Weekblad voor de Gereformeerde in Zeeland.
Onder Redactie van: Os. L. BOOM, Os. B. V. LiMiH en Os. i. UTTOOIJ.
6e Jaargang.
Vrijdag 30 April 1909.
No. 45.
De Blijde Gebeurtenis.
UIT HET WOORD»
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. UTTOOIJ Az
MIDDELBURG.
H.
VARIA,
De komende strijd.
ABOHNEMEHTSPRUS
per half jaar franco per post 70 cent
Enkele nummers3 cent.
Drnkker-Ditgever
PRIJS DER AD YERTEHTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
In de straten was het nog rustigevenals
het eiken morgen is. Doch weldra veran
dert het. Het bericht, waarnaar ook hier
met spanning uitgezien werd, was gekomen.
De Lange Jan laat volksliederen hooren.
Mannen en vrouwen laten het werk staan.
Zij kunnen er niet bij blijven. Om den mond
van de ouden van dagen speelt een stille
glimlach van innig genoegen. De kinderen
geven aan onze stille stad leven en vertier
en hel klinken hunne heldere stemmen op
in de regenlucht. In een ommezien wap
peren de vlaggen en oranje-wimpels.
Waarlijk, ons oud Middelburg voelt zich
jeugdig en verloochent haar liefde tot het
Oranjehuis niet.
Hoe wonderlijk is het en hoe goed doet
het aan. Schier allen zijn wij blijde, nu
de eerste Vrouwe des lands tot een blijde
Moeder werd, nu een prinses uit het innig
geliefde Vorstenhuis het levenslicht zag.
De vreugde van het koninklijke paleis straalt
haar glans uit over ons land van den Dollar
tot de Schelde en brengt het oude loflied
op de lippen van allen die den Heere vreezen
God zij altoos op 't hoogst geprezen
Lof zij Gods goedertierenheid
Die nimmer ons heeft afgewezen
Noch ons gebed gehoor ontzeid.
BOUMA.
THOMAS.
En Thomas, één van de twaalf,
gezegd Didymus was met hen niet,
toen Jezus daar kwam. De andere
discipelen dan zeiden tot hem: Wy
hebben den Heere gezien. Doch hij
zeide tot henindien ik in Zijne
handen niet zie het teeken der na
gelen en myn vingers steke in het
teeken der nagelen en steke myn
hand in Zijne zijde, ik zal geenszins
gelooven. Joh, XX 24, 25.
Thomas kon niet gelooven. Dit zeggen wy
niet om hem te verontschuldigen. Hy had geen
recht om ongeloovig te zijn. De Heiland had
het zoo nadrukkelijk verklaard, dat Hij over
geleverd moest worden in de handen der zon
daars en dat Hij ten derden dage zou opstaan,
gelijk de profeten voorspeld hadden. Bovendien
was er geen oorzaak om het bericht, door de
vrouwen gebracht, in twijfel te trekken en nog
minder om zijn mede-apostelen tegen te spre
ken. Hij kende hen als mannen, die vertrou
wen verdienden en op wier woord men rekenen
kon. Was dat een taal, die hem paste om hen
van lichtzinnige oppervlakkigheid te beschul
digen en zich aan te stellen, alsof hij alleen
de noodige voorzichtigheid in acht zou nemen
Foei, welk een hooghartigheid. Maar hij heeft
er dan ook voor geboet. Hij had zich van zijn
mede-discipelen afgezonderd. Bij hen kon en
wilde hij niet blijven. Er was zooveel in hun
gesprek, dat hem hinderde en hij nam zich voor
om zich onder zijn treurigheid te begraven.
Hoe gevaarlijk is zulk een stemming. Karakters
als dat van Thomas zijn er vatbaar voor, en
neigen er licht toe om hun medegeloovigen te
ontgaan en zich op zich zelf te houden. Zij be
denken niet, welke geestelijke schade er voor
hen uit voortvloeit, en komen gewoonlijk te
laat tot de ontdekking, wat zy gedaan hebben.
Niemand mag zich aan kleinigheden stooten en
over geringe steenen struikelen, want in het
meeleven met allen, die den Naam des Heeren
belijden, ligt zooveel zegen. Waar twee of drie
in Zijn Naam vergaderd zijn, is de Heiland
in 't midden.
Thomas heeft dit tot zijn schade ondervonden.
Wijl hij niet in de avondvergadering tegen
woordig was, miste hij het groote voorrecht,
dat de anderen van de waarheid der opstanding
overtuigde. Acht dagen lang bleef hij in zijn
somberheid voortleven en voor alle wezenlijke
vertroosting bleef zijn hart gesloten. De andere
apostelen zochten hem op, poogden de donker
heid zijner ziel te verdrijven, maar wat zjj ook
deden, het was alles vruchteloos. Hij bleef on
verzettelijk en wilde niet overtuigd zijn. Zelfs
behandelde hij hen niet eens vriendelijk en
waardeerde geenszins hun hartelijke belang
stelling. Bits was hij in zijü antwoorden en deed
hun duidelijk verstaan, dat hij hun blijde stem
ming voor ongegrond hield. Hjj kon zich niet
begrijpen, dat mannen zich zoo lieten mislei
den, en hij sprak het onomwonden uit, dat hy
zich wel wachten zou. Hij wilde alvorens te
gelooven niet alleen zien, maar de waarheid
met zijn vingers tasten. Wij kunnen wel den
ken, welk een groote deernis met Thomas hen
bezielde en hoe zij meewarig het hoofd over
hem geschud hebben. Zij gingen heen met de
gedachte, dat er maar Eén was, die hem ge
nezen kon en al zijn droefenis verdrijven, en
zij hoopten, dat deze Heelmeester op Zijn tijd
en op Zijn wijze het wel doen zou ook.
Nu we dit gezegd hebben, is het noodig er
bij te voegen, dat Thomas niet een ongeloovige
was, zooals er tegenwoordig velen zijn. Wie
hem met dezen op één lijn plaatst, doet hem
onrecht. In onzen tijd zijn er velen, die de
lichamelijke opstanding van Jezus ontkennen.
Waarom De een, omdat hij geleerde mannen
op hoogen toon heeft hooren verklaren, dat zulk
een gebeurtenis in strijd is met de wetten der
natuur, en hoewel hij zelf heelemaal niet weet,
wat men daardoor verstaan moet, acht hij, dat
het gewenscht is dergelijke uitspraken te eer
biedigen. Een ander, omdat hij dagelijks in
een omgeving verkeert, welke lacht en spot
met al, wat zij met haar klein en bekrompen
verstand niet begrijpen kan en hij zou niet
graag zich aan bespotting willen overgeven.
Een derde, omdat het veel gemakkelijker is
het oude Evangelie te verwerpen dan te geloo
ven, want hij houdt er van om toe te geven
aan de lusten des vleesches en te wandelen
naar het goeddunken van zijn hart. Het vleesch
met zjjn begeerlijkheden te kruisigen, zooals
het oude Evangelie eischt, staat hem tegen en
daarvan wil hij niets weten. Maar zoo is het
bij Thomas niet. Hjj heeft Jezus lief en zou
zich verheugen met een onuitsprekelijke en
heerlijke vreugde, indien hij mocht gelooven,
dat zijn Meester leefde.
Ot hjj door zulk een geloof de overpriesters
zjjns volks ontstemmen zou, of de mannen van
naam hem deswege zouden verachten, dat gaat
hem niet aan, hjj zou er zich in 't geheel niet
aan storen. Alles, alles zou hy willen laten va
ren, indien voor hem maar vaststond, dat Je
zus de Overwinnaar van dood en graf was. Bij
hem is geen vrees voor de openbare meening
van zijn volk, geen liefde tot de wereld en tot
de zonde, welke hem van het geloof terug houdt.
Eenmaal heeft hij in Jezus den Messias der
vaderen begroet, in Hem de vervulling der be
lofte geëerd en geloofd, dat Hij Israël verlos
sen zou, doch het kruis van Golgotha heeft
deze verwachting doen verdwijnen als rook voor
den wind, en nu verkeert hy in een toestand,
waarin hjj zegt: zie toe, geef U niet aan een
hoop over, die U verlaat, zorg er voor, dat gij
geen tweede teleurstelling moet doorleven. Het
is voor U uit met elke verwachting en daarom
zou het dwaas zyn nog op iets te rekenen.
Treurig is derhalve zijn toestand, en geloo
ven kan hy niet wat zijn mede-apostelen hem
verhalen, maar een ongeloovige in de gewone
beteekenis van het woord is hjj niet. Later zal
het bljjken, hoe het geloof in hem doorbreekt
met ongekende krachten, welk een blijdschap
zyn ziel smaakt. Eens had hy zich aan den
Heiland gegeven, en dit had hy gedaan in volle
oprechtheid. Onlosmakelijk was hy aan Jezus
verbonden en zonder Hem had het leven voor
hem alle waarde verloren.
Gewis er zyn ook thans nog wel lieden, die
op Thomas gelijken. Zy zien zeer wel in, dat
het Evangelie, welk ons de boodschap der za
ligheid brengt, schoon, roerend schoon is, maar
zij meenen redenen te hebben, dat zij het niet
aannemen kunnen. Hun ziel dorst naar licht,
leven en vrede, doch zy wagen het niet, om
de wateren des heils te nemen. Hun ontbreekt
het kinderlijk vertrouwen, en de worm der
twijfelzucht knaagt aan den wortel van hun
leven. Zij hooren, hoe anderen den Heiland
gevonden hebben, en blijdschap genieten, maar
zy denken, hoe is 'tmogeljjk dat zij zoo licht
vaardig te werk gaan. Zy willen sterkere be
wijzen ontvangen, eer zjj zich gewonnen geven,
want de grondslagen, waarop zy het huis van
hun geluk bouwen willen, moeten steviger zyn.
Anderen mogen een poging wagen om hen uit
hun onzekerheid te verlossen, maar het baat
niet, want zjj hebben nu eenmaal hun eigen
voorwaarden, waaraan voldaan moet worden.
Hoe gjj met hen spreekt en wat gy ook aan
wendt, gij vordert geen schrede, wjjl het on
mogelijk is te voldoen aan wat zy eisehen. Ge
lijk er maar Eén was, die Thomas genezen
kon van zyn ernstige krankte, zoo is er ook
maar Eén, die deze zielen leiden kan uit hun
vrijwillige gevangenis tot de vrijheid der kin
deren Gods. En dit is het, wat Hy ook doen
zal.
Wanneer gy Thomas eenigermate verstaat
en deernis met zulk een toestand kunt hebben,
dan moet gij ook eens onderzoeken, of er in
uw hart ongeloof is, dat U verhindert om de
volle bljjdsehap te genieten, welke de verlosser
voor Zyn volk verworven heeft, en als gy het
dan ontdekt en dit zult gij zeker, indien gij
nauwkeurig dit werk verricht, lever dan dezen
vyand van uw leven uit en geef hem over in
de handen van Hem die uwe vreugde volma
ken kan. Bouma,
Hoewel wy in betrekking tot de lezers van
ons Kerkblad niet twijfelen mogen, wie ze
stemmen moeten, zullen en willen voor leden
van de Tweede Kamer, toch achten we ons
gerechtigd en verplicht over deze gewichtige
keuze een enkel woord te schrijven. Wy we
ten immers, gelijk we de vorige week deden
uitkomen, dat zelfs mannen van grooten ijver
en vaste beginselen als prof. Lindeboom, naar
onze beseheidene meening, een spaak in het
wiel kunnen steken, en het vuur, om naar
onze krachten mee te doen, kunnen dooven,
en alzoo de tegenstanders van den Christus
Gods de overwinning te bezorgen en daardoor
land en volk groote schade berokkenen.
Daarom acht ik het wel goed thans nog
daarover rnyne gedachten uit te spreken.
Van den uitslag van den aanstaanden strijd,
dien gestreden moet worden, hangt o zoo veel
af voor de eere Gods en voor de maatschappe
lijke en geestelijke belangen van ons volk.
Mitsdien moet daarop onze arbeid en ons
gebed gericht zyn. Het gaat toch in den
grond der zaak, om hetgeen men de antithese
heeft genoemd. Juist omdat men dit niet weten
wil en daarover liefst geen woord wil hooren,
moet hetgeen waar het eigenlijk om gaat, niet
genoemd worden. In de binnenkamer, mag
voor wie er behoefte aan heeft en het wil, nog
gedacht, nog over gesproken, zelfs nog gebeden
worden, maar op publiek-, staatkundig- en
schoolterrein niet.
Gelyk in Frankrijk wil men ook langer hoe
meer het leven in Nederland hebben. Geen
God, geen meester wordt meer en meer de leus
en zoo was het ook in de dagen der Revolutie.
En dat leven wil men weer in den slechtsten
zin van het woord. Voor zoover het n. 1. niets
dan ellende, afval en beroerte bewerkt en ge
geven heeft. Niet dus voor zoover het ons
gewenschte en geoorloofde vrjjheid en meerdere
gelijkheid bezorgde. Dat prjjzen, eeren en er
kennen wij.
Doch aan het eerste artikel van onze aloude
apostolische geloofsbelijdenis „ik geloof in God
den Vader, den Almachtige, Schepper des
hemels en der aarde", aan Zyn macht en heer
schappij over alles, en dat uit en door en tot Hem
alle dingen zyn, gelooft men helaas niet, en
wil men, dat ons volk niet gelooven zal. Daar
tegen nu komen, de Heere zy dank, in ons
land nog duizenden op.
Vandaar de antithese, die er was van den
beginne af, en die wy hopen, dat in Neder
land blijven zal en die wij gelooven, dat tot
den einde toe op de aarde naar de H. Schrift
ons leert wezen zal. Omdat nu in den grond,
en in het wezen der zaak daarover in hoofdzaak
den strijd, by name bij de verkiezingen, gaat;
daarom zyn wy, kiezers, of we het weten en
ons bewust zijn of niet, of voor de theses (de
waarheid Gods) óf voor de antitheses (de revo
lutie). En daarom is de stryd van zulk een
groote beteekenis. Heeft ook de uitslag zulke
vérstrekkende en gewichtige gevolgen. Bedenkt
dit toch.
Daarom ook hebben de candidaten, die gesteld
worden, tegenover elkander staande beginselen.
Ziet en gelooft, dat vrijzinnigen en sociaal
democraten belijden en werken uit de beginse
len der revolutiede anti-revolutionairen, chr.
historischen en roomsch-katholieken daaren
tegen belijden en werken op staatkundig terrein
uit de beginselen, die in het Woord Gods ge
geven zyn. Natuurlijk doet de coalitie de
drie laatstgenoemde groepen dat ieder op
zyne wijze en naar zyne opvatting, en op die
punten, waarover zy het eens zyn, kunnen zij
dan ook samen gaan. Tegenover de revolutie
en hare beginselen dit zyn de punten, waarop zy
het eens en gecoaliseerd zyn. Gelukkig zyn de
zaken waarover de punten gaan nog al vele
en diep ingrijpende. Doch de liberalistische groe
pen willen dat die revolutie-beginselen erkend
en dat daarmede rekening worden gehouden,
op elk terrein van het leven. In een land nu waar
het volk in zyn meerderheid niet van een be
slist gereformeerd geloof is, móet men wel met
minder beslisten, zelfs met hen die op kerkelijk
gebied gansch ons geloof niet deelen, maar
toch met God en Zyn waarheid rekening willen
houden, zich coaliseeren, vereenigen.
Wil men de mannen, die uit de revolutie
beginselen werkzaam zyn, weren, wil men hen
niet de meerderheid geven, niet de macht en
alzoo ons de wetten des lands doen bezorgen,
dan is men om God en om zyn zelfs wil ge
houden en verplicht met ons, dus naar onze
beginselen, den stryd te strijden.
Ik weet wel en erken met een ieder die
meeleeft, dan krijgen we niet alles wat we
willen, doch door eendrachtig optreden hou
den we veel kwaads tegen en krjjgen veel
goeds. Alles of niets kan en mag nu een
maal onze leuze niet zijn. Laten we dat allen
wel bedenken en dat elkander ook met het
oog op de verkiezingen, gedurig voor oogen
houden. Yóóral moeten we letten op de be
ginselen, die de candidaten belijden en waar-