zending.
Vergadering van Inlandsche helpers.
heiligmaking.
Kerk- en Schoolnieuws.
Ofticiëele .Berichten»
Advertentiën.
Ondertrouwd (bij Volmacht)
C. DE BREIJ
gen. Ds. L» zal in Middelburg niet vergeten
worden. Wij eeren onzen God om 't geen Hjj
ons in Hem gaf.
Ds. Kerkhof sprak namens de Classehij
stelde in het licht, welk een verlies het ster
ven van ds. L. was voor de naburige kerken.
Hij was bijna onmisbaar. In alle opzichten be
toonde hij zich een strijdbaar held. Op de verga
deringen der classe, zoowel als op de meerdere
vergaderingen, waar hij de classe vertegen
woordigde, nam hij een zeer actief aandeel in
de werkzaamheden. Hij oefende grooten en geza
genden invloed uit op de kerken in de classe,
waarvan enkele uit Middelburg A zijn geboren,
en op de predikanten.
Ds. v. d. Veen uit Goes huldigde namens de
Zeeuwsche Geref. Kerken den overleden broe
der, met zijn helder hoofd en warm hart, den
kundigen exegeet, den gezonden dogmaticus
en den zeer bekwamen practicus. De broeders er
kenden in hem den primus inter pares, wien
telkens de eere werd gegeven de Zeeuwsche
Kerken ter Generale Synode te vertegenwoor
digen. De gedachtenis van dezen rechtvaardige
zal bij hen steeds in gezegend aandenken blijven.
Dezelfde spreker herdacht hem verder als
curator der Theol. School te Kampen. Hij
had een warm hart voor die inrichting, en,
zelf een van haar leerlingen, had hij meer ge
geven aan.-de school dan hij van haar ontvangen
had. Hij heeft de school meer dan 25 jaren ge
diend op energieke wijze, en te midden der
curatoren nam hij een eerste plaats in, wiens
adviezen met belangstelling werden gehoord.
Door professoren en studenden werd hij dan
ook zeer geacht.
Ds. Donner uit Breda sprak namens het Geref.
Traetaatgenootschap „Filippus". Als bestuurs
lid heeft ds. Littooij groote verdiensten gehad.
Meer dan 25 jaren geleden werd „Filippus"
door hem en prof. Lindeboom van Kampen op
gericht, en hij bleef trouw zijn kracht er aan
geven. Vooral als Redacteur van den zoo be
kenden scheurkalender Filippus mocht hij veel
zegen brengen.
Dezelfde sprak ook namens de Vereeniging
tot Christelijke verzorging van Krankzinnigen
in Zeeland. Hij had wel niet veel aandeel kun
nen nemen in de werkzaamheden, doch toen
ds. Donner met hem het plan besprak, beloofde
hij de hulp van zijn woord. Zelfs de bestuurs
vergadering van voor 14 dagen woonde hij nog
bij.
Namens De Zeeuw" bracht de heer M. de
Jonge Jzi uit Goes hulde aan den overledene.
Aan de christelijke pers had ds. L. tal van
jaren zijn krachten en gaven gewijd. Toen het
met het blad „Het Zuiden" niet gelukte, had
hij „De Zeeuw" opgerichtonder z\jn krachtige
leiding was het ten slotte een dagblad geworden,
het eenige Christelijke dagblad in Zeeland.
Mr. P. Dieleman getuigde namens de plaat
selijke kiesvereeniging .Nederland en Oranje,"
dat een groot man ook in het staatkundig le
ven ten grave was gedaald. Hij bracht een dank
bare en eerbiedige hulde aan de nagedachtenis
van den Eere-Voorzitter. Door zijn krachtige
leiding bracht hij het weleer zoo kleine hoopje
töt een macht in Zeeland, zoodat zelfs vele ja
ren reeds zijn geestverwanten in de bestierende
college's vertegenwoordigd zijn of zelfs de
meerderheid hebben. Ernstig wekte hij de hoor
ders op het Christelijk voorbeeld van dezen
grijzen politicus te volgen, en te strijden voor
God en Oranje en Nederland.
Ds. Bouma sprak als vriend van den over
ledenenamens de vrienden. Door eenige persoon
lijke, herinneringen o. a. een examen in Kampen,
toen ds. L. navragen deed uit 2 Cor. 5, enz.
stelde hy in het licht het uitnemend karakter
van den overledene, die wars van alle klein
heid was en tegenspraak spoedig wist te ver
geten. Voor jongere predikanten en vele vrien
den was hij een leidsman geweest, wiens huis
ten allen tijde openstond en wien nooit iets te
veel was, zoo hij helpen kon.
De heer L. J. Vroon, sprekend uit naam van
de Christel. Bewaarschool, wees deze inrichting
aan als vrucht van den arbeid van ds. L. Steeds
was hjj een trouwe raadsman voor het bestuur
gebleven, en veel goeds had hij aan de school
mogen doen. Zijn heengaan is een gevoelig
verlies, maar wij willen Gode zwijgen.
Namens de Geref. Jongelingsvereeniging
.Herman Faukeel* voerde de heer W. v. d.
Kleijn het woord. Hij sprak de waardeering
uit van de leden voor den zoo dierbaren over
ledene, hem dankend voor het vele goede, dat
hij voor de jongelingsvereeniging had gedaan,
Hij, de oprichter, had er bloei aan weten te
geven. Zij zouden hun leeraar en vriend niet
vergeten.
Ten slotte sprak de heer Oranje van Am
sterdam, schoonzoon van den overledene. H\j
wees er op, dat naar den schijn nu alles uit
was. Maar de christen ziet verder. Ds. L. leeft
voor Gods aangezicht en eenmaal zal ook dit
graf zijn prooi moeten loslaten. Dit troost zoo
ongemeen. Namens de weduwe, de kinderen
en verdere familie, dankte hij voor de eer aan
de nagedachtenis van den zoo geliefden ver
want gebracht, en noodigde uit om te zingen
Ps. 89 8.
Plechtig en aandoenlijk, en toch juichend
en triumfeerend klonk het gezang der groote
schare. O, wat is het graf voor de gemeente
van Christus toch anders dan voor de wereld.
Wij kunnen zingen bij de groeve, en danken,
zij het met een bevende stem en een traan
in het oog; maar zij?
Toen ds. Bouma de plechtigheid met dank
zegging beëindigd had, gingen wij naar huis.
Nog een laatsten blik wierpen wij in het graf
en wij zuchtten. Wederom had de Heere één
van de oude garde weggenomen, en wij, jon
geren, blijven achter. Maar toch waren wij
dankbaar. Wat is ds. L. voor velen en voor
veel tot rijken zegen geweestEn het is een
eere, zulk een man en vader, zulk een broeder
en vriend, zulk een leeraar te hebben gehad.
Zendeling van Dijk te Keboemen, van wien
wij reede eenmaal iets mededeelden, heeft aan
de Kerk van Heeg, die hem zond, een belang
rijke brief geschreven, waarin hij vooral be
schrijft een vergadering van Inlandsche helpers.
In het Friesch Kerkblad is deze brief opgenomen.
Te Djocja zou deze helpersvergadering ge
houden worden, waar ook Schreurer's hospitaal
is, en de Keucheniusschool, dus in een echt
Zendingsmiddelpunt. 12 April, Paaschmaandag,
trokken de broeders van alle zijden op, van
Poerbolingo en Keboemen, van Poerworedjo
en Wonosobo, tot zelfs uit Temangoeng, waar
br. Horstman zijn school heeft en arbeidt.
Timotheus, de welbekende, zou voorganger
zijn bij den bidstond. Doch laten wij ds. van
Djjk aan het woord.
„Hij bepaalde onze aandacht bij 't Woord des
Heeren in Joh. 20 19 en 20 waar de opgestane
Heiland Zijnen discipelen gaf, wat wij bij al
onzen arbeid, ook voor de vergadering, zoo
noodig hebben, nl. het bewustzijn, de blijde
zekerheid, dat Hij leeft en dat Hij met ons is,
en ons Zijnen vrede meedeelt. Zonder die na
bijheid zou ons werk niet slagen, zonder die
zekerheid zou ons moed en troost ontbreken.
Dien troost en die kracht kon en wilde de
Heiland ook nu nog schenken, van uit Zijnen
hoogen hemel, waar Hij nabij i3 een iegelijk,
die Hem aanroept in de waarheid.
Maandagavond was de groote kerk bijna vol
geweest. Dinsdagmorgen vergaderden de hel
pers, met enkele predikanten en leeraren en
als toehoorders de leerlingen van de le afd.
der Keuch. School met een paar andere be
langstellenden. Een kleine zeventig helpers
teekenden hunne namen op de presentielijst.
In een open vierkant van twee- of driedubbele
rijen banken schaarden we ons rondom de
tafel, waaraan de president zaten waaraan
straks het moderamen plaats zou nemen.
Waar we eenigszins voor vreesden, het was,
dat onze helpers niet los zouden komen, dat
ze aan ons eenvoudig het woord zouden laten.
Dat zou toch niet minder dan eene mislukking
van de vergadering geweest zijn. De bedoe
ling was dat zij voor den dag zouden komen
om elkaar te leeren, te vermanen, aan te moe
digen, te sterken, en om zich met elkander te
verstaan over de belangen van den arbeid, en
de nooden van hun volk.
Onze vreeze werd beschaamd. Toen na de
opening der vergadering de verkiezing van
een penningmeester en twee secretarissen, en
na een inleidend woord van den voorzitter ds.
Bakker, het eerste referaat gehouden was door
een der helpers van dr. Esser, kwamen de
tongen al spoedig los. De referent had gespro
ken over de middelen om het evangelie te ver
breiden in de dessa's. Onder al de gelegen
heden, waarop spreker de aandacht had ge
vestigd, waren ook genoemd de slametans (een
soort offermaaltijden), die in het godsdienstig
leven der Javanen een groote plaats beslaan,
en waartoe de menschen bij allerlei gelegen
heden in grooten getale samenkomen. Over
dat punt ontspon zich een geanimeerde dis
cussie, waarin niet alleen verrassende proeven
van welbespraaktheid geleverd werden, maar
waar ook aan 't licht kwam, welk een gezond
oordeel velen onzer helpers zich gevormd heb
ben over den aard ivan hunne roeping, over
de gevaren, die voor hen en voor de gemeente
schuilen in een zich aanpassen aan de heer-
schende gewoonte, over de klove, die er gaapt
tusschen den dienst van Christus en een leven
naar de wijze van hun land. Algemeen was
men het eens, dat in het komen op godsdien
stige feesten voor Christenen een gevaar school,
dat te vermijden wasen dat als regel zulke
gelegenheden voor het brengen der blijde
boodschap niet gunstig waren. Geschikter werd
o. a. geoordeeld het helpen van zieken, het on
derwijzen der kinderen, gepaard met het ge
regeld bezoeken der ouders, om allengs aan
het evangelie ingang te verschaffen.
Dat het niet aan belangstelling bij de be
spreking van bovengenoemd onderwerp ont
broken had, kon wel daaruit blijken, dat de
tijd van onze morgenvergadering, die gesteld
was op de uren 912 reeds bijna was verstre
ken, toen de discussie over het eerste referaat ge
sloten werd. We konden nog even het referaat
van een der helpers uit Djogja hooren over de
moeilijkheden, waarmede een Javaan te kam
pen krijgt, die Christen wil worden. Het was
een lange rij van bezwaren en hinderpalen,
die hij opnoemde, en die hij voor 't grootste
deel afleidde uit den zondigen aard van het
Javaansche volkuit hunne eigenaardige, mach
tige, zondige gewoonten uit de macht van hun
bijgeloof; maar waarvan sommige ook voor
rekening kwamen van de godsdienstlooze Euro
peanen, die vooral in de Vorstenlanden (Djog-
jakarta en Soerakarta) een grooten invloed
hebben, die zelf niet willen ingaan en anderen
beletten om in te gaan.
Toen het referaat gehouden was, werden we
eerst aan eene gemeenschappelijke maaltijd ge-
noodigd in de feestelijke versierde school op
't erf van ds. Zwaan. Wij aten rijst, natuur
lijk. Doch niet alleen met peper. Hier was ook
ruime keuze van velerlei toespijs, die de Ja
vaansche kookkunst in eindelooze verscheiden
heid weet te leveren, en die het eentonige
van de rijstvoeding breken. Ik weet niet of
er waren, wier bordje gekruid werd door de
beste saus, den hongermaar dat we 't ons
wel lieten smaken4 is zeker en ook, dat gezel
ligheid en vroolijkheid veel bijdraagt tot de
smakelijkheid van een maaltijd. De naastbeste
saus misschien."
(Slot VOlgt). J. D. WlELENGA.
Heiligmaking. Een moeilijk onderwerp. Ik
stel mij ook niet voor het uit te putten, maar
moge mijn uiteenzetting, die ik hiermee aan
vang toch iets meewerken, opdat ons volk dit
leerstuk beter versta. Het is toch eene zaak
niet alleen van weten, ook van leven. Of meent
men wellicht alleen van leven, van doen en
handelen Het komt by heiligmaking maar op
het leven. Al heb ik nu geen juist dogmatisch
begrip daarvan, als ik maar goede werken doe.
Deze redeneering is al onjuist. Zeker het meest
juiste begrip kan ons niet heiligen. Doch ook
de grootste inspanning van alle redelijke krach
ten kan ons niet heiligen. Zoo verwart menigeen
goede werken met heiligmaking. Zoo treft het
u dat er nu eens gesproken wordt van zich
heiligen en dan weer van geheiligd worden.
Allervreemdst is het als wij lezen dat de heilige
Jezus geheiligd is. De geloovigen zijn heilig en
zjj moeten nog geheiligd worden. Ja, Paulus
schrijft in Phil. 3:15: „Zoo velen als wy vol
maakt zyn", waar hij in vers 12 had gezegd
„Niet dat ik aireede volmaakt ben".
Hoe moet dit alles het denken van den een
voudige lezer der Schrift verwarren. En was het
nu iets bijkomstigs, maar het leerstuk der heilig
making is toeh van het allergrootste gewicht.
In onze dagen moet het dat vooral zyn. De leer
der rechtvaardiging is altyd breed behandeld
de leer der heiligmaking kwam altijd achter
aan, indien nog maar.
Of was dit leerstuk zoo weinig diep en lag
het als geformuleerd in de H. S. dat ieder het
vatten kan en men als vanzelf het pad vond
Wel neen. Het weinige dat ik zooeven noemde,
is al voldoende om u van het tegendeel te
overtuigen.
Welbewust moeten wy staan op een veilig
standpunt te midden van Ethische en Metho
distische stroomingen, weerleggend de dwalin
gen van Neo-Kohlbruggianen, geharnast tegen
de oude ketterijen der Soeianen, met hun
„betering des levens" en der Remonstranten
met hun „vrijen wil".
Ja, onkruid groeit altijd, by nat en droog
weer. Wieden is een werk dat de landman
nooit staakt. Rusteloos zie ik ze bezig op den
akker de nijvere werklieden tot de oogst binnen
gehaald kan worden.
Immer door hebben wy de waarheid uit te
leggen en te verdedigen, onwaarheid te bestrijden
en leugen te ontdekken, al maar door onkruid
wieden tot de oogst binnengedragen is, daar
waar niemand inkomt die de leugen spreekt.
Myn voorafspraak is lang genoeg, spreek ik
eerst (ik heb vele punten) over God als Heilige.
Wie spreken wil over God,, voelt aanstonds
hoe moeilyk het is. Hoe zou de eindige, beperkte
mensch, woorden vinden om te zeggen wie de
Oneindige is. Hy zelf evenwel heeft gezegd wie
Hij was. Hij was de Heilige en Rechtvaardige.
De Heilige, onvermengd met zonden. Vroeger
werd die heiligheid omschreven alsvry van elke
misdaad, in alles volmaakt van onbevlekte
zuiverheid.
Ge voelt dat hiermee gedoeld wordt op wat
God isniet wat Hy doet. Toch openbaart zich
die heiligheid daarin dat Hy Tsraël tot Zyn volk
heeft aangenomen de heiligheid is het begin
sel van heel de wetgeving, van de gansche
heilsopenbaring, want deze bedoelt niet anders
dan dat Israël heilig zy daarom is deze heilig
heid ook beginsel van straf en kastijding. Als
Israël zyn verbond verbreekt, dan is het juist
de heiligheid Gods die Hem tot straf aanspoort,
terwyl gerechtigheid in 't O. T. beginsel van
heil en hulpe is en de vrome in het oude Israël
zich juist in nood en gevaar op de gerechtig
heid beriep om God te hebben tot zyn ver
losser. Voor ons denken is de gerechtigheid eené
wrekende gerechtigheid. Het woord genade,
verstaan of niet, ligt ons op de lippen. David
bidtRed my naar Uw gerechtigheid. De Israë
liet dacht zich de trouw van God aan de recht
vaardige vaak tot zijne hulpewy denken ons
de trouw van God aan de rechtvaardige zaak,
zich keerend tegen allen die ze tegenstaan.
God is heilig en handelt rechtvaardig.
Wy zijn onheilig en handelen in strijd met
wat God geboden heeft.
God is wat Hy zyn moet. Zyn wezen is
gansch ongeschonden. Daar is niets in Hem
wat er niet toe behoort. Het goddelijk wezen
is gansch zuiver.
By het licht van Gods heiligheid zien wy
onze zonde. Als de engelen in het visioen uit
roepen het driemaal heilig is de Heere, dan
bedekt Jesaja zyn aangezicht en verschrikt over
zyn eigen onheiligheid, roept hy uit: Wee my,
dewyl ik een man ben van onreine lippen".
Als de H. S. zegt dat de Heere te rein van
oogen is om het kwade ook maar te aanschou
wen, dan voelen wy, dat al wat zondig is of
ook maar naar het onreine zweemt, zoo lijn
recht staat tegenover zyn wezen, dat het Hem
terugstoot en door Hem verafschuwd wordt.
By het licht van ontdekkende genade zien
wy dan ons eigen onreinheid, het verkeerde,
dat in ons van God geschapen wezen insloop,
het vergiftigde er verkankert.
Voor de heiligheid des Heeren ziet gij u dan
boos en verdorven en vraagt ge niet in de
eerste plaats hoe zal ik straf ontgaanneem
mijne schuld van my weg, maar wee mij dat
ik zoo ben, dan doorvlijmt ons het gevoel van
onze schrikkelijke onreinheid en diepe verdor
venheid. Krygen wy te doen met de wrekende
gerechtigheid dan de bede gena, gen£, o God.
Voelt gij dat heiligheid de tegenstelling is
van zonde, in uw wezen ingedrongen en be
smettend uwe ziele, zoodat de Heilige van u
terugdeinst, wyl Hy het kwade niet kan aan
schouwen.
By het zien van de heiligheid des Heeren
verteert een heet verlangen uwe ziel of ze ook
heilig mocht zyn als het wit van de pasgeval-
len sneeuw, die het aardrijk hult in rein ge
waad. H. Meuiihk.
DRIETAL
te Terneuzends. Joh. Jansen te Burum
ds. A. Roorda te Oude Pekela
ds. J. Tonkens te Langeslag.
BEROEPEN
te Purmerend en te Tienhoven: Cand. J. C.
Brussaard te Dordrecht;
te Steenwyk: ds. A. S. H. Duin te Velsen:
te Jutryp: Cand. W. L. Korfker te Zaandam
te Zuilichemds. A. Voogel te Purmerend
te Achlum ds. C- W. de Vries te Oldeboorn
te Vyfhuizeuds. J. Brinkman te Beilen.
AANGENOMEN:
naar Opperdoesds. K. Oussoren te Baarland.
BEDANKT:
voor Bergentheimds. J. D. Heersink te Em-
iichheim.
Terneuzen28 Juni 1909. De Kerkeraad for
meerde in zyne vergadering van heden het
navolgende drietal (alphabetisch.)
Ds. Joh. Jansen te Burum.
Ds. A. Roorda te Oude Pekela.
Ds. J. Tonkens te Langeslag.
Namens den Kerkeraad,
J. J. de Jager, Scriba.
Baarland. Zondag j.l. maakte onze geachte
leeraar, de WelEerw. Heer Ds. K Oussoren,
aan de gemeente bekend, dat hy na ernstige
en biddende overweging de roeping van de
kerk van Opperdoes had aangenomen. Hadden
we verwacht, dat een ander besluit zou ge
nomen zyn, we wenschen evenwel in den wil
des Heeren te berusten, hopende dat Z.Eerw.
ook daar mag werkzaam zyn tot verheerlijking
van 's Heeren Naam en tot zegen Zyner Kerk.
Namens den Kerkeraad,
D. db Leeuw, Scriba.
Tff—
en
MARIE HONDIUS.
Canada de Gomez
Argentinië
29 Juni 1909«
Middelburg
Volstrekt eenige kennisgeving.
Onze zeergeliefde Echtgenoot, Vader,
Behuwd- en Grootvader, de WelEerw.
Heer
Dh. a. littooij,
Em. Bred, van de Ger. Kerk Middelburg A,
Ridder in de Orde van den Nederl. Leeuw
is Zaterdagavond in den ouderdom van
74 jaren in zyn Heere en Heiland ont
slapen.
Middelburg. Wed. Ds. A. LITTOOIJ—
Eggink.
M. H. ORANJELittooij.
P. ORANJE.
Amsterdam
N. Pekela. j Wed. Ds.N.P. LITTOOIJ-
v. d. Wiel.
Middelburg, j lITTOOLI—Hansb.
Terneuzen. j utVoOIJ-Poüwbe.
Middelburg. O. C. LITTOOIJ.
Middelburg, 26 Juni 1909.