Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redaetie vanDs. L. BOUMi, Ds. H. V. LIMAN en Ds. 1. LITTOOIJ.
Vrijdag 21 Mei 1909.
No 4a
UIT HET WOORD.
6e Jaargang.
Met roede werking van onderscheidene Predikanten.
iBOIIEHEMTSPRUS
Drnkker-Dilgever
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER ADVERTENTIE!!
VARIA,
De komende strijd.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
HEMELVAART.
God vaart op met gejuichde
Heere met geklank der bazuin.
Pa. 47 6.
Deze geheele psalm is stout van toon. Al de
volken der aarde wandelden destijds naar het
goeddunken van hun hart, bogen zich neder
voor hun goden en hadden de heugenis aan
den eenigen en waarachtigen God ten eenenmale
verloren. Het is waar, dat er nog een volk
was, dat bjj het licht van Mozes' wet en het
woord der profeten leefde en de ware kennis
bewaarde, doch dit volk was zeer klein, telde
in de andere landen niet mede en neigde steeds
meer er toe om den Sprinkader des levens te
verlaten.
Wat moet de dichter van ons lied een liefde
tot zijn God in de borst gehad hebben om
zoo luide te roepen en het gansche volk, neen
al de volken op te roepen om te juichen over
de majesteit en de grootheid des Heeren. Hoe
getuigt z\jn opwekking van een onbegrensde
geloofskracht. Als hij aangemerkt had de din
gen, welke gezien werden, zou hij den moed
niet gehad hebben om op deze wijze te zingen.
Het scheen ongerijmd om ook maar te veron
derstellen, dat een enkel volk luisteren zou
naar z\jn klanken. Leerde de ondervinding
niet, dat hoe luider Israël riep voor de heer
lijkheid van zijn hemelschen Koning, de omlig
gende volken des te vijandiger werden tegen
allen, die deze belijdenis omhoog houden wilden
De uitwerking was steeds tegenovergesteld aan
het doel. dat men zich voorstelde.
Wonderlijk mag het wel in ons oog zijn,
dat hij in zijn verwachting niet beschaamd is.
In hoe vele talen klinkt thans zijn lied over
de breedten der aarde en hoevele monden doen
weerklinken
God vaart voor het oog,
Met gejuich omhoog,
't Schel bazuingeluid
Galmt Gods glorie uit.
Heft den lofzang aan,
Zingt Zijn wonderdaan;
Zingt de schoonste stof;
Zingt des Konings lof,
Met een zuiv'ren galm,
Met een blijden psalm
Hij, de Vorst der aard,
Is die hulde waard.
Wat gaf hem den moed De overtuiging,
dat de Koning Israels ver verheven was boven
alle volken, boven alle goden, boven al wie een
naam ontvangen had. In een schaduwbeeld
had hij die onovertroffen heerschappij gezien.
David had de arke des verbonds laten voeren
naar den Sion. Voor een oningewijde een ge
beurtenis zonder beteekenis en zonder glans.
Die ark toch was slechts een eenvoudige kist
van sittimhout. Een deksel lag er over heen.
Denk er nu nog maar bij, dat er twee afbeel
dingen van een cherub boven stonden. Nietwaar,
dat is werkelijk niet een zaak om de geestdrift
te doen ontvlammen. Zulk een ark was een
pover ding, vergeleken bij de prachtige tem
pels, welke rijke volken als de Assyriërs en
Babyloniërs gebouwd hadden voor hun goden.
Niettemin was die gebeurtenis machtig genoeg
geweest om den dichter te bezielen en zijn ge
loofsvuur aan te blazen.
Hoe kwam dit zoo G\j weet het ook wel.
Die ark was het zichtbaar teeken van de tegen
woordigheid Gods bij en onder zijn volk. Wie
had kunnen vermoeden, dat zij nog eens een
plaats vinden zou, waar voorheen de onversaagde
en dappere Jebusieten hun schijnbaar onover
winnelijke sterkte hadden Welnu, dit was
thans gebeurd en het spiegelde af die reeks van
overwinningen, welke Israels koning in den
strijd met al zijn vijanden zou behalen. Gelijk
de ark thans onder het gejuich des konings
en des volks gevoerd was naar den heuvel, zoo
zou eens de Messias na zijn worstelingen omhoog
stijgen onder de triumphkreten der Engelen.
Wij verstaan deze taal bij het licht van den
veertigsten morgen gemakkelijk, want wü gingen
ook thans weer uit naar den Olijfberg, waar
de Christus eenmaal stond in het midden van
Zijn Apostelen, aan wie Hij zijn bevelen gaf.
Wjj zien Hem als 't ware, den Held uit Juda's
stam, die de Overwinnaar van den dood en het
graf iswij luisteren met aandacht, als Hij zijn
discipelen zegent, wij staren Hem vol eerbied
na, als Hjj in stille majesteit opvaart voor 't oog
Zijner jongeren, wjj hooren naar de Engelen,
die verhalen, dat Hij heengegaan is naar den
hemel.
Waarlijk, toen mocht het heetenGod vaart
op met gejuich, de Heere met geklank der
bazuin, want toen Hij de zichtbare hemelen
doorgegaan was, werd Hij omringd van de
Engelen en de geesten der volmaakt-reehtvaar-
digen, die Hem op Zijn triumphtocht verge
zelden met hun vroolijke zangen. Welk een
oogenblik moet dat geweest zijn voor de be
woners des hemels, toen deze Vorst zjjn intrede
deed in des Vaders paleis om het loon voor
Zijn arbeid te ontvangen. Gerust moogt gij
gelooven, dat de bazuinen nooit luider en de
liederen nooit vroolijker geklonken hebben als
in die ure.
Was de vreugde in den hemel groot, ook op
de aarde was er blijdschap in het hart van hen,
die ooggetuigen van deze wondervolle gebeur
tenis waren geweest en weldra roepen deze
mannen Israël en de volken dan ook op om
te juichen over het heil der groote daden.
Die toon der apostelen vindt weerklank aide
eeuwen door en ook heden is er nog een groote
sehare, die dezen Koning eert en huldigt, die
Zijn naam uitroept en over Zjjn overwinning
jubelt.
Gij hebt zeker ook de psalmen des lofs mede
aangeheven en u verblijdt over Zijn triumph
Zal die hemelvaart van den Christus nu ook
voor u blijven een bron van rijke vreugde en
zal zij licht blijven ontsteken in elke duisternis
van uw leven? Gewis, als gij verstaat en ge
looft, dat Hij ook uw Koning is, die u regeert
door Zijn Woord en Geest, die u beschermt
tegen al uwe vijanden, die uw lot in Zijn
handen heeft. Dit is zulk een onuitsprekelijk
voorrecht, want dan zal niemand u wezenlijk
schade veroorzaken. O, verheug u dan in Hem,
en verbreid met woord en daad Zijn lof. Ver
eenig u steeds nauwer met allen, die Hem lief
hebben en die spreken tot gedachtenis van
Zijn Naam.
Hij, de Vorst der aard,
Is die hulde Waard.
Bouma.
In Frankrijk wordt het iedereen duidelijk,
dat Staat en Kerk niet los naast elkander staan
en gansch niet met elkander te doen hebben.
Het tegendeel is waar. Naar dat 't leven, de
invloed en de macht van den een is, is of wordt
ook hoe langer hoe meer het leven van de
ander. Is het leven van den Staat godsdienst
loos, en in den geest van de revolutie, dan
wordt dat door de wetten, die de Staat indient
en waardoor zij het volk regeert, en door de
macht, die ze uitoefent na korter of langer tijd,
gelijk men in Frankrijk bij vernieuwing reeds
bij ondervinding heeft, ook zoo op kerkelijk
gebied.
Daarom is 't voor het leven in al zijne ge
ledingen en op elk gebied zooveel waard, ja
van de hoogste beteekenis voor het leven in
't algemeen hoe het op staatkundig terrein is
en gaat, van welke beginselen de mannen zijn,
die daar den toon aangeven en regeeren, door
de wetten, die zij indienen en aannemen. Wordt
dit ingezien, beseft en toegestemd, dan is het
o. i. onmogelijk op staatkundig gebied onver
schillig en onzijdig te zjjn en Gods water maar
over Gods akker te laten loopen. Ja, dan kiest
men ontegenzeggelijk 6f voor deze of voor gene
beginselen.
Voor de beginselen, die naar de eerste arti
kelen van onze algemeene Apostolische geloofs
belijdenis zijn, voor God den Vader en Zjjne
Schepping, voor God den Zoon en onze verlos
sing, voor God den Heiligen Geest en onze
heiligmaking en tegen alle beginselen, die
daartegenover staan en daarom ook tot de
tegenovergestelde erkentenis van die belijdenis
leiden, alsmede tot het tegenovergestelde leven,
dat ze eischen en waartoe ze als vanzelve bren
gen. 'tls ons dikwerf onbegrijpelijk en onver
klaarbaar, dat zelfs, zij, die deze belijdenis be
amen en dat immers doen Roomsch-Katholieken
en Hervormden, ja allen, die belijders van
Christus wenschen te zijn,dit niet inzien en daar
van geen blijk geven. Hoe is het mogelijk vraag
ik mij dientengevolge menigmaal af, dat zij de
mannen van het ongeloof en de revolutie helpen
om God en Zijn dienst tegen te staan en dus
het licht van den hemel, zooals eenmaal een
minister van Frankrijk heeft gezegd, helpen
uitbJusschen. Naar de leer is, is ook het leven,
'tis opbouwen of afbreken. Waar het Evan
gelie gebracht, geloofd en beleefd werd, is
altoos de wetenschap, de beschaving, het leven
in 't algemeen en de welvaart gekomen en toe
genomen, zoolang dit geschiedde is ze ook ge
bleven.
Onkunde, achteruitgang op elk terrein even
wel waar men van de tegenovergestelde be
ginselen is uitgegaan. Laten wjj daarom een
drachtig alles doen wat in ons vermogen is
om de partijen, die daarvoor ijveren te helpen
en bjj te staan.
Dus ook de welvaart van het geheele volk
in het oog houden en doen wat in ons
vermogen is om de sociale kwesties tot oplos
sing te brengen, al langer hoe meer er toe
meewerkende, dat ieder uit zijn arbeid leven
kan. Om de Staatspensioneering in te voeren
zal in de eerste tijden, in elk geval, de Staat
te hulp moeten komen aan den werkenden
stand. Anders toch kan de invoering niet plaats
hebben, 't Zij het met of zonder eenige bijbe
paling, d. w. z. met of zonder verplichte ver
zekering. De Staat is aan den werkenden stand
eigenlijk geen pensioen verschuldigdwant de
werkende stand is niet in zijn dienst geweest.
Zij hebben voor den Staat, voor de gemeen
schap niet gearbeid. Zij deden dit voor parti
culieren die eigen levenskringen hadden, hetzij
een bedrijf, of dat zij zaken deden. In dat
bedrijf of door die zaken verdienden zij soms
zooveel dat de patroons er gegoed door werden
en zij zoo weinig dat zij er arm bjj bleven.
Van hen moeten zjj eigenlijk alzoo pensioen
hebben. Maar wjjl zp het niet doen, moet de
Staat eraan te pas komenhet voor hen doen
en in den vorm van belasting het ook laten
betalen. En alzoo de kwestie oplossen en de
werkende stand, de invalieden en de ouden
van dagen helpen.
Denkt er om, die te veel eischt, krjjgt al
jaren aaneen niets. Daarom gaat mee met ver
plichte verzekering.
Onlangs schreef een Friesch blad over het
geen Prof. Treub, vrijzinnig-democraat, in „Land
ön Volk" gezegd had.
Het luidde
«Zjj (nl. de vrijzinnigen) willen gaarne de
meerderheid behalen. Maar hoe, door welk
middel
Door hetzelfde middel als ook vroeger wel
deugdelijk is gebleken, door te strooien met
beloften en nog eens beloften. Ditmaal wordt
Staatspensioen beloofd aan ouden van dagen.
Als dat niet „pakt", pakt niemendal?
Zullen de kiezers zich andermaal beet laten
nemen Het is zeer waarschijnlijk. Willen zjj
naar ons niet luisteren, dat zjj dan hooren naar
hetgeen een man als profTreub in zjjn goed
gedocumenteerde Land- en FoZft-artikelen over
deBorgesiaansche verkiezings-rekenkunde zegt:
Van „Staatspensioneering op 70-jarigen leef
tijd in een eenigszins beteekenenden vorm komt
niets en kan niets komen, ook al behaalt de
vrijzinnigheid de meerderheid. Vooreerst ont
breekt alle eensgezindheid. Oud-liberalen, unie
liberalen, vrijzinnig-democraten en socialisten
worden het nooit eens over de vraagwaar
moeten de millioenen vandaan komen. En al
waren zij ook in hoofdzaak homogeen, dan nog
zou geen ernstig staatsman eene verhooging
der directe belastingen met 25 miilioen durven
voorstellen.
25 miilioen toch zjjn noodig, volgens Prof.
Treub, als men eene ouderdoms-pensionneering
naar Engelsch model, met inbegrip der be
deelden, hier invoeren wil.
En wenseht men het „pensioen" op 65-jarigen
leeftijd te doen ingaan, dan kost het aan den
Staat 42 miilioen".
Of zooals het vrijzinnige Kamerlid Borgesiu s
nog onlangs in een verkieziügsrede het volk
waarvoor hij sprak, verkeerdelijk wijs maakte,
n.l., dat afgetreden ministers (zooals Z.Ed.)
jaarlijks van den Staat wel eenige duizenden
guldens pensioen ontvangen, doch, let daar
wel op, dat hij wist, maar er niet bij zeide, dat
alle staatsambtenaren ieder jaar verplicht zijn,
willen zij het pensioen niet verbeuren, maar
ontvangen, zooveel daarvoor van hetgeen zij
verdienen, af te staan, dat er zelfs meer in
de kas is, van de gelden die moeten afgestaan,
dan er jaarlijks aan de pensioenen moet uit
betaald worden. Let wel, ook aan de gewezen
ministers. En de geeoaliseerde partijen, dat zjjn
de anti-revolutionairen, de Chr. Historischen
en de Roomschen willen, geljjk de Staat dat
van allen die pensioen ontvangen, steeds ge
wild heeft en nog wil, dat zjj daarvoor, zoolang
zjj geld verdienen ook iets afzonderen. Is dat
van jeugdigen leeftijd at gedaan dan wordt dat
op den duur een kas van beteekenis, doch om
dat de werkende stand dooreen 'weinig ver
dient, moet dat, om niet te bezwaren, niet veel
zijn. Maar al is het weinig, doch doen allen
het en deden zy het jaren aaneen, dan zou men
toch een belangrijke kas verkrijgen. Doch wijl
het dusver niet geschied is, zou wanneer het pen
sioen nu opeens ingevoerd werd alles voor al de
gepensioneerden door den Staat moeten betaald
worden en dat zou een som vragen, die men
in Nederland niet bijeen wist te krijgen, dan
op socialistische of anarchistische wijze, wat
geen der partijen, die niet tot de evengenoemde
behooren, durven voorstellen. Dus om pen
sioen te verkrijgen, moeten wij allen, al is het
ongaarne of noodgedwongen tot de verplichte
verzekering overgaan. Hoe eer dit geschiedt,
hoe eer de pensioneering kan en zal plaats
hebben.
Kan men later zacht aan hetgeen eerst jaar
lijks moet afgestaan worden, verminderen, dan
kan en behoort dat te geschieden.
Te beginnen met vrijwillige en niet ver
plichte verzekering, zooals de regeering in
België de pensioenverzekering heeft ingevoerd,
heeft fiasco gemaakt. Ze beantwoordt niet aan
het doel. Te veel van hen, die op pensioen
recht en daaraan behoefte hadden, zijn er,