Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie ran: Ds. L. BOUMi, Os. H. LIMM en Ds. 1. LITTOOIJ. 6e Jaargang. Vrijdag 28 Mei 1909. No 49. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post .70 cent. Enkele nummers3 cent. Drnkker-Oiigever MIDDELBURG. PRIJS DER ADVERTENTIES van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE DISCIPELEN OP DEN EERSTEN PINKSTERDAG. En als de dag van het Pinkster feest vervuld werd, waren zij allen eendrachtig bijeen. Hand. II 1. Na het Pascha waren vijftig dagen verloopen, als het gansche volk weer in den tempel samen gekomen was om den God Abrahams te loven en te prijzen. Het was een feestdag vol vreugde en blijdschap, omdat Hij die Zijn zon doet op gaan over boozen en goeden en regent over rechtvaardigen en onreehtvaardigen, ook den arbeid van den Israëlitischen landman gekroond had met een rijken zegen. In opgewekte stem ming was de menigte ook dien morgen opge gaan naar het huis des gebeds om het bij ver nieuwing uit te spreken, dat de oogst niet komt van hem, die nat maakt, maar van den Gever alles goeds, die alleen den wasdom geeft. Wat was het een voorrecht, dat het geheele volk versche'ên om Hem daarvoor te danken Zouden zij ook gedacht hebben aan Hem, die op het vorig feest nog in hun midden was, maar Dien zij gehoond, verguisd en verworpen hadden? Lag het als een steen op hun hart, dat zij hun oversten en leidslieden hadden ge steund in hun snood bedrijf door te roepen weg met Hem; zijn bloed kome over ons en onze kinderen Verstonden zij, welk een ontzet tende bloedschuld er op hun conseientie lag en welke heillooze gevolgen de miskenniug en de verloochening van den Messias zouden hebben Was er enkel blijdschap over de aardsche zegeningen, zonder bewustheid van zonden en hadden zij in het geheel er geen voorgevoel van, dat de dagen van hun tempel, waarop zjj trotseh waren, en van hun zelfstandig volksbestaan geteld waren Bemerkte niemand het dreigend zwaard, dat hen boven het hoofd hing? Wjjl het antwoord op deze vragen zeker niet bemoedigend kan zijn, is het een oorzaak van vreugde, dat er althans eenigen tempel waart3 gegaan zijn, in wier hart de Christus een eerste plaats heeft ontvangen. Zij behooren nog altijd tot hun volk en vergaderen derhalve ook met hen. Over hen heeft Lucas het, als hy zegt, dat zü eendrachtig bijeen waren. Dit is reeds opmerkelijk. De storm des lijdens, losgebroken tegen hun Meester, had hen uit elkander ge dreven. Ieder hunner had een schuilplaats ge zocht. Aan een uiteengejaagde kudde waren zü gelük en hun moed en kracht waren ge broken. Na den derden morgen echter waren zp hereenigd, want de Overwinnaar van dood en graf had hen byeenvergaderd. Nu waren zij van de vrees bevrüd en zy gingen met el kander om. De kracht der vereeniging was sterker dan die der scheiding. Wel was de Heiland van de aarde heengegaan naar den hemel, maar zü waren naar het bevel des Heeren te Jeruzalem gebleven, wachtende op de belofte des Vaders. Hoe weldadig doet het ons aan, dat zü op dien doorluchtigen morgen allen bijeen waren. Er heerschte alzoo eendracht in den kring der discipelen. Daarin zien wü een zeldzame vrucht van 's Heilands verdienste. Zij toch waren menschen van gelüke beweging als wy. Mannen van verschillendeafkomst,opvoeding en karakter; en hoe licht ontstaat er dan twist en verwar ring By hen was dat vroeger ook wel zoo. ge weest. Hoe kwalük namen de anderen het, toen Salomé voor hare beide zoóen Johannes en Jacobus de eerste plaatsen in het rük be geerd had. Doch thans waren zü één van hart en zin. Aller oog was gericht op den Meester, die heengegaan was naar den hemel, aller-hart was gericht op de dingen, die boven zün, waar de Christus was. Hem hingen zü aan met trouwe liefde en zü waren geheel bereid tot zü'n dienst. Bovendien zagen zy allen uit naar de vervulling van dezelfde belofte en daarom wachtten zy in stilheid op het uur, waarin zy aangegord zouden worden met nieuwe kracht. Alle eigenzinnigheid en eigenwilligheid heb ben zy verloochend, en zy zullen niets onder nemen zonder een wenk van hun Heer en Koning. Zy zyn als krygers, die geen voet zullen bewegen noch een hand verroeren voor dat zy daartoe het bevel hebben ontvangen, maar die tevens bereid zyn om by het eerste teeken tot den stryd uit te trekken. Voorheen waren zy ook leerlingen in de school van Jezus, doch ieder hunner hield vast aan zyn eigen meening, en steunde op zyn eigen kracht. Heden zynzy overtuigd, dat zy in zich' zelf geen kracht en geen wysheid hebben, maar dat zy alleen in Zyn Naam en Zyn kraeht kloeke daden kunnen verrichten. Wat zou het een zegen zyn, als de schare der Christenen thans allerwege verspreid, samen komend om de groote daden des Heeren te ge denken, ook in diezelfde stemming verkeerde en alles alleen verwachtte van Hem, in wien de godheid liehamely'k woont. De wereld is nog even vyandig en vervreemd van het leven Gods als in die dagen en het arbeidsveld, waarop de gemeente haar taak heeft te verrichten, is nog zoo uitgestrekt. Aan hoevele volken moet het Evaugelie nog gebracht, welk een stry'd moet er nog gevoerd worden tegen de machten der duisternis, welk een behoefte is er aan een blij moedige en vrymoedige bely'denis, en de ge meente kan alleen haar taak volvoeren, wanneer de Geest van het Pinksterfeest haar bezielt en bekwaamt. Staat gy' in de rechte verhouding tot Christus en zyn discipelen en zyt gy ervan doordrongen, dat ge in u zelf niet met al hebt Verwyder alles uit U, wat de werking van den Geest in U zou kunnen belemmeren en bid met den dichter Och, schonkt Gy my de hulp van uwen Geest, Mocht die mü op myn paan ten Leidsman [strekken. Wy mogen ook wel denken, dat de discipe len van Jezus biddend in den tempel geweest zyn en gy weet welk een zalige ure hun be reid werd. In volle stroomen daalde naar de belofte de Geest des Heeren neder en vervulde alle de vermogens van hun leven. Wonderlyk was de uitwerking, Allen, die te Jeruzalem waren,geraakten in beweging en op de prediking der Apostelen bekeerden zich drieduizend tot den Heere hun God. Moedig zonder eenige vrees getuigden d@ Galileesehe vissehers voor den eenigen Naam, die onder den hemel gegeven is, waardoor zondaren alleen zalig kunnen wor den. En de hand des Geestes is nog niet ver kort en Zyn arm is nog niet verzwakt. Ach, dat Hy in ruime mate komen moge over zyn erfdeel, dat nu vaak zoo mat is. Boüma. TABIA, a=—a De komende stryd. Nog eens kom ik terug, op de Staatspensi- onneering, daaromtrent toch is een geheel ver keerd begrip en dientengevolge eene gansch verkeerde beschouwing. Wy zyn, zooals weleer de Spartanen de kinderen aanmerkten, geen kinderen van den Staat, niet zyn eigendom en lijfeigene. We behooren totandere, totintiemere, tot kleinere levenskringen, naar het Woord Gods ons leert. De Heere, zegt het, heeft de kinderen aan de ouders gegeven. Deze hebben naast en onder den Schepper dus het eerste en hoogste gezag over hen. Volgens Ps. 1273 luidt het „Zie, de kinderen zyn een erfdeel des Heeren, des buiks vrucht is eene belooning." Zooals verledene week reeds gezegd is, is Staatspensioen, zooals de socialisten 6n anar chisten willen, niet aan hen verschuldigd en niet door hen verdiend van den Staat, want voor den Staat of voor de gemeenschap, de ge heele maatschappü, heeft ieder werkman niet gearbeid. Het is geven wat in dat geval de Staat doet. Eigenlyk kunnen we het algemeene armbedeeling noemen, aan hen, die er gewis behoefte aan hebben. Doch die moest een flink werkman niet willen en wenschen. Voor par ticulieren, die een eigen bedryf of zaak hebben, voor hen hebben zy gewerkt en geld verdiend, maar vaak hebben zy, die voor hen werkten niet naar de behoefte van hun gezin en naar dat de patroons zeiven verdienden, van hen ont vangen. En daarom zyn de patroons eigenlyk verschuldigd den werklieden, wanneer zy inva- lieden of oud geworden zyn, pensioen te geven, want uit den arbeid toch, dien wü* in de maat schappü verrichten, behoort ieder'met het ge zin, dat God hem gegeven heeft, te kunnen leven. Omdat de Staat dwingende macht heeft en opdat de werkende stand niet de dupe van de historie worde, keuren wy het goed, ja loven en pryzen wü het wanneer de Staat tusschen- beide komt en door in te voeren wetten hulp verleent en uitbetaalt; omdat het anders in 't algemeen niet geschiedt en achterwege blyft, en de werkende stand in dat geval de ly'dende partü is en bljjft. Dus moet hun hoe eer hoe liever niet alleen ouderdomspensioen, maar ook invaliedenpensi- oen gegeven worden. De Staat begint nood gedwongen, wyl de particulieren in het alge meen het niet doen, voor deze gelden te zorgen en ze uit te betalen. Hy laat de gegoede particu lieren door invoerrechten en belastingen te heffen, wyl de arbeiders voor de geheele ge meenschap gewerkt hebben, daaraan betalen. Dan betalen de buitenlanders, die producten invoeren niet onbelangrijk mee. En die invoer rechten laten ook byna alle landen, door hen, die in hun land invoeren, dat mee betalen. Het land van den vryhandel bü uitnemendheid, Engeland, sehynt te willen ophouden met den vryhandel. Nu reeds worden er belangryke rechten geheven, en weldra tellen, zooals het zich laat aanzien, zy de meerderheid aldaar die er geheel een eind aan willen maken en de invoerrechten naar verhouding van andere Ryken, willen vermenigvuldigen en verhoogen. In ons land zyn het vooral de handelsteden Rotterdam en Amsterdam, die by den vry handel profiteeren en daaruit munt slaan, en die wenschen het zoo te laten, maar de werk man en het bedryf gaan er mee achteruit. Daar waar m6n belangryke in- en uitvoerrechten heft, gaan de bedryven vooruit en wordt meer geld verdiend dan in Nederland. Vandaar is het, dat weleer uit Duitsehland er hier in Ne derland geld verdienden en dat al jaren aaneen omgekeerd het geval is: dat velen uit Neder land door gebrek aan werk in Duitsehland dit zoeken en vinden. Daarom is het, dat er uit het buitenland zooveel büna kosteloos inge voerd wordt, dat in ons land gefabriceerd kon worden. Het blad Onze Courant schryft dientenge volge het volgende „Aan manufacturen, geweven en gebreide goe deren, wordt voor meer dan 30 miilioen gulden in Nederland ingevoerd. Aan allerlei machi nerieën voor meer dan 10 miilioen. Aan huiden, reuzel, talk, vet en smeer voor 30 miilioen. Aan kuipersvaatwerk voor D/4 miilioen Er zyn heel énkele takken van nyverheid, die bloeien. En dat zyn nog maar énkele bedryven. Als al dat geld neen, dat kan en dat hóéft nietals een deel van dat geld eens binnenslands kon bly'ven wat zou onze nyver heid opfleuren wat zou de werkeloosheid ver minderen wat zou er verdiend kunnen worden l Vele andere leiden een kwünend leven. En nóg vele andere zy'n uit ons land ver dwenen, omdat er geen droog brood meer te verdienen was Dat loopt over vele milioenen Of dan, zónder protectie in de laatste tien jaren de pry'zen zeker niet gestegen zün l Onze nyverheid kan best coucurreeren. Mits het buitenland haar niet dooddrukt Als de groote buitenlandsche fabrieken eerst in hun eigen land goed verdiend hebben, dan komen ze in ons land groote „opruiming" houdenAan de grenzen gaan ze vrü door met haar producten of betalen een schüntje aan invoerrecht. Concurreer daar eens tegen. Dat is een onmogelyke zaak 1 Maar als onze nüverheid goed beschermd wordt, kan ze ons volk in vele dingen goed en goedkoop bedienen". Uit een geheel verkeerd, onchristelük, niet- bybelsch beginsel is men Staats-socialisme en alzoo Staatspensioen toegedaan en wil men ten koste van alles haar zoo spoedig mogelük in voeren. Het komt neer op alles gelük maken, geen particulier vermogen en geen particulier eigendom meer. Allen gelyk en allen één. Wat het uwe is, is eigenly'k ook het müne. Ten slotte loopt het uit, zooals de geschiedenis ons reeds leerde, op de leuze der revolutie: Noch God, noeh Meester. De vry'zinnig-democraten en unie-liberalen gaan stap voor stap, onbegrüpely'k genoeg, daarmee mee en dien weg op, en laten den so cialisten den toon anngeven. Mitsdien komt het hoe langer hoe meer aan het licht, dat het beginsel tegenover beginsel staat, het beginsel, dat uit God is, het chris- telük en dat der revolutie. Daarover gaat in den grond ook de stryd. Om een gewichtige en hoogst belangry'ke zaak, laten we dit wel bedenken, wordt dus bü vernieuwing de strüd gestreden. Dat ieder dit wel beseffe en zich niet onverschillig betoone. Voor God, Nederland en ons Vorstenhuis wordt de strüd gevoerd. Dat ^pm dit belangryk, hoogst-gewichtig ver schil de stry'd gaat en de kiezers, zonder uit zondering zich behooren op te maken, er deel aan nemen, er zich kleine opofferingen van tyd en rust om behooren te getroosten, moet worden ingezien en beseft. Dat is heilige verplichting. Doch over de beginselen, waaruit men op staat kundig gebied werkzaam is en die men toege past wenscht te zien, weten ook de liberalisten dat daarover de gansche stry'd loopt. Pas schreef daarover en wees daarop een der liberale Couranten. Dat blad wilde, dat ieder dat zou inzien en daarmee rekening zou hou den. Zoo is het ook. Maar de meesten der libe ralen willen het niet weten, er niet van hooren. En wel, omdat zü met hunne beginselen, die niet de Oud-Nederlandsche zyn, doch nieuwe, godsdienstlooze, revolutionaire, onchristelyke niet voor den dag durven komen, en deze voor ons nog altyd Christelyk volk, niet luide, niet publiek uiteen wenschen te zetten. Zy zien voor den uitslag van hun zaak daarin nadeel, daarom komen ze er niet mee voor den dag en zeggen niet wat ze eigenlük willen. Hunne eenheid ligt niet in hetgeen ze samen willen, maar wel in hetgeen ze gemeenschappely'k niet willen. Tegen de kerkelyken, die zü ten on rechte, clericalen noemen, dus tegen God en Zyn dienst en de belydenis van Hem en het rekening houden met Hem, ook op staatkundig gebied, helaas, daarin zün ze vereenigd en voeren zy' in den grond den strüd. Zie als bewüa maar eens naar de „Nieuwe

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1