Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redaeiie ran: Ds. L. BOUMA en Ds. B. I. LiMU. 7e Jaargang. Vrijdag 30 Juli 1909. No, 6. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drukker-OMgever A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER AD YERTENTIEN per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 35 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. PAULUSINDRUK VAN ATHENE. En terwijl Paulus hen te Athene ver wachtte, werd zijn geest in hem ontsto ken, ziende, dat de stad zoo zeer afgo disch was. Hand. XVII 16. Naar Athene heeft menigeen zijn schreden gericht, want die stad stond hoog aangeschre ven bij de volken. Velen hebben ook een be schrijving van haar gegeven, om aan anderen te laten zien, welk een machtigen indruk zij op hen gemaakt had. Haar lof is verbreid, en haar deugden zijn bezongen, zooals bijna van geen andere stad. Wij zijn daarom te meer ver langend, om te weten, wat de Apostel Paulus in haar gezien heeft. Welnu, Lucas deelt ons mede, dat zijn geest ontstoken werd, ziende, dat de stad zoozeer afgodisch was. Stelt het u te leur Zegt ge misschien hoe is 't moge lijk, dat dit het eenige is, wat ons bericht wordt Had de Apostel dan geen oog voor de schoonheid der gebouwen, welke zijn oog aan schouwde? Trof het zijn oor niet die zuiverheid der taal, welke daar door allen gesproken werd Gevoelde zijn hart niets van de waarde der kunst, waaraan deze bevolking haar vele gaven gewijd had Heeft hij in 't geheel niet de be- teekenis verstaan, welke deze stad der steden gehad heeft voor de ontwikkeling en de bescha ving van het menschelijk geslacht Merkt hij niets van het groote onderscheid, dat er bestond voor de tempels en altaren, welke hier ter eere der goden gebouwd waren en de ruwe en lompe op andere plaatsen Is het voor hem precies hetzelfde een beeld der godheid, dat aan alle eischen der kunst beantwoordt en de gedroch telijke, welke hij bij andere volken gezien had Ziedaar vragen, welke bij u oprijzen kunnen, die althans bij velen opgekomen zijn. Wat doet die man in deze stad, als hij nergens anders vatbaar voor is dan voor ergernis. Wij zullen niet beginnen met een poging om den Apostel te rechtvaardigen en de bedenkingen, tegen zijn handelwijze gerezen te weerleggen. Om hem geheel te verstaan, moeten wij niet alleen den ken aan wat hier staat, maar ook aan wat er vervolgens nog medegedeeld is. Bovendien ge tuigt het niet voor hen, die den moed hebben tegen hem allerlei beschuldigingen in te bren gen, zonder zich behoorlijk rekenschap gegeven te hebben van zijn geheele gedrag, en daarom kunnen wij ditmaal wel volstaan met een ant woord te zoeken op de vraag, of er oorzaak was voor deze stemming bij Paulus. Was zijn geest billijk in hem ontstoken Zeer afgodisch was de stad. Zoo staat er en zoo was het naar aller getuigenis. De afgoderij had in die dagen overal bijna haar heerschappij gevestigd. In alle landen schier knielden de volken voor de goden. Alleen Israël kende den waarachtigen, levenden God, en bracht den Schepper der hemel, en der aarde lof en dank. Overigens wandelden allen op den weg, die van den sprinkader des levens afvoerde en er toe leidde, dat zij de onverderfelijkheid Gods veranderd hadden in de verderfelijkheid van het schepsel. In dit opzicht was er geen verschil. Het was in alle steden en dorpen hetzelfde. Maar Athene genoot de treurige eer, dat zij afgodisch was in hooge mate, dat zij verder dan eenige andere stad op dien heilloozen weg gevorderd was, dat zij het meest vervreemd was van den Vader der lichten, bij wieh geen verandering en geen omkeering is. Paulus had dit dadelijk gezien in elke straat, waarlangs hij ging, op elk plein, dat zijn voet had betreden, ja er was geen plek in de gan- sche stad of het was voor hem uitgekomen. Gelijk Athene's poorten openstonden voor alle vreemdelingen, zoo was er ook plaats binnen hare muren voor alle goden en godinnen. Pheniciërs, Egyptenaren, Babyloniers en an deren hadden aldoor het aantal goden er ver menigvuldigd en nog altijd was er plaats voor andere. Het was, alsof de Atheners dachten, dat in de groote menigte der goden de heer lijkheid hunner stad lag. Nu daarover was 2ijn geest ontstoken en mij dunkt het behoeft ons weinig moeite te kosten om dit te verstaan. Wie den Apostel eeniger- mate kent, behoeft zich daarover niet te ver wonderen. Hij toch is de man, wiens oogen open waren voor de heerlijkheid en de maje steit van den eenigen God hij hoorde dage lijks de hemelen Gods eer vertellen en het uitspansel Zijner handenwerkhij verstond, dat de dag aan den dag overvloedig sprake uitstortte en de nacht aan den nacht weten schap toondehij wist, dat er geen spraak en geen woorden zijn, waar hun stem niet wordt gehoord. Die openbaring Gods in de natuur, in al de werken Zijner handen was zoo dui delijk, zij sprak zoo krachtig tot den mensch naar het beeld Gods geschapen, zjj drong zich aan hem op en zjj noopte hem om te luisteren naar haar stem, zoodat er wel een ontzettende maeht der duisternis noodig was om haar licht te dooven en haar glans te verdonkeren. En hier in dit oude beroemde Athene leefde een bevolking, die wijzen als Socrates en Plato tot haar leermeesters had gehad, aan wie rijke gaven van verstand en hart waren geschonken, die een school van ontwikkeling en beschaving doorgekomen was als geen andere en niettemin was zij tot zoo'n lagen trap gezonken en had zij zich aan aller lei afgoderij overgegeven. Dat een onont wikkeld, onbeschaafd volk er toe komt om de zon, de maan en de sterren te aanbidden, om te meenen, dat de Godheid goud en zilver is en woont in tempelen door 's menschen hand gemaakt, het is erg, het is door en door be droevend, maar dat een volk hoog staande in ontwikkeling zoo ontzachlijk ver vervoerd wordt, zou dat een Paulus ongevoelig laten Neen, dat zou onmogelijk zijn. De uitwerking, welke de aanschouwing op zijn geest heeft, is dan ook niet onverklaarbaar en onbegrijpelijk, eer moet men zeggen: zij is.natuurlijk, het kon niet anders. Er was derhalve wel oorzaak, dat zijn geest ontstoken werd. Hoe komt ook hier weer uit, welk een man deze Paulus is geweest. Wij zouden ons mis schien hebben laten verleiden om alleen de schoone vormen te bewonderen, om het genie te verheffen, dat hier schitterde in de werken der kunst, maar hij ziet de afgoderij, welke uit heel die omgeving sprak en hij bedroeft zich er over. Nog sterker. Zijn geest wordt in hem ontstoken. Het vuur der heilige verontwaar diging ontbrandt in zijn borst en hij ijvert tegen de onteering van den Machtige Jacobs. Het is niet de Jood, die uit de hoogte neer ziet op den heiden en zich laat voorstaan op zijn wetten, het is niet de Semiet, die de kinderen van Japhet veracht en waant, dat hij beter en waardiger is dan allen, maar het is de trouwe dienaar van Jehovah, die niet dulden kan, dat de schoonheid van lijnen en vormen, dat de menschelijke gaven en krachten onttrokken worden aan den wettigen Eigenaar en in dienst gesteld van de goden, die ijdeler dan de ijdel- heid zelve zijn. Paulus is hier voor velen, die zich Christe nen noemen een beschamend voorbeeld. Wat gevoelen zij er van, dat de Naam des Heeren onteerd, dat Zijn heerlijkheid verdonkerd en Zijn deugden gelasterd worden Yoor hun eigen eer en naam strijden zij, doch of een volk God of de goden vereert en dient is hun hetzelfde. Hoe is het met u Weegt de heerlijkheid Gods u op de ziel? Wordt uw geest ontstoken als gij merkt, dat uwe medemenschen God ont- eeren Ontbrandt het vuur des ij vers in uwe borst, als gij ziet, dat uwe naasten God ver laten en zich zelf uithouwen bakken, gebroken bakken, die geen water houden? Doet het u pijnlijk aan, wanneer gij ontwaart, dat de mensch er toe neigt om voor ieder een altaar te bouwen, waarop hij de wierook des lofs brandt, behalve voor Hem, die eenmaal alle dingen in 't aanzijn heeft geroepen en nog alle dingen draagt door het woord zijner kracht Instede van den apostel Paulus te beschuldigen van ongevoeligheid tegenover de schoone voort brengselen van den menschelijken geest, past het u veeleer om u zelf te verootmoedigen over den weinigen ijver voor de eere des Heeren, die er in u woont. Bouma. Op verzoek van onderscheidene lezers van ons blad drukken wij af wat onze kerkelijke pers in betrekking tot het overlijden van Ds. A. Littooij te lezen gaf. Red. Zaterdagavond j.l. ontsliep in Zijn Heere en Heiland Ds. A. Littooij, Etn. Pred. van de Geref. Kerk van Middelburg A. Met hem is veer een van de oude garde heengegaan. Hij was een der uitnemendste predikanten van de voor malige Chr. Geref. Kerk, die op haar ontwik keling door woord en pen grooten invloed heeft gehad. Na eerst twee jaren de kerk van St. An na-Parochie (Fr.) te hebben gediend, werd hij in 1867 naar Middelburg geroepen, alwaar h(j onafgebroken heeft gearbeid, totdat hij ten vorigen jare zijn emeritaat verkreeg. Hier mocht hij in 1905 zijn veertigjarige ambts bediening herdenken, en hield hjj bij die ge legenheid een treffende gedachtenisrede over Deut. 2 7b.„Deze veertig jaren is de Heere, uw Godmet U geweestgeen ding heeft U ont broken(Trouw geleid en rijk gezegend, met toespraken van dr. L. H. Wagenaar en ds. L. Bouma, uitgegeven door D. H. Littooij Az. te Terneuzen). Lange jaren was ds. L. Curator van de Theol. School, wier groei en bloei hij krach tig heeft bevorderd en voor wier zelfstandig bestaan als eigen inrichting der kerken hij dapper heeft gestreden tot aan zijn jongsten snik. Toen z. i. haar zelfstandig bestaan gevaar liep, blies hij alarm in zijn geschrift„De be dingen". Toen de Theol. School in 1904 haar gouden jubilé vierde was het dan ook onge twijfeld meer dan eene gewone formaliteit, toen ds. L. als oudste Curator der Th. Sch. door H. M. de Koningin benoemd werd tot Ridder in de orde van den Nederl. Leeuw. Groot was zijn invloed op kerkelijk gebied door zijn weldoordacht, helder en scherp be- lijnd woord op de kerkelijke vergaderingen. Als „Vader Littooij" opstond, voelde ieder dat hij metterdaad ook iets had te zeggen, en sloeg zijn woord in den regel in. Toen op de voort gezette Synode van Assen in 1888 (in Jan. '89 te Kampen gehouden, waarop ook Dr. A. Kuy- per en wijlen Dr. Mr. v. d. Bergh tegenwoordig waren en de eerstgenoemde onafgebroken eene rede hield van 4 uren lang) de kwestie van de vereeniging der beide kerkengroepen ter sprake kwam, was het door den invloed van ds. Littooij, dat die vereeniging toen nog niet tot stand kwam. Ds. J. v. d. Linden, ds. J. Bavinck, Prof. dr. H. Bavinck e. a. hielden allen welsprekende redevoeringen voor de vereeniging, zoodat ieder dachtde vereeniging komt tot stand. Maar toen stond ds. L. op en sprak met trillende stem een aangrijpend woord, om niet overhaast te werk te gaan, maar op goede gronden (ook in betrekking tot de Th. Sch.) de vereeniging tot stand te brengenen de zaak was be slist. Het voorstel om vooralsnog uit te stellen werd met 26 tegen 14 stemmen aangenomen, en in de Conceptacte werden twee belangrijke wijzigingen gebracht, in zake het voortgaan met de actie van 1886 ter plaatse waar reeds eene formatie van 1834 bestond en in betrek king tot de Theol. School. Er waren er toen niet weinigen, die niet zeer ingenomen waren met het woord van Ds. .L., maar van achteren beschouwd heeft de Synode zeer wijs gedaan door te luisteren naar de waarschuwing van den ervaren Mid- delburgschen predikant, die wist welke be zwaren er in de Kerken gevonden werden, en die ter voorkoming van scheuring zooveel mo gelijk daaraan wilde tegemoet komen. En zoo is na de Synode van Leeuwarden de vereeni ging der Geref. Kerken, zonder belangrijke scheuring, dan ook op de Synode van Amster dam (17 Juni 1892) tot stand gekomen, voor welken goeden gang van zaken de kerken aan ds. Littooij veel dank verschuldigd zijn. Maar niet enkel op kerkelijkdoch ook op velerlei ander gebied was ds. L. een man van beteekenis. Op politiek gebied is de verovering van het district Middelburg door de anti-revo lutionairen voor een groot deel aan zijn invloed te danken. Op filantropisch gebied heeft Z.Eerw. eveneens zeer geijverd. Mede door zijn arbeid kwam ook te Zeeland de vereen, tot Chr. Verzorg, v. Krankz. tot stand. Bij de opening van hare stichting „Vrederust" werd ook door ds. L. het woord gevoerd. Van het Geref. Tractaatgenootschap „Filippus" was hij jaren lang bestuurslid, en hoorden we hem op de alg. vergadering te Gouda nog met jeugdig vuur aan de discussie deelnemen. Ook aan den arbeid der Pers nam hij een werkzaam aandeel. Onderscheidene geschriften (meest brochures) zagen van zijne hand het licht, o.a. „Het Leger des Heils", zijn open brief aan het Classicaal bestuur van Middelburg, waarin hij op meesterlijke wijze het on schriftuurlijk standpunt van de besturen der N. H. K. aantoonde, waar zij godvruchtige, rechtzinnige dienaren des Woords afzetten, en moderne predikers ongestoord laten voortgaan hunne ontzettende dwaalleer te verkondigen. Kortom op velerlei gebied is ds. L. een man van grooten invloed geweest. Terecht getuigt „de Zeeuw" van hem: „Hij was een kundig theoloog, vaardig schrijver en spreker, werker als weinigen, getrouw in 't belijden, vrijmoedig in 't getuigen van en voor zijnen Heere, ver standig raadgever, machtig organisator, lief hebbend herder en hoogst bekwaam leeraar. Van den eersten dag zijner komst te Middel burg heeft hij met zijn kennersoog 't breede arbeidsveld, hem zoo kennelijk aangewezen, overzien en met vaste hand de hem aangebo den taak ter hand genomen, op elk gebied, onder velerlei tegenstroom, in 't einde met grooten zegen." Bleven de beproevingen hem niet gespaard, hij sterkte zich in den Heere, Zijn God. Op de laatste Gen. Synode mochten we hem voor het laatst de hand drukken. Toen namen zijne krachten reeds zichtbaar af. Thans juicht hij voor den troon des Lams. Trooste de Heere Zijne bedroefde familie en geve Hij in Zijne gunste onzen Kerken nog vele zulke uitne mende mannen als „Vader Littooij." (Goudsche Kerkbode). S(ap). Zeeland's nestor onder de dienaren des Woords is heengegaan. Onze hooggeachte en geliefde vriend en broeder, ds. Littooij is niet meer. Na een zeer werkzaam en vruchtbaar leven slechts kort was zijn rusttijd nam de Heere hem tot Zich.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1