Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie Yan: Ds. L. BOÜMA, Bs. H. W. LAMA» en Ds. A. LITTOOIJ.
6e Jaargang.
Vrijdag 14 Mei 1909.
No. 47.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az.
De komende strijd.
1B0HHEMEHTSPRIJS
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers 3 cent.
Drnkker-Uitgever
MIDDELBURG.
PRIJS DER 1DYERTEHTIEH
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
THOMAS.
Daarna zeide Hij tot Thomas:
Breng uwen vinger hier, en zie mijn
handen, en breng uwe hand en
steek ze in mijn zijdeen zijt niet
ongeloovig, maar geloovig. En Tho
mas' antwoordde en zeide tot Hem
mijn Heer en mijn God.
x Joh. XX 27, 28.
IV.
Nauwelijks was het vrede zjj ulieden" van
Heilands lippen gehoord, of het hart aller
apostelen was met een zaligen vrede vervuld.
Een blijde ontroering had zich van allen mees
ter gemaakt en met diep ontzag zagen z\j allen
op Hem, die dood geweest was, maar nu leefde
en leven zal tot in eeuwigheid. Allen Tho
mas ook? Ja, ook deze. Hij is als aan den
grond genageld, hij komt niet van zijn plaats,
hij verroert zich niet. Heeft hij vergeten, wat
hij voornemens was te doen Is het hem door
gegaan, wat hij wilde volvoeren? Gedenkt hij
niet meer aan zijn beslist woord, dat hjj eerst
zijn vinger wil leggen in de teekenen der na
gelen Wij gelooven het niet. Maar hij achtte
het geheel overbodig, hij was opeens van zijn
ongeloof genezen, al zijn twijfelingen vluchtten
als nachtvogels voor het morgenlicht. W aartoe
zou hij nu nog zijn hand uitstrekken Hij zou
het niet durven. Zwaarmoedige menschen kun
nen zich soras kras uitlaten, maar als zij over
tuigd worden hebben zij spijt over een woord,
in treurigheid tot miskenning van anderen ge
sproken.
Verre zij het van hem om nu op te staan,
op Jezus toe te treden en te zeggen gelooven
kan ik nog nietsta mjj derhalve toe, dat ik
met mijn handen mij overtuig van de waarheid
uwer opstanding. Indezeoogenblikkenwenschte
hij wel, dat hij zjjn tong beter had gebreideld.
Maar hij had het eenmaal gezegd en het was
reeds te laat om het terug te nemen.
Zullen de overige apostelen hem nu herin
neren aan wat tusschen ben voorgevallen is?
Daar is ook geen denken aan. Zij zijn zoo
verheugd, inzonderheid terwilJe van Thomas,
met wien zjj zoo innig medelijden hadden. Nu
hij gewonnen is voor de waarheid, willen zij
al het voorgevallene vergeten. Voor leedvermaak
is er in een verruimde, verblijde ziel geen plaats.
Het komt niet eens in hen op om hem in de
engte te brengen en hem deze ure van heilige
beschaamdheid en zalige vreugde te bederven.
Zij hebben altijd in hem gewaardeerd de oprechte
trouw van zijn hart en in de laatste dagen nog
het allermeest. Daarom konden zij zijn sombere
stemming en zijn krasse uitvallen verdragen.
Hun had het wel leed gedaan, dat bij zoo on
billijk over hen oordeelde, maar zij hadden het
toegeschreven, gelijk het ook werkelijk was,
aan de vreeselijke droefenis, die hem geheel
beheerschte.
Van zijn mede-apostelen heeft Thomas der
halve niets te vreezen. Niemand hunner ge
voelt lust hem aan zjjn voornemen te herinneren.
Toch zal er bij deze gelegenheid sprake van
zjjn. De Heiland wendt zich tot Thomas en
zegt tot hem: Breng uwen vinger hier en zie
mjjn handen en breng uwe hand en steek ze
in mjjn zijde en zjjt niet ongeloovig, maar ge
loovig. Hieruit blijkt ons, dat Hjj wist, wat
Thomas in zijn sombere droefgeestigheid ge
sproken heeft. Hoewel de discipel waande, dat
Hjj in het rijk der dooden was, toch leefde Hjj
niet alleen, maar was Hij hem nabij geweest,
zoo nabij zelfs» Jat Hij hooren kon, wat de
ander zeide. Laat er ons rekening mede houden.
Voor ons besef is de Christus menigmaal zoo ver
van ons verwijderd, en wij leven daarheen, alsof
Hjj niets van ons wist, niet op ons lette en
geen aoht gaf op onze overleggingen en op onze
woorden, terwijl Hjj toch inderdaad bij ons is
in eiken nood en in eiken dood. Dit leere ons
voorzichtig te zijn in onze uitlatingen en niet
toe te geven aan onzen twijfel, onze sombere
overleggingen, wetende, dat er een oogenblik
zal komen, waarin Hij ons herinneren zal aan
wat wij dachten en wat wjj spraken. In plaats
van ongeloovig te zijn past het ons, dat wjj ons
ten allen tijde wenden tot Hem, bjj Wien er
uitkomsten zjjn zelfs tegen den dood.
Hoe zal dit bevel des Heilands den blos der
schaamte gebracht hebben op de wangen van
Thomas, wijl het opeens duidelijk werd, dat
zijn Meester zjjn sombere stemming en zjjn
bittere woorden kende. O hoe verfoeide hij
zich zelf en hoe bitter was het hem nu, dat
hjj zooveel waarde aan zjjn eigen voorstellingen
toegekend had. Welke vrucht had hjj nu van
zjjn stijfhoofdige en hoogmoedige denkbeelden
In den grond van zjjn hart betreurde hjj het,
dat hij zich niet had laten leiden door het
getuigenis van de profeten en van Jezus zelf.
De opening uwer woorden geeft licht, dit
bleek ook hier, want hjj zag zich zelf aanstonds
gelijk hij was, maar ook den Christus, die in
Zjjn Goddelijke Majesteit in onvergankelijke
heerlijkheid voor het oog zjjns geestes verscheen.
Meermalen had hij Jezus aanschouwd, omsche
nen van een meer dan aardsehen luister, doch
nooit zoo duidelijk als thans. Dit was voor
hem een oogenblik als de ure voor Nathanaël,
toen Jezus op de vraagvanwaar kent gij mij,
antwoordde: eer Philippus u riep zag ik u,
toen gij onder den vijgeboom waart. Dadelijk
had Nathanaël gezegd Gij zijt de Christus, de
Zoon des levenden Gods en zoo welde nu ook
uit de diepte van Thomas' hart de heerlijke
belijdenis op: Mjjn Heer en mijn God. Neen,
niet mogelijk is het te schilderen, wat er in die
stonde omging in zijn ziel. Het laat zich beter
gevoelen dan beschrijven. Maar dat het hem
wonderlijk ja zalig te moede was, kunnen wij
wel zeggen. Hij gevoelde zich onuitsprekelijk
zalig en zonk dan ook in aanbidding aan Zijn
voeten neer. O hoe diep had hjj zich wel wil
len buigen, nu hjj de allesovertreffende groot
heid en de onvergelijkbare Majesteit van den
Meester zag en hoe gaarne zou hij aan Zijn
voeten hebben willen blijven liggen om Hem
steeds te bewonderen en zich in Hem te ver
liezen.
Deze belijdenis van Thomas staat zeer hoog.
Maar deze dingen zjjn geschreven, opdat gjj
gelooft, dat Jezus is de Christus de Zone Gods
en opdat gjj geloovende het leven hebt in
Zjjn Naam. Naar dit woord van den Evan
gelist Johannes is het doel, waartoe het ge
schrevene moet dienen, om ons te brengen tot
het geloof in Jezus, die de Christus, de Zone
Gods is. Hooger kan het geloof niet klimmen.
Is het eenmaal daaraan gekomen, dan heeft
het zjjn toppunt bereikt. In deze belijdenis
spreekt het zijn diepste woord uit en vindt
het de rust voor het hol van zijn voet. Eerst
op deze berghoogte gevoelt het zich in de
lucht, waarin het ruim en vrij ademen kan.
Daar verliest Thomas, daar verliest elk chris
ten alle schepsel uit het oog, daar taant alle
geschapen heerlijkheid, daar zou hij altoos
willen zijn, verzonken in stille aanbidding.
Het ware leven, lieven, loven, is slechts, waar
men Jezus ziet in Zijn eigen onvergankelijk
licht.
Bovendien is deze belijdenis zoo heerljjk,
omdat Thomas niet zegtGij zijt Heer en God,
maar mijn Heer en mijn God. Daarmede spreekt
hij uit, dat zijn gansche vertrouwen op Hem
is. Nevens U lust mjj niets in den hemel,
noch op de aarde. Tevens, dat hij geheel aan
aan hem behoort met lichaam en ziel voortijd
en eeuwigheid. De overgave van zjjn leven
met al de vermogens en de gaven is volkomen.
Geheel is hjj aan Jezus gewijd. En dit is
eerst mogelijk geworden, nu Jezus zich geheel
aan hem gegeven heeft. Yan Hem ging het
uit. Zeker, reeds lang van te voren, maar
thans kreeg het eerst zjjn volle beslag. Altijd
stond er nog iets tusschen Thomas en Jezus
in. Maar ook dit laatste had Jezus weggeno
men en nu kon Thomas zeggen, wat hij uit
sprak. Het is niet een belijdenis, die een
vrucht is enkel van nadenken over den Per
soon van den Christus, zij is niet in den weg
van redeneeren verkregen, zij rust ook op de
overlevering, maar zij is de rjjpe, de sappige
vrucht uit eigen aanschouwing ontstaan. Na
spreken wat anderen, wat de Apostelen en de
profeten ons voorgezegd hebben, is gemakkelijk,
maar het is aan een appel gelijk welke aan
een tak van den boom wordt gebonden ware,
echte belijdenis wordt alleen gevonden bij hem
of haar, die persoonlijk met Jezus in gemeen
schap komt en vol is zjj eerst, wanneer wij
met ons gansche leven in Hem wortelen. Dan
zingen wij uit volle borst:
Wien heb ik nevens U omhoog
Wat zou mjjn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bouma.
VARIA,
Zooals verledene week aan het slot van ons
artikel gezegd is, wenschen we thans er de aan
dacht op te vestigen, dat in den grond de strjjd
gaat tusschen de coalitie, d. i. tusschen de drie
partjjen, die ook op staatkundig gebied met
God en Zjjne ordinantiën rekening houden en
tusschen de partyen, die op dat gebied uit de
beginselen der revolutie leven, denken, leeren
en wetten wenschen, zonder rekening te wil
len houden met God en Zjjne verordeningen.
Vooral op staatkundig gebied beweren zjj dat
dit niet moet en niet behoeft.
Dat zjjn wat het gansche leven betreft, het
leven in al zjjn geledingen en op elk gebied
de socialisten, als de verst afgewekenen, zjj,
die alle erkentenis van God en Zjjn ge-
openbaarden wil verloren. Met velen der libe
ralen is dit op godsdienstig en kerkeljjk
gebied nog niet het geval, maar op politiek
terrein willen zjj evenmin van God en Zjjne
ordinantiën weten. Doch met de meest geavan-
ceerden gaan ook zjj hoe langer hoe meer mee.
Dat doen zelfs de conservatieven onder hen.
Dus op het gebied waar we nu mee te doen
hebben en waar het bjj de verkiezingen om
gaat, willen zjj, als de verstgevorderden, met
de beljjdenis en de erkentenis van God en Zjjne
ordinantiën niet te doen hebben en leven alzoo
ten dezen opziehte uit hetzelfde revolutie, be
ginsel. En daaruit is het alleen, maar ook ge
heel te verklaren, dat wjj ze menigmaal en
vooral bjj herstemmingen, als het tegenover de
„kerkeljjken" gaat, met de meest geavanceerden
zien samengaan, ook, al is het ondanks zich-
zelven, op de socialisten zien wjj ze dan stem
men. Daarom heeft ook Mr. Groen reeds in zjjn
tjjd hen allen bjj de tegenpartjj, bjj de revolutie-
partjj ingedeeld.
Zjj gelooven en beljjden, op staatkundig
terrein niet en houden dus geen rekening met
de eerste artikelen van onze aloude Aposto
lische geloofsbelijdenis, d.i. niet de artikelen:
Ik geloof in God den Vader, den Almachtige,
Schepper des hemels en der aarde, en in
Jezus Christus, Zjjnen eeniggeboren Zoon,
onzen Hëere. Zjj houden daar vooral op dit ter
rein geen rekening mee en willen dat zulks niet
gedaan wordt, liefst in geheel Nederland. Noch
God, noch Meester, dat is, zooals door mjj ver
ledene week beweerd is, naar Groen van Prin-
sterers zeggen hoe langer hoe meer de leuze,
of zooals hjj het grond verschil, de strjjd in
wezen korteljjk noemdehet Evangelie of de
Revolutie. Bjj ons het eerste, bjj hen, zonder
het te willen weten, het laatste.
Zooals gezegd is, gelooft de revolutie, die
wjj bjj de meest gevorderden of verst afgewe
kenen het best aanschouwen kunnen, d.i. bjj
socialisten en anarchisten of wilt ge, zooals in
Frankrjjk tot bjj het Ministerie dat (namens
de Republiek optreedt) als wetgevende macht,
en door de wetten, die het geeft, toont, dat het
God tegenstaat en van Zjjn dienst en van Zjjn
Zoon Jezus Christus niet weten wil. Ja, dat
het bjj de revolutie uitloopt op de gegevene
omschrjjving, noch God, noch Meester, zien we
ook in den laatste.n tjjd in de stakingen aldaar,
van de Post- en Telegraaf beambten. Het geheele
maatschappelijke leven doet men er stilstaan
en keert men om. De regeering moet tegen
hare beambten daarom wel opkomen, terwjjl
de beambten assoeieeren en tegen de macht
hebbers gemeenschappelijk zich verzetten. Dus
revolutie tenslotte van den een tegen den ander.
Zoo was haar leven en openbaring ook in 1789
en zoo wordt het langer hoe meer bjj ver
nieuwing. We zien, naar dat leven voert de
revolutie ons heen. Naar mr. Groen's uitspraak,
gegeven juist in staatkundigen strjjd en op
staatkundig gebied, is het het Evangelie, dat
wjj tegenover de Revolutie moeten stellen, be
ljjden en voorstaan. Uit het Evangelie halen
wjj de beginselen en uit die beginselen worden
de maatschappelijke en staatkundige zaken be
zien en behandeld. Wjj wenschen gewis op dat
terrein werkzaam te zjjn.
In het tweede artikel van de boven aange
haalde aloude beljjdenis hebben de Kerken
van der Apostelen dagen af hetzelfde beleden
en betuigd en getoond te gelooven wat in de
aangehaalde leuze van Groen uitgesproken is.
Trouwens, het was de erkentenis van dien
tjjd, ja de eeuwen door, dat Gods Zoon voor de
zonde geleden heeft en gestorven is en daarom
van den Vader heeft ontvangen alle macht
in den hemel en op de aarde. Dat is alzoo
naar het Evangelie. Dat staat dus tegenover
de Revolutie. Van Jezus, welke van God ge
komen en gegeven is, als onze Heere, Gebieder
en Zaligmaker, die geleden heeft ongestorven
is en waardoor wjj ontwikkeld en in zeer veel
opzichten gezegend zjjn geworden, daarvan
willen de tegenstanders niet weten. Het is dus,
zooals Mr. Groen, dat alles kernachtig saam-
vatte, zoowel het een als het ander, nam. wat
èn wjj èn de tegenpartij willen.
Waarom de strjjd dus gaat, moet en kan ons
duideljjk zjjn.
Hoe groot en van hoever strekkende be-
teekenis de gevolgen zjjn van dezen onzen
strjjd is ontegenzeggelijk duideljjk.
Wat dusver in dit artikel gezegd is, is het,
waarom de eeuwen door de strjjd ging, en
vooral sinds Christus mensch geworden is.
Maar dat wordt in het program der tegenstan
ders niet gezegd, erkend of publiek gemaakt.
Slechts geschiedt dit door enkelen, algemeen
eehter komt men, uit politieke berekening,
wjjl men vreest dat dit schaden zal, er niet
voor uit.
In het program, dat men openbaar maakt,
wil men liefst niet over den dienst van God
gesproken hebben, ontkent men zelfs, dat het
om het leven uit en naar God of tegen Hem
en de erkentenis van Hem gaat. Het gaat
alleen om maatschapppeljjke, en staatkundige,
wereldsche zaken en daarom komen die din
gen, die daarop betrekking hebben, uitsluitend
in het program der tegenstanders van Goden
Zjjn dienst voor.
Het hoogere, godsdienstige leven en wat
daarop betrekking of mee te maken heeft, is