Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOUMi, Ds. H W. L1H4N en Ds. A. LITTOOIJ. 6e Jaargang. Vrijdag 4 Juni 1909. No 50. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABDNHEMEHTSPRUS Drukker-Oitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER iD V ERTENTIEN VARIA. De strijd van den beginne. UIT HET LEVEN. De stille tyd. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE EENIGE EN GENOEGZAME VEILIGHEID. En het zal zijn, dat een iegelijk den naam des Heeren zal aanroe pen, zal zalig worden. Hand. II 21. De profetie van Joel, door den apostel Petrus op den Pinksterdag als een antwoord gegeven op de vraag, wat wil toch dit zyn, was reeds eeuwen lang by Israël bekend. Zy werd overal in de Synagoge gelezen evenals de andere deelen van het O. Testament. De joodsche Schriftverklaar ders hadden ook over haar nagedacht en haar uitgelegd, maar nooit was zy zoo duidelyk en verstaanbaar geweest als in de ure van de uit storting des H. Geestes. Dadelyk begrepen de apostelen, dat zy thans in vervulling gegaan was en vandaar, dat zy zich daarop beriepen om aan het in den tempel vergaderde volk duidelijk te maken, wat er toen gebeurde. Voor ieder, die een ontsloten oor en een opmerkzaam hart had, was de heen wijzing daarnaar voldoende. Zy is inderdaad ook schoon en by het licht van het Pinksterwonder duidelijk. Zy opent een vergezicht, dat tot nadenken en tot ernst stemt. Zy spreekt van de onuitsprekelijke gave, aan de kerk van Christus in den H. Geest geschon ken, maar tevens van oordeelen, welke God over de aardsche schepping brengen zal. Zy legt een loflied op de lippen ter eere van Hem, die wo ning onder ons maakte, maar zy herinnert ook aan de geduchte macht en majesteit van Hem, die de zon zal verduisteren en de maan veranderen in bloed. In haar is een helderen hemel, die zyn heerlijk lieht laat uitstralen en blijdschap in de ziel der menschenkinderen wekt, maar ons oog ontwaart ook onweerswolken, die een drei gend aanzien hebben en het hart met schrik kunnen vervullen. Gelukkig, wie een oog voor beide heeft en bedenkt, wat tot zijn veiligheid strekken kan. Is er die veiligheid, die volkomen veiligheid Gewis. Er behoeft zelfs geen twijfel te bestaan. Een iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Die naam des Heeren is de sterke toren, waarhenen wjj ons wenden kunnen en wij vinden er alles wat wy behoeven. Hoe hoog verheven staat dit woord boven alle enghartigheid en bekrompenheid. Daar is nu eens niets van Joodschen hoogmoed of heidenschen trots in te bespeuren. De men sehen zyn aldoor bezig met muren te bouwen, die scheiding bewerken. Zy hebben graag een afgebakend terrein, waarop zy zelf alles te zeggen hebben, en waar zy alleen toelaten wie hun aanstaan. Altijd doet zich het verschijnsel voor, dat de een laag neerziet op den ander, Ieder denkt, dat hy wel de eerste en voornaamste mag zyn. Elk volk matigt zich het recht aan, om een ander volk als lager staande te veroordeelen. De prediking onder de Nieuwe Bedeeling houdt de Banier omhoogEen iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Vraagt een Jood, een Griek, of een Barbaar geldt dit ook voor mij, dan luidt het antwoord bevestigend. Of een rijke of een arme komt, een geleerde of een ongeleerde, een man of een vrouw, dit maakt geen onderscheid. Deze naam des Heeren staat als een toren boven alle andere hoogten uit, de deuren daarvan staan by dagen en nachten open en wie zich daar aanmeldt, wordt hartelijk welkom geheeten. Welk een heerlijke taak is het geweest voor de apostelen die Banier te planten op de hoog ten der aarde en de volken op te roepen om deze waarheid te aanvaarden. En hoe goed is het, dat de Christenheid ook in dezen het nog verstaat om dit getuigenis te dragen tot aan de einden der wereldWeet ge het wel en verstaat ge het, dat gij ook moogt medewerken tot bereiking van dit schoone doel. Er zyn altijd nog landen, waar deze prediking niet gehoord is en nog volken, die dezen naam niet kennen. Het is waar, dat deze blymare des heils weerklinken zal van zee tot zee en van de rivieren tot aan de einden der aarde, al is het dat gij u onttrekt, maar het moet u een eere en voorrecht zyn, wanneer ge iets moogt doen tot voortplanting van het Evangelie in eigen omgeving en onder de heidenen. Dit zult gij ook wel, als gy zelf hebt leeren waardeeren de veiligheid, welke het Evangelie u predikt. De mensch is zich bewust, dat al wat hy heeft, aan de vergankelijkheid onder worpen is. Van lieverlede komt hy tot het inzicht, dat alles onzeker is. Daarom zoekt hy langs alle wegen en door alle middelen naar veiligheid. Tegenwoordig nog veel meer dan vroeger. De eene maatschappij na de andere verrijst en biedt u hare hulp aan. Verzekering tegen de rampen, welke de ele menten der natuur aanrichten, verzekering tegen ziekte en ongeval, verzekering tegen den ouden dag en invaliditeit, verzekering tegen brand en diefstal, ja, wie kan opnoemen al wat er aan gewend wordt. Daaruit zoudt gij nu kunnen afleiden, dat de mensch niet alleen behoefte aan zekerheid gevoelt, maar haar ook tot eiken prijs zoekt. En toch is dit maar voor een gering deel waar. Juist, wat hy bovenal noodig heeft, volstrekte zekerheid, zoekt hy bet allerminst. Dit is dwaas kunt gy zeggen en gij hebt volkomen gelijk. Om die reden is het te meer roeping om voor u zelf toe te zien, dat gy wat het zwaarst is, ook het zwaarst laat wegen. En dit doet gij, als gij voor u zelf metterdaad zoekt de veiligheid, welke in den naam des Heeren ligt. Hoe dit geschiedt, wordt u duidelijk gezegd. Wie den naam des Heeren aanroept, zal zalig worden. Gely'k iemand, die te water ligt, om hulp roept, zoo behoort gij den naam des Heeren aan te roepen om verlossing. Dit vereischt allereerst het inzicht, dat gy nergens veiligheid kunt vinden dan alleen by den naam des Heeren. Gy wacht het dan niet langer van de heuvelen en bergen, omdat gij overtuigd zyt, dat wan neer de vloed opkomt, ook de hoogste toppen bedekt worden. Met uw gansche hart wendt gij u dan tot Hem, die zich in Christus heeft geopenbaard als een God van volkomen zalig heid. Onder de schaduwen van Zyn vleugelen ziet gij de veiligheid, gij begeert haar, gij zoekt haar, gij komt telkens terug en gij rust niet, alvorens gy weet, dat Hy ze u waarborgt. Eenige hoop voldoet u niet, gy wilt zekerheid hebben, en zoolang gij twijfelt, zyt gij niet gerust. Die onrust drijft u steeds weer uit u zeiven, en gij klopt immer weer op dezelfde deur. Houdt in dit geval aan, want wie den naam des Heeren aanroept, wordt zalig. Niet misschien, maar zeker. Bouma. In den beginne toen de Schepper alles uit het niet te voorschijn riep, was er noch zonde, noch moeite, noch ellende, noch strijd op deze aarde. De Heere riep een rijk des vredes in het aanzyn. 't Was alles een, het leefde, het groeide en bloeide, de heerlijkheid Gods lag luisterrijk over alles verspreid. Het sprak alles van Zyne macht, van Zyne grootheid en heer lijkheid, ja, de hemelen vertelden Gods eer en het uitspansel verkondigde Zijner handen werk; de dag aan den dag stortte overvloedig sprake uit en de nacht aan den nacht toonde weten schap. Geen sprake, en geene woorden waren er, waar hunne stem niet werd gehoord. Hun richtsnoer ging uit over de gansche aarde, en hunne reden aan het einde der wereld. Nog heerlijker zal het aan het einde der dagen zyn, wanneer, naar de profetie der Schrift, het oude zal voorbijgaan en alles zal nieuw worden wanneer een nieuwe hemelen eene nieuwe aarde, uit den asch der zondige wereld zal herrijzen. Want sinds en door de zonde is dit leven en deze wereld geworden wat ze nu eeuwen is. Het zyn de afgevallen engelen, sinds duivelen geheeten, die hun beginselen niet bewaard, hun woonsteden verlaten hebben en daarna het eerste menschenpaar, dat naar Gods beeld geschapen was, in vrede en vreugde tot eere van hun God en Schepper leefde en wandelde, tot afval en zonde hebben verleid, en hun beeld gelijkvormig gemaakt. Zóó, dat ze uit den vader den duivel zyn en zyn beeld dragers zyn geworden en de begeerten van hun vader, den duivel willen doen. Het leven van, uit en naar God door schepping verkregen heb ben zy verloren. Ach, zy zyn dood geworden door de zonden en de misdaden. Het ware leven, het leven uit en met God, het leven van vreugde en vrede hebben ze verloren, worden zy niet wederom geboren, dan voor eeuwig verloren. Doch, Gode zy dank, de Vader heeft zyn eeniggeboren Zoon gegeven tot een zoen offer voor de zonde, opdat een iegelyk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Wyl uit éénen bloede het gan sche geslacht der menschen geboren is en in Adam en Eva, of wilt ge in Adam, ons aller Verbondshoofd zyn we allen van God afgeval len, want door éénen mensch toch, zegt de Schrift, is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en is doorgegaan tot allen, omdat ze allen in dien éénen gezondigd hebben. Uit genade dus, d. i. uit eeuwige, vrije liefde is het mogelijk, dat we weer gered en voor de eeuwigheid behouden worden. Door die verleiding en afval is alzoo de hoogste en rijkste openbaring aan ons menschenkinderen geschon ken en de allerheerlijkste zaligheid deelachtig gemaakt. Uit en door en tot Hem zijn alle dingen. Doch alles naar zyn aard, want Zyne regeering gaat over alles, ook over de zonde. Daarom is het ook: „Hem, die op den troon zit en het Lam, zy de dankzegging, en de eere, en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid." (Openb. 5 13). Dat onuitsprekelijk rijke Evangelie, dat reeds in het Paradijs werd geopenbaard, plaat ste God in Zyne macht en liefde aanstonds, dadelijk na den afval dus, tegenover de Revo lutie der hel en des Satans en sinds zyn die machten, die goddelyk-hemelsche en helseh- satanische in onafgebroken strijd met elkaar 't Is de strijd op 'leven en dood. Een moet het onderspit delven en zal het tenslotte ver liezen. Duivel en hel en allen, die met hem zyn, zullen eenmaal buiten geworpen worden, wanneer er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde wezen zal en al Gods verlosten dat ge zegend aardrijk zullen bewonen, waarin by vernieuwing God zal zyn alles in allen. Met recht en reden heeft Groen van Prinsterer reeds in zyn tyd den geheelen wereldstryd samengevat en weergegeven in de woorden „Het Evangelie tegenover de Revoltie". Daar gaat ook in ons dierbaar vaderland dezer dagen de gansche stryd over. Het Evan gelie zal het, zooals gezegd is, winnen; maar het is niet gezegd in elke periode en in ieder land. Voor ons en voor ons land en volk is het van ganscher harte te hopen en van zeer groote beteekenis indien in den stryd, die nu weer gestreden wordt voor het Evangelie, de Revolutie het onderspit mag delven. We zeggen dr. Kuyper na: „Verspreidt u daarom over den akker om ook by deze stem bus uit weer nieuwe velden het onkruid weg te branden. We vragen ook niets onredelyks, ook nu niets, waardoor we anderer reeht te na zouden komen. Al wat we vragen is, dat Neerlands volk zyn God niet vergete en zyn Christus niet verloochene. Zyn gunste heeft ons, klein als we zyn, eens tot een heldenvolk in het hart van Europa verwekt, en ons een plaats in het wereldgeheel geschonken, die alle kleiner volk ons nog benydt. Zonder dien God zinken we, met dien God kan ons nog een schoone toekomst beiden. Voor de eere onzes Gods ook op het Staat kundig erf ga dan ook nu onze stryd". Ieder toone, dat hy daarvoor alles over heeft door zelf ter stembus op te gaan, anderen mede te nemen en daartoe op te wekken. Het gaat om gewichtige belangen, waardoor veel kan verkregen worden. Voor de eere van's Heeren Naam, voor Zyn ryk, voor de maatschappij, ook op sociaal gebied. Van dit ministerie toch, van ZExc. minister Talma, heeft de werk man naar het woord door hem gegeven, te ver wachten, dat invalide- en pensioenverzekering voor ouden van dagen zal gegeven worden, dat elk werkman daarop zie en daarmee rekene en allen, die aan de oplossing van dit groote sociaal belang gewicht hechten. Daarom drin gen we bij u met al wat in ons is aan, uwe stem uit te brengen op den candidaat door de reehtsche partyen in uw district gesteld. Kiezers, helpt daartoe naar uw vermogen mee. Littooij. Met het pas gevierde Pinksterfeest is de rij der Christelijke feestdagen weder voor geruimen tyd gesloten. Rekent ge onze bid- en dank dagen erby, dan is de winterhelft van ons ker kelijk jaar ryk aan afwisseling. In November de dankdag, in December het Kerstfeest, dan volgt Oud- en Nieuwjaar, dan de biddag, dan het Paascbfee8t met den Goeden Vrijdag, dan Hemelvaartsdag en eindelijk het Pinksterfeest. Zoo snelt de winter en het voorjaar voorbij. Daarna komt de stille tyd van Juni tot No vember, de tyd van de lange dagen en het mooie weder. En o, die zomermaanden zyn ook alweer zoo spoedig achter den rug. Een jaar is voorbij eer ge het weet. De stroom van het leven vliet zoo snelen hoemeer men te doen heeft, hoe vlugger de tyd verstrijkt. Ook de stille tijd is geen tyd van stil zitten. Met de lange dagen komt ook voor velen de langdurige arbeid van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, een altyd bezig zyn in de dingen van het aardsch beroep. Gelukkig hy, die onder de dagelyksche bezig heden bezield wordt door een beter en edeler geest dan de geest der wereld die bezield wordt door den Geest, die op het Pinksterfeest is uitgestort in het lichaam van Christus, in de kerke Gods. Gelukkig hy, die niet opgaat in de vraagwat zal ik eten, wat zal ik drinken, waarmede zal ik my kleeden, hoe verdien ik het meest maar die onder den aardschen arbeid en de dagelyksche zorgen zoekt de din gen, die boven zyn en bedenkt de dingen, die boven zyn. Ook ons Christenvolk is in de wereld, en het moet ook door de wereld, maar het leeft toch anders in de wereld en het gaat ook anders door de wereld henen dan degenen, die den Geest niet hebben. Althans zoo behoort het te wezen, zullen wy een goede reuk van Christus zyn. En zoo zal het ook zyn, indien we, naar een schoone uitdrukking van den

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1