht. Zjj besluit nu met
de volgende jammerklacht
onze paarden keerden om,
onze lichamen kwamen terug
o Wala Wina,