Vrederust. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Ineensmelting. ZENDING. „Beginnende van Jerusalem". Het verbeide Koningskind. uit ze zelf genoegzaam en duidelijk toonen werkzaam te willen zijn. Zoowel op die van de vrijzinnigen en die van de sociaal-demo- eraten, d. i. die niet rekenen met het Woord en de rechten van God, als op die van de anti-revolutionairen, christelijk-historischen of roomsch-katholieken. Op de beginselen toch waaruit ze werkzaam zijn, komt het aan. Naar de beginselen zijn, is het optreden, het belijden en de werkzaamheid der candidaten. In den grond ten zegen voor het land en volk of niet, dat is m. a. w. opbouwend op de Christelijke grondslagen, of afbrekend en tegen God en ons wezenlijk welzijn. Bedenkt ook, dat wij allen men- schen zijn, en dat de een behoort tot het „jolige" christendom en de ander tot de steeds ernstige christen-belijders. En nu mag er wel keuze zjjn maar hen, die de meerderheid eenmaal verkoor, moeten wij helpen om de verwinning te beha len, en om alzoo eene meerderheid in de Tweede Kamer te verkrijgenen mitsdien ook om ons Christelijk-gezind Ministerie, dat opbouwend in Christelijken geest en met wijs beleid, naar de wezenlijke behoefte van land en volk werkzaam was en hoopt te blijven, niet genoodzaakt wordt om heen te gaan. We binden dat allen op het hart en roepen allen nog eenmaal toe„Bidt en werkt". Ja, laat de verwachting van Hèm zijn, die de overwinning geeft De Candidaten voor de a.s. verkiezing, en die g\j kiezen en waarvoor gij ijveren moet zijnvoor het district Zierikzee, dhr. H. Veghtel voor Goes, Mr. A. F. de Savornin Lohman voor Middelburg, dhr. J. H. Blumvoor Honte- nisse, dhr. P. Fruitier; voor Oostburg, Mr. P. Dieleman. Zorgt mee, dat zij er komen. Littooij. De volgende week, 5 Mei, zal naar het voor nemen te Bergen op Zoom het gesticht voor de medelijdenswaardige, obnormale meer of minder van hun verstand beroofden geopend worden. Dat er nog behoefte is aan eene Stich ting voor deze ongelukkigen blijkt steeds meer. Pas zijn de Stichtingen vergroot of nieuwe er bijgebouwd en geopend, of deze Stichting zal weldra als de andere weer bezet zijn. Hieruit blijkt hoe langer hoe meer, dat het getal van deze beklagenswaardigen onrustbarend toe neemt. Het drukke, ingespannen, zenuwach tige leven nam de laatste jaren ook hand over hand toe. Het stille, rustige, vredige leven wordt te weinig genoten en gevonden. Het geloof in God, gelijk Hij zich in Chris tus aan arme zondaren heeft geopenbaard, en waarom Jezus gebeden heeft, dat het moge blijven, in het hart waarin het gegeven is, moet ons behoefte zijn, en daarom moet dus bij aanvang en voortgang gebeden worden. Dat toch maakt stil, rustig en tevreden met ons lot. Ja, het maakt ons rijk in God, en geeft ons vrede in den tijd en voor de eeuwig heid. Daarom dus zij ons aller bede voor ons zeiven, voor allen die het geloof missen, bij- name voor hen, die aan die Stichtingen be hoefte hebben of er reeds in vertoeven. Het verblijdt ons, dat wij dit Zeeuwsch Gesticht met gemeenschappelijke krachten en gaven in 't leven mochten roepenen dat de Gerefor meerden en Hervormden christenen het eens zijn geworden en gebleven over de belijdenis, die hier ten grondslag werd gelegd. Hoe lan ger hoe meer behooren we, op elk terrein van het leven, saam te gaan en saam te werken, en wel naar Mr. Groen's leuzehet Evangelie, d.i. het woord onzes Gods tegenover de revolutie en hare beginselen te stellen. Deze tegenstelling is er, was er en zal er blijven tot den einde toe. Zulks is de wil van God en de vrucht van de genade in Christus, en hoe meer het uitkomt hoe meer reden we hebben van lof en dank aan Hem. Dat toch is een bewijs, dat Hij in liefde gedenkt aan de wereld der men- schenkinderen, die in het booze ligt. Belijden en werkzaam zjjn dus moeten we op elk ge bied, ook op dat der barmhartigheid, in dien geest. Littooij. IV. Naar ik meen is het ds. van Andel geweest, die in 1891 gewezen heeft op de groote be- teekenis van de opstanding van den Christus voor de eenheid van de geloovigen. Gelijk Zacharias' voorspelling luiddeIk zal den Her der slaan en de schapen zullen verstrooid wor den, was het gegaan, want als Jezus op last van den grooten Raad gevangen genomen werd, stoven de discipelen uiteen. Het scheen wel, alsof er geen band meer was tusschen de volgelingen van den Heiland en er was geen gedachte aan, dat zjj zich vereenigen zouden om gezamenlijk in 't openbaar op te komen tegen het onrechtvaardig vonnis, dat de man nen, die op den stoel van Mozes zaten over den Meester geveld haden. Zjj misten alle kracht en allen moed. Geheel weerloos waren zij. Zij durfden zich zelfs niet meer te vertoo- nen. De vrees had zich geheel van hen mees ter gemaakt en zjj zochten een schuilplaats, waar zij veilig waren. Doch hoe veranderde dit, nadat zjj overtuigd werden van de waar heid der opstanding. Zjj komen weer te voor schijn, zij vereenigen zich met elkander, zij treden in het openbaar op, zij spreken het voor het oor van het gansehe volk uit, wat zij oor- deelen over de terechtstelling op Golgotha. Alle vrees is geweken en als helden binden zjj den strijd voor Jezus' zaak aan. Welnu, die kracht der opstanding is er nog, zij heeft niets van haar werking verloren en daarom i3 het de roeping van allen, die een plant met Christus willen zjjn in de gelijk making van Zjjn dood, en de gelijkmaking van de kracht Zijner opstanding, elkanders handen te sterken en alles te verwijderen, wat hun optreden naar buiten kan schaden. In eiken tjjd moet het blijken, dat de discipelen een van hart en een vau zin zijn. En niemand zal kunnen of durven beweren, dat het gedeelde kerkelijke leven een eere voor den Christus is. Integendeel naar buiten maakt het den indruk, dat de kracht van den levenden Heiland uit geput is. Er schuilt blijkbaar in den Christus geen kracht meer, kan men zeggen, want Hjj weet niet eens te bewerken, dat zij, die pre cies dezelfde belijdenis en dezelfde kerkenor dening hebben, als broeders en zusters kerke lijk samenwonen en het wordt tijd, dat zjj eens meer ernst maken met wat zjj zelf ge- looven, voordat zjj Hem luide als den Koning der koningen roemen. Wat zullen wij hierop zeggen Ik geloof niet, dat wij een dergelijke bewering krachte loos kunnen maken. Veeleer mag zulk een taal ons verootmoedigen en doen belijden, dat wjj er aanleiding toe geven. En wanneer er dan eenige liefde tot Jezus en tot Zjjn eer in ons hart is, zullen we ons moeten bereiden om te doen wat onze hand vindt om te doen. Hjj is het waardig, dat wjj voor Hem buigen en in Zjjn Naam voorttrekken. Daarbjj moeten wjj niet vergeten, dat het gedeeld kerkelijk leven onzen invloed naar buiten breekt. Spreek eens met hen, die nog in de Herv. Kerk de Geref. belijdenis liefhebben en wijs hen eens op de verplichting om niét langer te buigen voor de wetten, welke Christus' Koningschap over Zjjn Kerk aanranden, weet ge, wat zij antwoorden. Zeker, er is bij ons veel, dat niet deugt, maar het voorbeeld, dat gij ons geeft, is ook niet uitlokkend. Gjj hebt gebroken met ons genootschap, maar gjj schijnt het daarbuiten ook niet te kunnen vinden. Het is reeds bijna zeventien jaar geleden, dat uwe kerken vereenigd werden, maar nog blijft op menige plaats het gedeelde leven aanhouden. Wanneer gjj iets doen wilt om ons, zooals gjj het noemt tot trouw en gehoorzaamheid aan te sporen, maak dan eerst uwe eigen huis houding in orde. Dan komt er nog bij, dat zjj, die verder van onze belijdenis afstaan, er heelemaal niet bij kunnen. Zij zijn meestal weinig op de hoogte met ons verleden en achten het de moeite niet waard zich in onze toestanden in te denken. Maar zij zien wel onze gedeeldheid en lachen er om. Wat moeten dat toch onmogelijke menschen zijn, denken zjj, die zieh uitgeven voor chris tenen en niet eens met elkander kerkelijk leven kunnen. Kom maar eens in die kringen en gij zult spoedig ervaren, hoe zij den spot drjjven met onze kibbelarijen. Zelfs het geslacht, dat thans in onze eigen kringen opgroeit, zal later niet kunnen begrij pen wat ons bewogen heeft ons op ons zelf te houden, en wanneer zp het goed verstaan, zullen zjj ons veroordeelen. Laten wjj derhalve deze zaak eens ernstig overdenken en vragen, wat de Koning der Kerk van ons eischt, opdat wjj er toe komen deze breuke te heelen. Dit is het eerste, wat wjj doen moeten, het is nu eenmaal op onzen weg gelegd, want blijft het zooals het is, dan staat dit den geregelden opbouw van Christus Kerk in ons rijk historisch gewest in den weg. Bouma. I. Wie onzer heeft wel eens niet van „Jeruël" gehoord 't Is een vereeniging in Rotterdam, welke haar werk verricht in de achterbuurten beiden gaan samen: evangelisatie en philan- thropie, en nu reeds mag de vereeniging roe men in veel zegen, dien God gaf. Dit voorbeeld van „Jeruël" en ook van het „Leger des Heils" heeft de Geref. Kerk te Rotterdam geprikkeld tot navolgingzij heeft de hand aan den ploeg geslagen en zich opge maakt om de verlorenen in de donkere holen van deze groote stad op te zoeken. Yoor veertien dagen hield deze Evangeli satie der Geref. Kerk haar jaarvergadering, waarop Ds. v. d. Brink o.a. het volgende sprak, volgens De Rotterdammer'. „Ook nu geldt nog het „beginnen van Jeru zalem", dus voor de kerk van Christus alhier „beginnende van Rotterdam". Wjj moeten be ginnen in onze eigen omgeving onder hen, die zoo diep gezonken zjjn, stoffelijk maar vooral geestelijk, het Evangelie te brengen. Het ideaal is zelfs, dat straks de Gereformeerde kerk van Rotterdam een dienaar des Woords roept expresselijk voor dezen Evangelisatie-arbeid. En voorts moet ieder lid der Gemeente, die kan, medehelpen. Wie een talentje heeft ontvangen, moet dat gaan besteden in den dienst des Heeren. Tot heden waren het vooral de zusters, die zich gaarne aan dezen heerlijken arbeid geven. Maar ook den1 broeders roept Spr. toe: èeeft u tochWij hebben uw hulp en mede werking zoo noodigDeze arbeid is al zoo lang verwaarloosd. En toen de kerk het niet deed zjjn „Jeruël" en het „Leger desHeils" gekomen. Eu nu kan men van die beiden heel veel verkeerds zeggen, maar als wij zélf niet de hand aan den ploeg slaan, zal die kritiek tegen ons getuigen. In den grooten dag der dagen zullen dan Jeruëlen het Leger des Heilsa getuigen tegen de Geref. Kerk te Rotterdam. Geen kritiek oefenen, zegt Spr., maar zelf aan den arbeid. Alles geven wat God ons heelt verleend, ons hart, ons gebed, ons zelf, onze kracht, onze tijd, onze toewijding en dat alles onder biddend opzien tot God. Dan mogen wjj verwachten, dat Hjj ons werk zal zegenen tot roem en eere van Zjjnen Naam." Dit is een woord ons uit het hart. Ik heb wel eens van christenen gehoord, die bij de menschen o zoo vriendelijk en voorkomend waren, doch thuis aan al hun booze nukken toegaven, zich als echte brombeeren vertoonden, en er schier op uit waren 't leven van hun huisgenooten zoo verdrietig mogelijk te maken. Is het niet droevig? In vroegere jaren waren het de bezoekers van de gezelschappen, die zondigdenwant terwjjl zij uitgingen tot hun geestelijk vermaak, lieten zij de kinderen veelszins onverzorgd thuis, en verwaarloosden zoo hun heilige roe ping als vaders en moeders. Op dergeljjke wjjze handelen ook velen (of zijn het er maar enkelen die „ach" en „wee" roepen over de „arme heidenen", doch ternau wernood denken aan den sehreienden nood in eigen omgeving. Zoo zjjn er, misschien ook wel in Zeeland. Daarom is het goed Jezus' woord „beginnende van Jeruzalem" in gedachtenis te houden. Wat wjj dan doen moeten? Allereerst als personen een voorbeeld zjjn en geven, naar het woord van den Heiland: „laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen, dat zjj uw goede werken mogen zien, en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken." Indien wij als Ge reformeerden aan Zending in Indië doen, moe ten wjj zeer zeker ons zelf hier in de plaats onzer inwoning als echte christenen openba ren. En zoo dit niet gebeurt, heeft men heel veel van een huichelaar. Bovendien is er wel werk op het terrein der Evangelisatiedan denken wij bjjv. aan onze Zondagsscholen waaraan personeel benoodigd is, aan onze Christelijke Bewaarschool, ten deele ook aan de Christelijke lagere scholenen zoo is er nog wel meer. Misschien heeft ook de Geref. Kerk als zoo danig een roeping, gelijk die in Rotterdam, in Arnhem en andere plaatsen is gevoeld en wordt volbracht. Door. het als Methodisme uit te maken is men niet klaar, want al was dit ook zoo, daarom mogen wij het goede van het Methodisme waarlijk wel overnemen. Wij hebben echter een paar vragen. Ten eerste, is zulk een besliste en bepaalde Evan gelisatie-arbeid noodig in Middelburg, Vlissin- gen en alle andere plaatsen in Zeeland Van Middelburg is tenminste bekend, dat er door de Hervormden uitnemend gewerkt wordt onder hun kuddeen raakt men met de Evangelisatie niet op hun kerkelijk gebied? Bovendien, ds. van Andel schrijft in de laatste Bazuin over de „Prediking aan de afvalligen" en merkt op, dat onze predikanten in den regel de handen al zoo vol hebben, dat hun derge lijke arbeid licht te zwaar zou zjjn. Hoe zou den wij dit dan moeten doen en waar hulp te vinden 'tls niet onmogelijk, dat die Broeder, die de vriendelijke attentie had mjj het bovenge noemde nummer van De Rotterdammer te zen den, ons in dezen van raad dienen wil. Maar eindelijk, moet de nood in eigen kring en omgeving ons dringen het werk der Zen ding in Indië na te laten? Hierop D. V. een volgend maal het antwoord. J. D. WisunreA. Onze tjjd noemt zich zoo gaarne de eeuw van het kind, en dweept met de majesteit van het kind, doch voor het Nederlandsche volk waren de laatste maanden in gansch bijzon- deren zin de tjjd van het kind te noemen. Schier aller hart klopte van de bljjde hoop, onze geliefde Vorstin als een gelukkige moeder te begroeten. Zoowel in de wjjdsche zalen van het kasteel als in de stulp des daglooners werd gesproken van het kind, waaraan Neêrlands Koningin, de eenig overgebleven telg uit het doorluchtig huis van Oranje, het leven zou schenken. Een kind, door de voorzienigheid Gods tot een majesteit bestemd. Het gaat niet gemakkelijk, ons volk in een hoogere stemming te brengen. Wij zjjn nu een maal meer phlegmatisch dan enthousiastisch aangelegd. Toch zjjn er oogenblikken, waarin de vonk van geestdrift uitschiet en als een galvanische stroom van den Dollard tot de Schelde zich voortplant. Die oogenblikken deden zieh inzonderheid dan voor, als wij op nadrukkelijke wijze in aanraking werden ge bracht met het geliefde Oranjehuis, dat zoo innig en teeder met ons volk is saamgesnoerd, In zulke tjjden bleek het op verrassende wjjze, hoe ook ons volk op het diepst kan worden bewogen. Oranje's vreugde is een volks vreugd en Oranje's rouw is steeds een volksrouw ge weest. Alleen de partjj der socialisten mengde in het algemeen hooggestemde accoord onzer na tionale verwachting een wanklank. En al kun nen wij het optreden van Mr. Troelstra van zjjn standpunt alleszins verstaan, wij mogen tegelijk met nadruk constateeren, dat het be ginsel der sociaal-democratie daardoor duidelijk op dit punt aan het licht is gekomen. De sociaal-democratie betoonde zich nu zonne klaar anti-nationaal. Laten onze jonge menschen dit toch wel ver staan, als de socialistische neigingen gelijk giftige slangen ook hun hart bekruipen. Dat het socialisme anti-christelijk is, bleek slag op slag, nu konden wij zien, hoe anti-nationaal het is. Vaderlandsliefde en Oranjeliefde, deze beide schoone planten kunnen op het socialis tisch erf niet groeien. Ze worden er niet ge duld, maar als distels uitgeroeid. Wie een waar Christen wezen mag, kan zich onmogelijk scha ren onder het roode vaandel. Evenmin echter kan dit het geval zjjn bjj wie een recht Ne derlander en een warme Oranje vriend is. Als dezer dagen in de „Volksstrijd" met het oog op de blijde gebeurtenis geschreven werd „De razernij begint en zal nog wel stijgen en als een openbaar onderwijzer in „Het Volk" sprak van „Oranje-waanzin" en van „walge lijke Oranje-opdringerij" had dit op ons hart slechts deze uitwerking, dat het ons het zeggen van Da Costa weer met nadruk herinnerde: „Hoe menigmaal gemaald, hoe menigmaal bezongen, Van Vader Willems beeld heeft Neêrland nooit te veel". In den naam Oranje ligt voor het Neder landsche volk een mysterie, dat nadrukkelijk spreekt van een bijzondere leiding der voor zienigheid Gods. De naam Oranje brengt ons voor den geest een der oudste en beroemdste geslachten onder de kinderen der menschen. Aan sommige fa- miliën gaf de Heere een gansch uitnemende grootheid en voortreffelijkheid. Dit is met het huis van Oranje-Nassau zelfs bovenmate het geval geweest. Het scheppen van groote mannen, toegerust met geniale gaven, is een onmiddellijke machts daad van Hem, die de Bron van alle leven, de Vader der geesten en de Fontein aller wijsheid is. Zulke groote mannen zjjn er in het huis van Oranje geweest. God gaf het de eer, eeuw na eeuw, een volgreeks van helden voort te brengen, die met zeldzame talenten en voor treffelijke hoedanigheden toegerust, ten zegen werden voor tijdgenoot en nakomelingschap. De geschiedenis van dat heldengeslacht klimt op tot de twaalfde eeuw. Reeds in de veertiende eeuw kreeg het door huwelijk voet op Neder landsehen bodem. Het ontving er in der tjjden loop aanzienlijke bezittingen, onder welke vooral de baronie van Breda. Deze stad werd de gewone residentie der Nassausche vorsten. De stamvader der graven van Nassau, voorzoover die betrekking hebben op ons land, wasOtto, zoon van Hendrik don Rijken. Onder het be stuur des Heeren werd zijn geschiedenis met die van onze gewesten op het nauwst verbon den. De Nederlandsche Nassaus waren reeds in de tijden van Karei den Stouten, Maximiliaan en Filips van Bourgondië eervol bekend. Willem van Oranje, dien wij als den Vader des vader lands eeren, was met de aanzienlijkste vorsten huizen uit Europa vermaagschapt, en nam een eerste plaats in onder de edelen. Na den dood van René, Prins van Oranje-Nassau, in het

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 2