FEUILLETON. fie vracht des Geestes. Oade kennissen en nienwen zegen. Het Christendom op Timor. „Gezegend en ten zegen gesteld8, schre ven we er boven. En zoowel het een als het ander, kwam in de personen, die in dit ver haal voorkomen, duidelijk aan den dag. Walchersehe Courant8, orgaan van het Centraal- Vrijzinnig Propaganda-comité op Walcheren. De heer Herman Snijders, de vrijzinnig-demo cratische candidaat schrijft in die Courant wel licht het hoofdartikel Doch wie de schrijver ook is, hun eigen beginselen, welke ze zijn, tot welke wetten en welk leven ze leiden zul len, op godsdienstig, sociaal en zedelijk gebied wordt niet uiteengezet en duidelijk en klaar gezegd. Zal het als de heer Herman Snijders e. s., ja als de vrijzinnigen de meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer uitmaken, als in Frankrijk afbreken op opbouwen zijn Daarom toch gaat het. Van tweeën één zal het wezen, voor of tegen den Christelijken godsdienst. De Christelijke godsdienst, hetzij die Roomsch, Hervormd of Gereformeerd beleden en beleefd wordt, zal die tegengewerkt worden als een licht van den hemel, dat uitgebluscht moet worden, zooals een minister in Frankrijk zeide, of zal die voorgestaan en bevorderd worden Zal men de sociale kwestie oplossen ten behoeve van invalieden en ouden van dagen in christelijken geest Zal men het Malthusianisme en de middelen om het leven in zonde en de ongerechtigheid onmogelijk te maken, alsmede het vermoorden vóór de geboorte, zooals minister Nelissen dit thans wil Daarvan meldt de ovengenoemde Courant niets aan de kiezers, 't Is dr. Kuyper, als ware hjj nog minister, bestrijden en tegen anderen uitspelen en zoo mogelijk in het harnas jagen. Maar wat ze zelf willen en zullen doen, dat wordt niet klaar en duidelijk gezegd. Littooij. H. De vrucht des Geestes vormt dus een eenheid. De apostel spreekt in het enkelvoud. Dat is te meer opmerkelijk, daar hij beide keeren in het zelfde verband spreekt van werken der duister nis of werken des vleesches en dan in het meer voud. In Efeze 5 laat Paulus er op volgen Hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veel eer.8 En in Gal. 5 gaat er aan vooraf: „De werken des vleesches nu zjjn openbaarwelke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtig heid, afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, twee dracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, bras8erijen en dergelijkevan dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het koninkrijk Gods niet zullen beërven.8 Daarop laat hij dan volgen, sprekende in het enkelvoud„Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede8 enz. B\j den Geest spreekt hij dus van één vrucht, van een éénheid van zegen, die zich tot een verscheidenheid van leven en zegeningen ont wikkelt. De duisternis daarentegen en het vleesch heeft vele werken, een ordelooze veelheid van gevolgen zonder samenbindend levensbe ginsel. De H. Geest is de Schepper van deze vrucht. Niet uit den mensch, maar uit God is ze. Paulus stelt den Geest tegenover het vleesch en het licht tegenover de duisternis. Wandelt door den Geest en volbrengt de begeerlijkheid des vleesches niet. Want het vleesch begeert tegen den Geest en de Geest tegen het vleeschen deze staan tegenover elkander, alzoo dat gij niet doet hetgeen gjj wildet. Gal. 5 16, 17. Reeds onder het Oude Testament had de Heere gezegd door den profeet Hosea„Uwe vrucht is uit Mij gevonden8. Toen Efraïm de afgoden nahoereerde, was hij onvruchtbaar ten goede, gelijk de mensch in zichzelven is onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad. Maar zich bekeerende tot den Heere ontvangt hij de belofteIk zal hunne afkeering genezen,-Ik zal ze vrijwilliglijk liefhebben. Ik zal Israël zijn als de dauw, hij zal bloeien als de lelie. Ik heb hem verhoord en zal op hem zien, Ik zal hem zijn als een groenende denneboom uwe vrucht is uit Mij gevonden. Jehova zelf is de wortel, waaruit het bekeerde Efraïm kracht tot God- verheerlijkende vruchten trekt. Die vrucht wordt dan ook genoemd de vrucht der gerechtigheidde vrucht ten eeuwigen le ven de vrucht die blijftde vrucht tot heilig making de vrucht die in vrede gezaaid wordt. Die vrucht, welke de Heilige Geest werkt, open baart zich in onderscheiden vruchten. Ze wordt op onderscheiden wijze openbaar en vertoont zich in verschillende deugden. In de eenheid zien we de verscheidenheid. Zoo is het immers met al Gods werken. Er is geen eenerleiheid, geen éénvormigheid in het werk Gods, maar de grootste verscheidenheid, de rijkste veelvormigheid. In de plantenwereld, zeggen de natuurkundigen, zijn er geen twee bladeren aan één boom gelijk, geen twee gras sprietjes zelfs op het veld. In de dierenwereld is eveneens een groote verscheidenheid. En on der de menschen? Hoe treft het ons dan, dat er altjjd weer onderscheid is. Als er duizend menschen in een zaal bjjeen zijn, zal men er geen twee vinden die geheel op elkaar gelijken. En al gebeurt het soms, dat tweelingbroeders of tweelingzusters zeer veel gelijke trekken en hoedanigheden vertoon en, ja soms „sprekend8 op elkaar gelijken, zooals men zegt, toch zal men bij eenigszins nauwkeurige opmerking al tijd weer onderscheid ontdekken. Dit geldt van de natuurlijke, de lichamelijke eigenschappen en evenzeer, ja nog meer van de geestelijke. Zelfs leert ons de Heilige Schrift ook een ver scheidenheid der Engelen, gelijk ze ook spreekt van verscheidenheid der sterren. Paulus spreekt van tronen, heerschappijen, overheden en machten, en doelt daarmee op de Engelen, en van de veelvormigheid van al het geschapene zegt hy Alle vleesch is niet hetzelfde vleesch maar een ander is het vleesch der menschen, en een ander is het vleesch der beesten, en een ander der visschen en een ander der vogelen. En er zijn hemelsehe lichamen, en er zijn aard- sehe lichamenmaar eene andere is de heer lijkheid der hemelsehe, en eene andere der aard- sche. Eene andere is de heerlijkheid der zon, en eene andere is de heerlijkheid der maan, en eene andere is de heerlijkheid der sterren want de eene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster. 1 Cor. 15 3941. Zoo is er dan in alle eenheid ©en rijke ver scheidenheid. Ho© blinkt daarin Gods almacht, Gods grootheid en wijsheid uit. Welk een in druk krijgen wij van den grooten Schepper aller dingen, die alzoo alles geschapen en geschikt heeft. Maar zoo is er ook in de vrucht des Geestes bij de éénheid een verscheidenheid. Wat een rijke ontwikkeling, wat een heerlijke ontplooiïng van de vrucht des Geestes. We zien die vrucht in de liefde, die zich openbaart onder de broe deren en die we gevoelen in ons hart, terwijl we van nature hatelijk zijn en elkander hatende. Wjj zien die vrucht in de blijdschapdie wij kennen in den dienst des Heeren en die wij zaaien voor anderen, zoodat wij er lust in hebben om anderen te verblijden. Wij zien die vrucht in den vrede, die woont in ons hart, die d© wereld niet kent en die alle verstand te boven gaat, en die zich naar buiten openbaart door te leven in vrede, door het zoeken en najagen van den vrede. Is die vrede verstoord, we zullen alle middelen gebruiken om dien te herstellen en genieten wij dien vrede, we verheugen er ons dankbaar in. Dan betrachten we het woord van PaulusIndien het mogelijk is, zooveel in u is, hebt vrede met alle menschen. Rom. 12 18. Wij zien die vrucht in de langmoedig- heidwaarmee we te werk gaan tegenover onzen naaste, die ons beleedigd heeft of in iets heeft te kort gedaan. Wij zien de vrucht in goeder tierenheidgoedheidgeloof, zachtmoedigheidma tigheid. Telkens spreekt de Heilige Schrift van die vrucht des Geestes. Zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijk ook God in Christus ulieden vergeven heeft. Gal. 4:32. Wordt in het betrachten van die vermaning ook niet gezien de vrucht des Geestes Het Koninkrijk Gods is niet spijze en drank, maar rechtvaardigheid en vrede en blijdschap door den H. Geest. Rom. 1417. Spreekt Paulus ook daar niet van de vrucht des Geestes Door den H. Geest8 zegt hij, en daarmee wijst hij immers zelf op den oorsprong of den Werk meester. Petrus vermaant ons: Voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis, en bij de ken nis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid, en bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broe derlijke liefde liefde jegens allen. 2 Petrus 1 vers 57. In al deze deugden, door de apostelen ge noemd, komt uit het werk des Geestes, de vrucht des Geestes. Daarin moet uitkomen en zal ook uitkomen, dat de H. Geest werkt in het hart. Dat komt niet uit den mensch zelfdat is een vrucht van hooger hand; daar spreekt kracht Gods in. Dat is een vrucht, die schoon is en liefelijkeen vrucht, die bekoort en de zielen aantrekt; een vrucht, waar duidelijk leesbaar Gods eigen handmerk op staat. Dat is een vrucht, waar God een welbehagen in heeft, want ze is uit God. Dat is een vrucht, die ook door de menschen wordt gewaardeerd. Zelfs wereldsehe menschen hebben gaarne te doen met zulke christenen, in wie deze vrucht des Geestes rijkelijk gezien wordt, 't Is geheel naar het woord van PaulusDie Christus in deze dingen dient,is Gode welbehagelijk en aangenaam den menschen. Rom. 14 18. Zaamslag. R. Hamming. Een verhaal door PEK AH. 34) VIJFDE HOOFDSTUK. Wjj keeren weer terug tot Geert Romkes en zijn vrouw Elsje. Den voortdurenden omgang met boer Han nes was Geert ook ten rijken zegen. Want ofschoon de molenaar Hardeman in den laat- sten tijd toen Geert bij hem in dienst was, geheel was veranderd, toch was boer Hannes een gansch ander mensch. Iemand met veel helderder blik in de waarheden der Heilige Schriften aan zulk een leiding had Geert nog wel behoefte. Langzamerhand begonnen zich ook bij boer Hannes de gebreken en zwakheden des ouder- doms te openbaren. Doch ook daaronder bleef boer Hannes meestal opgewekt en goedsmoeds, en zonder daarover te murmureeren, droeg hij dit alles in stille onderwerping. Op zekeren Zondagavond echter, nadat hij dien dag nog tweemaal ter kerk geweest was, gevoelde hij zich niet zeer wel. En eer het weer Zondag werd, was boer Hannes den weg van alle vleesch gegaan. God dankend, voor Zijn groote genade aan hem bewezen, was hij kalm ontslapen in de armen van Geert en zijn broer Bart. Beiden waren bedroefd, maar vooral Bart, die gewoon lijk boer Hannes zijn geestelijken vader noemde. Na den dood van boer Hannes bleek, dat na aftrek van enkele legaten, waaronder ook een klein legaat voor Bart Romkes, Elsje, Geert's vrouw, erfgename was van boer Han nes' bezittingen. Gevolg hiervan was, dat de beide broeders nu voor gezamelijke rekening zaken deden, en benevens den handel in varkens, zij nu ook in koeien handelden. Toch bleef het onder het volk altoos,Bart, de zwienenkoopman" Op het erf van Geert werd ©en groot pak huis gebouwd, waarin ©en graanhandel geves tigd werd. Dit laatste, vooral op raad van Bromsma, den knecht van Hardeman, die, door zijn baas daaraan geholpen, nu eigenaar was geworden van Hardeman's molen. Hardeman sleet de laatste jaren zjjns levens met zijn vrouw in stille rust, want de knecht die na Geert bij Hardeman in dienst gekomen was, en wel gezegd had „de waarheid toege daan' te zijn, had Hardeman en zijn vrouw Koepang, de hoofdplaats van Nederlandsch Timor ligt voor ons. Yan uit zee geeft het den indruk van een Hollandsch visschersdorpje. Boven een stevigen steenen muur tot keering van Westmoesonstormen zien we de lage, dicht opeengebouwde, oud-Hollandsche huisjes, wier roode daken in het tropenzonlicht tintelen. Achter die huisjes stijgt zaehtglooiend het bergland omhoog, waarop de hooge klapper- boomen de spinvormige kruinen doen donkeren tegen het strak helderende luchtblauw. En vóór dit alles, tusschen ons en het stadje hethelder- blauwende, naar weerskanten ver-strakkende watervlak dat we met e©n negen-mijls vaartje doorklieven. Na het ten anker komen is er weldra eene zooveel verdriet berokkend, dat zij besloten hadden den molen maar van de hand te doen, wijl zij zonder deze inkomsten toch ruim leven konden. Bart en Geert onderhielden hunne moeder, die altijd even vijandig bleef, tot haren dood toe; wijl hun broer Douwe op zekeren dag zjjn moeder had verlaten en naar Duitsqhland vertrokken was, zonder ooit meer iets van zich te laten hooren. Ook bij Harm Tiemens ging alles zijn ge wonen gang. Alleen maar hij moest zich altijd.,nog in acht nemen voor sommige gele genheden en gezelschappen, waar hjj in ver leiding kon worden gebracht sterken drank te gebruiken. Het was hem nog ©en paar keer overkomen, dat hij thuisgekomen was, wel niet dronken, gelijk te voren zoo menigmaal ge beurd was, maar toch opgewonden en daardoor in minder gunstige stemming. Doch dit moet van hem gezegd worden, dat hij dergelijke gelegenheden niet zocht, en ook, dat hij lan ger zoo meer tegen deze zonde waakte en streed in de kracht des Heeren. En hiermee nemen we voor ditmaal afscheid van onze lezers en lezeressen, wijl ons verhaal ten einde is. Wjj schreven het om te doen zien, wat Gods genade in het hart van zondaren vermag, en gelegenheid om aan den wal t© komen en kun nen we dus het plaatsje van nabij bekijken gaan. Het eerst komen we in de Chineesehe buurt waar toko aan toko grenst en waar we den bergbewoner met zijn kroesigen haardosch en gekleed in de zware donkerkleurige sarong van eigen weefsel, zjjn boschproducten zien verkoo- pen of liever inruilen tegen koralen, tabak, zeep, mesjes enz. enz. Spoedig zijn we de Chineesehe buurt uit en bevinden we ons in een breede straat. Reeds zijn ons eenige keurig aangekleede Inlanders gepasseerd, demannen met witte broek en zwarte jas, de vrouwen in net gestreken kanten kabaaia en kleurigen sarong. Ja, zelfs dragen sommigen een witte parasol ter beschut ting tegen het tropenzonlicht. Allen hebben het kerkboek in de hand en gaan het kerkje binnen dat we nu ook iets verder, wat van d© straat verwijderd, ontdek ken. Ook wij volgen de kerkgangers, en gaan binnen, bijna alle stoelen in het middenvak zijn reeds door de vrouwen bezet, in de banken langs de muren is echter nog plaats. Een be jaarde Timorees maakt het deurtje dat de in gang tot de bank afsluit voor ons open en we kunnen nu van af onzen hoogen zetel de kerk overzien. Vlak voor ons zit het koor, bestaande nit een 15-tal Inlandsche jongens en een ongeveer even groot aantal Inlandsche meisjes. Tegenover ons in de banken langs de muur zitten de ouderlingen en diakenen, van elk twee. Plotseling worden we nu in onzen rondblik gestoord door orgelmuziek. Op het geluid af gaande vinden we rechts van den preekstoel een klein orgel, dat we over 't hoofd zouden gezien hebben als het zijn tegenwoordigheid niet door het voorspel aangekondigd had. De jongens en meisjes voor ons zijn opgestaan, en begeleid door de orgelmuziek zingen zij nu onder leiding van een Inlandsch onderwijzer (goeroe) eenige liederen. De preekstoel is leeggebleven, maar voor de katheter van den voorlezer verschijnt de Inland sche leeraar in een keurig zwart costuum. Nadat het koor geëindigd heeft en het gebed in het Maleisch heeft plaats gehad, begint de leeraar zijn preek. Tot tekst heeft hij gekozen Paulus len brief aan de Thessalonicenzen versen 13 en 14. Veel gaat voor ons door onze onvoldoende kennis der Maleische taal van de preek verlo ren, maar aan de gezichten der aandachtig toe luisterende gemeente zien we dat de woorden van den Inlandsehen leeraar begrepen worden. Zeker is het dan ook dat het Christendom op Timor groote vorderingen gemaakt heeft. Als we nagaan hoe in 1671 ds. Keizerskind op zijn reis door Timor t© Koepang een ge meente vond van 10 lidmaten, terwijl nu alleen in het stadje Koepang ongeveer 1000 Inlandsche Christenen gevonden worden. Dank zij de vriendelijkheid van ds. de Yries, predikant te Koepang, kan ik hieronder in grove trekken de ontwikkelings-geschiedenis van het Timor's Christendom volgen laten. Zooals reeds gezegd, vond ds. Keizerskind op zijn reis door Timor te Koepang een gemeente van 10 lidmaten, hij nam nog 9 lidmaten aan en doopte 12 kinderen en 28 volwassenen. De oorsprong dezer kleine kring vonden we in 1668 toen de Gouverneur van Banda eenige af gevaardigden naar Timor zond om daar te on derhandelen met de Inlandsche vorsten en trac- taten te sluiten voor den handel, deze afgevaar digden maakten van hun komst op Timor ge- op hoe krachtige en wondervolle wijze de Heere „het weggedrevene vergadert8. Moge dit verhaal ook nog voor vele lezers en lezeressen ten zegen gesteld worden. Waar Gods genade in het hart wordt ver heerlijkt, hebben we ook de dure roeping, ons licht voor anderen te laten schijnen. En ach l hoe menigmaal wordt het onder een koren maat, in plaats van op een kandelaar gezet. Niet allen, die tot God bekeerd worden, hebben of ontvangen evenveel talenten. De een ontvangt er vijf, de andere twee en weer een ander slechts één talent* Doch ook het ééne talent dient op woeker uitgezet. Nemen we daarom ter harte het woord van den wijzen Prediker„Werp UW brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen". En wie daaraan getrouw blijft zal eens ver nemen, het woord, zoo heerlijk als troostvol „Wèl, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zQt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zettenga in in de vreugde uws Heeren'. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 2