L 1 Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA en Ds. H. V. LAHAN. 7e Jaargang. Vrijdag 9 Juli 1909. No 3. IN MEMORIAM. UIT HET WOORD, Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0HHEHEITSPBUS Drnkker-Oitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER iD TERTENTIEN Zeenvsch Kerkblai per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Toen ds. A. Littooy in het jaar 1867 hier in Middelburg kwam, waren de kerken der schei ding nog gering in aantal en niet sterk. Die weinige kerken waren ook nog verdeeld, want eenige behoorden tot de groep van ds. Lede- boer en andere tot de gemeenten onder 't bruis. Ook hy betreurde die verdeeldheid en het was hem een oorzaak van blijdschap, dat op de. Synode van Middelburg 1869 de kerken der Afscheiding met die van onder 't kruis vereenigd werden tot de Chr. Geref. Kerk. Reeds toen was h\j op die Synode afgevaardigde en sedert dien tijd zonden de kerken van Zeeland hem steeds ter Synode. Daaruit blijkt duidelijk, welk een belangrijke plaats hij in ons kerkelijk le ven heeft ingenomen. Dit dankte hij aan zyn helder oordeel over personen en zaken en aan de wijze waarop hij ter gelegener tijd zijn woord wist te spreken. Vaak bezigde hij de uitdruk king, gals mijn voelhorens mij niet bedriegen" en menigmaal kwam merkwaardig aan het licht, dat hij zich op de juistheid daarvan veilig ver laten kon. Hij is dan ook jaren lang op de Classis, op de particuliere en op de Generale Synode een der vocalen geweest. Hij wist het geschikte ©ogenblik af te wachten en dan be sliste zijn grondig advies dikwerf de zaak. Hij verkende eerst altijd het terrein en overwoog nauwkeerig voor hij waagde. Bijna zeker was hij, als hij een voorstel deed, dat hij daarvoor een meerderheid zou vinden. En wanneer zijn voorstel bestrijding vond, kwam hij eerst in zijn volle kracht en dan bleek steeds, dat hij nog sterke bewijzen, welke zjjn zienswijze recht vaardigden, in voorraad had. De jaren waarin onderhandeld werd over de vereeniging der Chr. Geref. Kerk en de Nederduitsch Geref. Kerken (doleerende) deden vooral uitkomen, welk een beteekenis gehecht werd aan zijn oordeel en maakten, dat zijn naam op veler lippen was. De strijd liep inzonderheid over de .historische continuïteit" en de Theologische School. Littooy's zienswijze over deze beide punten kennen wjj. Met ds. Beuker die ook reeds inging tot de heerlijkheid des he mels diende hij een amendement in, waar van het eerste gedeelte voor ons doel genoeg is. Het luiddetOp plaatsen, alwaar een Ker- keraad van een der beide contracteerende for mation bestaat, zal van weerszijden geen andere gemeente of kerkeraad naast of tegenover den bestaanden worden geformeerd". Met 26 tegen 14 stemmen werd het aangenomen. En wat betreft de Theol. School stelde hij voor: De gezamenlijke Kerken zullen haar eigen Theol. School hebben. Deze gedachte werd met 23 tegen 17 stemmen aanvaard. Zooals wij weten, hebben de vereenigde kerken op beide ge dachten het stempel harer goedkeuring gezet. Over het eerste punt was de strijd weldra vol- streden. Daarover is later geen moeite meer ontstaan. Althans niet op de meerdere ver gaderingen. Maar voor de Theol. School heeft hij als een geoefend strijder nog menigmaal het harnas aangetrokken. Die school had nu eenmaal de liefde van zijn hart. Zelf had hij er zjjn opleiding ontvangen en vjjf-en-twintig jaar lang is hij één harer Curatoren geweest. Aan haar heeft hij een stuk van zijn tijd en van zijn kracht geofferd en hoewel wij ge meend hadden dat een der Professoren bij zijn open groeve de tolk had moeten zijn om uit te spreken, wat die School aan hem verschul digd was, toch deed het ons goed dat de tegen woordige Curator ds. van der Yeen in waar- deerende woorden melding maakte van al zijn arbeid aan haar besteed, want dat zij nog is, wat zjj is, heeft zü mede voor een groot deel aan de standvastigheid van onzen overleden Broeder te danken. Uit mijn eigen ervaring weet ik met hoeveel warmte en bekwaamheid hij haar heeft verdedigd. Sommigen hebben gemeend dat hij na 1902 van zienswijze veranderd was. Ik geloof het niet. Tot het laatst toe heeft hij geleefd in de overtuiging, dat de opleiding van toekom stige dienaren des Woords het veiligst toebe- trouwd was aan de kerken en daarom heeft hij zich ook verheugd over het tot standkomen van het verband tusschen de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit en de Geref. Kerken, zooals het geregeld is op de laatst gehouden Generale Synode. Maar wel was hij den strijd moede, en de schadelijke gevolgen voor het kerkelijke leven duchtte hij. Om die reden heeft hij in een brochure („De Macht en het Recht") spoedig na de Synode van Arnhem verschenen aangeraden om beiderzijds nog wat toe te geven en op de bassis van Professor Bavincb's voor stel tot eenheid van opleiding te komen. Hoe zeer koesterde hij de begeerte, dat dit nog ge beuren mocht tijdens zijn leven. Om een zijner eigen gezegde te bezigen de casus-positie was veranderd en daarmede wilde hij rekening houden. Dit moge men inconsequentie achten, hij heeft zich bij dezen taktiek wel bevonden. Onwillekeurig hebben wij over dezen strijd ons eenige uitweiding veroorloofd, omdat hij in dien tijd op het hoogste punt van zijn kracht heeft gestaan. Wie hem kennen wil in de be teekenis, welke hij gehad heeft voor de ont wikkeling van ons kerkelijk leven, zal vooral moeten nagaan, hoe zijn houding geweest is in dien tijd. In de Herv. Kerk was hij gedoopt en op gevoed, maar uit overtuiging had hij met haar gebroken en vandaar is het te verklaren, dat hij menigmaal een lans gebroken heeft voor het recht der Afscheiding. Bezadigd en kalm was hij in zijn bestrijding van het Herv. Kerk genootschap, doch meermalen heeft hij, als de omstandigheden er aanleiding toe gaven ge duchte slagen uitgedeeld. Velen zullen zich herinneren met welk een kracht hij het verwijt aan de gescheiden Broeders gedaan, dat deze hadden moeten blijven weerlegd heeft en dan bleek het, dat hy het vaandel, waaronder hij streed hoog durfde houden. Hoewel hij niet blind was voor de gebreken, welke ook de Kerken der Scheiding aankleef den en bereid was om het goede te waardeeren, dat buiten hare erve gevonden werd, toch zag hij helder in, dat voor een gezonde ontwikkeling van het Geref. leven een kerk noodig was, die vrij van alle genootschapsbanden was. Daaruit volgde dan ook, dat hij weldra inzag, hoe het reglement van 1869 door de Chr. Geref. Kerk aanvaard, inging tegen de Geref. beschouwing over de plaatselijke Kerken, en Zeeland heeft dan ook op de Synode van Leeuwarden in 1891 voorgesteld om het te verwijderen. Dit gebeurde dan ook. De Kerk mag geen andere macht over zich erkennen, dan die de Vader gegeven heeft aan den Koning over haar gezalfd. Voor hem stond dit vast, dit zag hy helder in en daarvoor heeft hy geijverd altijd weer. Wanneer wy nu ook nog wilden aantoonen, wat hy gedaan heeft voor het christel. onder wijs en de doorwerking van de staatkundige beginselen van de anti-revolutionaire party, dan zouden wij nog een paar kolommen noodig hebben, maar volstaan mogen wy in dit blad met er melding van te maken. Het is boven dien zoo algemeen bekend, dat wy er over zwijgen kunnen. Hy was een geboren leider, die het geheele veld overzag, waarop hy slag leveren wilde en hy vergiste zich bijna nooit in het kiezen van de mannen, die hem steunen konden. Daarbij wist hy zijn kruit droog te houden en het geschikte oogenblik af te wach ten om zijn doel te bereiken. Vaak hebben dan ook zijn politieke tegenstanders erkend, dat hy de man was, die hun nederlaag op nederlaag bezorgde. Dat een man als hy in de pers een krachtig middel zag tot verbreiding van het Koninkrijk der hemelen, bevreemdt niet en het ligt voor de hand, dat hy er gebruik van maakte. Hy was wel niet een veelschrijver, maar hy heeft toch in al die jaren toch heel wat in druk ge geven. Behalve onderscheiden brochures en preeken door hem geschreven is hy jaren lang Redacteur van Philippus' Scheurkalender ge weest, die thans een oplage heeft van meer dan dertigduizend exemplaren. Eveneens was hy vroeger een der Redacteuren van de Zuider Kerkbode, gelijk hy het al den tijd geweest is van het later opgerichte Zeeuwsch Kerkblad. Menig artikel van zijn hand werd in andere bladen overgenomen en in breederen kring met groote instemming begroet. Meestal bleek, dat hy de zaak, waarover hy schreef, in- en doorgedacht had en zoo heeft hy zyn lezers helder kunnen inlichten. Waarlijk hy heeft gewerkt, zoolang het dag voor hem was, hy heeft gewoekerd met de gaven, hem gesehonken en dat hij zooveel heeft kunnen doen, lag vooral hierin, dat hij als een zaak eenmaal zijn belangstelling had gewekt, hy haar niet losliet, hy bleef haar vasthouden, h§ overdacht haar steeds weer, hij wilde haar kennen en doorzien en hy rustte niet voor zy tot haar recht gekomen was. Hy ver loor zich nooit in het vele, hy haalde niet alles omver, hy maakte geen beweging en drukte, maar hy verstond het om iets af te werken tot stand te brengen. Zeker hy was een mensch van gelijke beweging als wy allen en zelf kende hy zich als een arm zondaar, die de geringste van de weldaden duizendwerf had verbeurd, maar ons past het na zyn heen gaan te erkennen het vele goede, dat God ons door hem gegeven heeft. In de laatste jaren werd zyn aardsche huis dezes tabernakels gaandeweg verbroken en dit was een lijden voor hem bij wien de lust tot arbeiden en de wilskracht haast onverminderd bleven, en dit zou voor hem, ware hy nog langer gespaard gebleven, een moeielyke last zyn geworden. Wy missen hem thans, maar misgunnen hem het gebouw niet, dat hij thans by God in den hemel heeft. Zyn voorbeeld wekt op tot trouwen en ijverigen arbeid en zyn heengaan wekt de bede in het hart, dat God, die hem zoolang aan ons gaf, zyn trouwe gade, zyne kinderen en kindskinderen, die zoo innig aan hem gehecht waren sterke en trooste en het gansche geslacht van onzen vaderlijken vriend zegene tot in de verste toekomst ter wille van het verbond, dat van wyken noch wankelen weet. Bouma. IN DEN DOOD VAN CHRISTUS GEDOOPT. Wat zullen wy dan zeggen Zul len wy in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre. Wy die de zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven Of weet gij niet, dat zoovelen wij in Christus Jezus gedoopt zyn, wy in zyn dood gedoopt zyn rom. vi 13. IV. Gelijk het onmogelijk is, dat vuur en water in vrede met elkander zyn, zoo is het even eens onmogelijk, dat een gerechtvaardigde in vrede met de zonde zou leven. Zy zyn nog wel by elkander, maar zy behooren niet meer by elkander. De een haat de ander met een doo- delyke haat en zy zullen nooit meer in vriend schap met elkander leven. Zy kunnen elkan der niet meer verdragen, zy bestrijden elkan der op leven en dood en dit zal altoos zoo blijven. Het kan schijnen, dat zy elkander weder gevonden hebben en dat zy elkander weer in vrede genaderd zijn, doch dit is slechts schijn en weldra blykt het, dat de geloovige opnieuw den strijd begint. Een kracht ster ker dan de hunne heeft hen van elkander ge scheiden en zal hen altijd van elkander ge scheiden houden, zoo zelfs, dat zy elkander eenmaal voor altijd verlaten om elkander nooit meer te zien. Dit nu is duidelijk. Weet gij niet, dat zoo- velen in Christus Jezus gedoopt zyn, zy in zyn dood gedoopt zijn Wie dit weet, waarlijk weet, hy verstaat het en hy kan er niet aan twijfelen. De Apostel spreekt hier over den doop, die een teeken en zegel van de belofte des verbonds is. Niet noodig is het, dat wy hier breed uiteenzetten, wat wy door den doop verstaan. Wy wijzen er echter op, dat de doop hier beschouwd wordt als een gemeenschap tusschen den gedoopte en den Christus. Wy zyn in Christus Jezus gedoopt. Wat bedoelt deze uitdrukking? Zelden wordt in het N. Testament de doop door middel van het hier in 't oorspronkelijk gebezigde voorzetsel in verband gebracht met een persoon. Toch be grijpen we het wel. In Christus Jezus wil hier zeggentot de gemeenschap van Hem. De doop is de band, die beiden den gedoopte en den Christus verbindt. Hy, die dezen doop ontving staat met Christus in een nauwe en innige betrekking. De doop maakte hem los van een verband, waarin hy tot dusver geleefd had en bracht hem in gemeenschap met Chris tus. Dit is de hoofdbeteekenis van den doop. Welnu, waar het zoo staat, daar moet ook er kend, dat hy in den dood van Christus ge doopt is. Ook dit behoeft niet donker te zyn. Ge moet u herinneren, dat de doop in 't eerst door indompeling van het geheele lichaam ge schiedde. De doopeling deed afstand van de wereld en de zonde, daalde daarna in het water en vertoefde een oogenblik geheel onder het water. Het was de duidelijke afbeelding, dat zyn oude mensch in den dood en in 't graf gegaan was. Wat was de oorzaak daarvan Immers de dood en de begrafenis van Chris tus Juzus. Gelijk de doopeling geheel in ge meenschap gebracht was met het water, dat hem van alle kanten omringde, zoo was hy ook in gemeenschap gekomen met den dood van den Christus en uit kracht daarvan werd in hem.de zonde gedood. Het was trouwens ook zyn zonde, die in het vleesch van Christus veroordeeld en gestraft was en zoodra er nu tusschen hem en Christus gemeenschap ont staan was, kon het niet anders, of de zonde moest nu ook in hem sterven. Dit werd hem aanschouwelijk voorgesteld en verzegeld door den doop en hy kon en mocht gelooven, dat wat hy met eigen oogen gezien had, nu ook waar was in hem. Voor velen is de doop een ledige vorm zonder beteekenis, waarmede zy dan ook nooit eenige rekening hoüden, maar voor den Apostel en de geloovigen is het een handeling, waardoor hun ziel in gemeenschap trad met den gestorven en opgewekten Heiland. Hoe vast staat het derhalve, dat de gerecht vaardigden aan de zonde gestorven zyn. De oorzaak daarvan ligt in den dood van Chris tus. Wat Hy gestorven is, dat is Hy der zonde eenmaal gestorven. Hy was tot zonde voor ons gemaakt. De zonde had zich aan Hem opge drongen, zy was als een stroom ep Hem aan- geloopen, zy had Hem des doods waardig ge maakt. Om voor haar te boeten, ^m van haar

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1