J. P. Tazblaar.
De ChristelQke Bewaarschool
Kerk- en Schoolnieuws.
Offieiëele .Berichten*
BOEKBEOOKDKELING.
De goede Herder. Een kinderpreek op
goeden Vrijdag door W. Lamsbs. Rot
terdam. Bbbdéb. 1909.
te overwinnen. Wie hem ontvlucht, zal misschien
een veilige schuilplaats vinden. Maar wie, ter
wijl de vijand met zijn macht en geweld ons
omringt en bedreigt, hem belacht en bespot,
zal straks op ontzettende wijze voor zoo dwaze
roekeloosheid boeten.
Want al is het dat menigeen tot voor de
poorte des doods in z\jn ongeloof volhardt, lan
ger is het toch niet mogelijk. Wie de donkere
poort inging, wordt de blinddoek afgerukt. Hij
ziet: er is een God en er is een rechterstoel
Gods. Ten prooi aan ontzettende bangheden,
wordt h\j dan door den geduchten Rechter, die
zich in den tijd der genade als den Zaligmaker
vriendelijk had aangeboden, ter helle gewezen.
O, als die arme menschen, die, in de strikken
van het ongeloof verward, zoo ijselijk rustig
gestorven zijn, eens konden wederkomenin
dien ze sleehts een oogenblik zich konden ver-
toonen, ze zouden het uitroepen„Vrees God,
geloof Zijn Woord, want wij ondervinden nu,
hoe ontzettend het is, te vallen in de handen
des levenden Gods!"
Lezer, hoe staat gij tegenover den dood Er
verschijnt aan u geen gestorven vader, of over
leden vriend, om u te waarschuwen. Dat is
ook niet noodig. God spreekt tot u in zijn*
heilig Woord. Dat Woord zegt u, dat ge om
uwe zonden sterven moet. Dat ge rechtvaardig
voor eeuwig omkomen zult. Maar het roept u
ook toe, dat er in Christus ontkoming is van
den dood en van de hel, zoo gij in geloof en
gebed voor Hem u verootmoedigt.
Ziedaar de blijde boodschap van den Paaseli-
dag, die ons er aan herinnerd heeft, dat Chris
tus Jezus de levensvorst in de kelderen des
doods is ingegaan, om ten derden dage trium-
fantelijk daaruit te verrijzen. Ofschoon de dood
al zijn geduchte machten en krachten bij het
graf van Christus bijeentrok om Hem daarin
op te sluiten, hij heeft Hem toch niet kunnen
houden. Al het geweld des doods verbrekend,
kwam Christus op den morgen der opstanding,
als de groote Overwinnaar des doods zegevie
rend uit.
De Paaschdag heeft het ons nu weer met
nadruk geprediktChristus Jezus is de gestor
vene en weder levend geworden Heiland, die
van den dood verlossen en het eeuwige leven
schenken zal aan hen, die van wege hunne
zonden, voor God als doodschuldigen zich leer
den veroordeelen.
Degenen, die in Christus gelooven, den ver
rezen Levensvorst, behoeven voor den dood niet
meer te vreezen. Voor hen is hij een bode des
vredes, die verlossing, die volkomen zaligheid
brengt en met blijdschap verbeid worden kan.
Wie gelooft in den Heere Jezus Christus
kan sterven met een loflied op de veege lippen.
Meer dan eens lezer, waren wij getuigen daar
van. God schenke u de genade, het eenmaal
zelf ook zaliglijk te mogen ervaren.
door H. Milo, Hoofd der Chr. School te Eist.
Ze wordt nog te weinig gekend, niet genoeg
gewaardeerd en veelszins miskend, de Christe
lijke Bewaarschool, door menigeen overbodig
of schadelijk geacht, zelfs door mannen, van
wie men een zelfstandig en nauwkeurig onder
zoek mocht verwachten, eer ze een oordeel uit
spraken. Hoe komt dat?
Aan den eenen kant acht menigeen de moeite
van zulk een onderzoek vrijwel nutteloos men
kent de C. B. alleen van hooren-zeggen, en
geeft zich de moeite niet om er binnen te
treden en eenigen tfld de opvoeding der jeugd
daarbinnen gade te slaan. Of men beoordeelt
naar een enkele school alle. Een degelijk on
derzoek zou het oordeel wijzigen. Er zijn wel
meer onderwijzers met zeker vooroordeel, zekere
geringschatting, naar een Bewaarschool gegaan,
die door eigen aanschouwing haar arbeid leer
den waardeeren. En dan redeneert men„Een
kind behoort bij moeder thuis; die moet het
opvoeden en niemand anders, totdat het tijd
wordt voor de Lagere School", en zoo meent
men in zijn afkeuring der Bewaarschool heel
sterk te staan. Menschelflke logica heeft echter
wel meer uit vaststaande waarheden valsche
gevolgtrekkingen afgeleid. Want zie, zoodra
het kind 6 a 7 jaar is, heeft dat beginsel in
eens uit en moet de kleine naar school. Waar
vindt ge in Natuur of Schriftuur, dezen om
keer voorgeschreven of ook maar gesanctio
neerd De leerplichtwet even weggedacht, wie
maakt dat uit, dat op dien leeftijd de ouders
op eenmaal onbekwaam geworden zijn, hun kind
alleen op te voeden? Wie tegenover de Be
waarschool het beginsel huldigt: het kind bij
de ouders, moet dat consequent vasthouden,
wanneer de Lagere School haar deur opent.
Overgenomen uit het Paedagogisch Tijd
schrift voor het Christelijk Onderwijs.
En wie dan omstandigheden laat gelden en
noodzakelijk acht, dat de ouders andere hulp
inroepen, als het kind 6 a 7 jaar oud is, moet
ook met omstandigheden rekenen ten opzichte
der Bewaarschool.
Aan den anderen kant heeft de Bewaarschool
zelf schuld. De werkelijkheid van het heden
beantwoordt wel niet meer aan de schildering
der oude m ai tressen-schooltjes, maar toch is
het feit, dat meer dan ééne Christelijke Be
waarschool ik zeg niet: weigert met haar
tijd mee te gaan, want dat kan ook heel ver
keerd zijn, maar geen oog en geen oor toont
te hebben voor den veelomvattenden eisch
eener waarlijk Christelijke opvoeding der jeugd.
Zulk een school ziet met wantrouwen naar de
„nieuwigheden" op de „neutrale" Bewaarschool.
Wat van dien kant komt, kan niet goed zijn
daarvoor heeft men zich in acht te nemen. Van
dat „fröbelen" of „frummelen" moet men niets
hebben. Men keert zich af van hetgeen God
ons door ongeloovigen leeren wil en doet als
Koning Jozia, die niet hoorde naar de woorden
van Necho, den heidensehen Koning van
Egypte, uit den mond Gods". Men meent ge
noeg te doen, zoo men de kinderen met het
Woord des Heeren bekend maakt, maar onder
scheidt daarbij niet tusschen melk en vaste
spijs, vergeet de bepaling: „naar den eisch
zijns wegs", acht gezondheidsmaatregelen over
bodig, zoekt geen passende bezigheid voor het
kind en bekommert zich weinig om oefening
van zinnen en geestvermogens. Dat zijn Chris
telijke Bewaarscholen in zeer bekrompen zin.
Maar naar zulke scholen mag men de Chris
telijke Bewaarschool niet beoordeelen. En die
geroepen wordt om mede te beslissen bij de
keuze eener Bewaarschool-onderwijzeres, doet
wèl te onderzoeken, in welken zin een solli
citante zich voorstelt, de jeugd op te voeden.
Ook de naam „Bewaarschool" misleidt licht.
Vroeger moge die naam juist geweest zijn, toen
die inrichting diende om kinderen onder dak
en toezicht te nemen, omdat de ouders er mee
„opgescheept" zaten thans deugt zjj niet meer.
Maar die naam heeft nu eenmaal het burger
recht, en er zou heel wat toe behooren, er een
beteren, b. v. kleinkindèrschool, aanvangschool,
voorbereidende school, voor in de plaats te
stellen en algemeen ingang te doen vinden.
„Fröbelschool", gelijk men hier en daar de
niet-Christelijke Bewaarschool noemt, is geen
naam voor de Christelijke, omdat die wel veel
van de „Fröbel-methode" gebruikt, maar met
zijn systeem als geheel onmogelijk kan mede
gaan.
Is de Christelijke Bewaarschool dan zoo
noodig Om die vraag te beantwoorden, her
inneren wjj ons, dat het kind van zijn geboorte
af, moet opgevoed worden. Eerst bloot licha
melijk. Maar allengs moet het „beziggehouden
worden", zooals men zegt. M. i. alweer een
verkeerde naam. Die doet denken aan tijdpas-
seering tusschen slapen en eten, en tusschen
eten en weer slapen, om te voorkomen, dat het
kind lastig is en de handen der moeder bindt.
Is dat opvoeding? De ontluikende krachten
en vermogens vragen om oefening, d. i. om
toepasssing èn versterking. Die oefening tracht
het kind zelf te vinden, het eene minder, het
andere meer, maar steeds gebrekkighet heeft
leiding noodig. Die leiding heeft echter meer
te [doenèn naar het lichaam èn naar den
geest moeten krachten en vermogens op een
bepaald doel gericht wordenhet kind moet
niet alleen armen en beenen roeren, maar die
voor bepaalde bezigheden gebruiken, niet alleen
leeren kjjken, maar daardoor ook kennis op
doen. Laat mij nog eens nadruk leggen op het
verschil tusschen „bezighouden" en opvoeden.
Het eerste heeft ongetwijfeld opvoedkundige
waarde, maar hoe gering! „Geef ze een bal of
bouwdoos of pop, dan zijn ze zoet!" Alleen de
lastigheid is dan de prikkel voor de ouders,
en men maakt er zich zoo gemakkelijk moge
lijk af, als het kind maar stil is. Of: een
vader gaat met zijn kind wandelen, zonder zich
eenige moeite te geven om zijn opmerkzaam
heid op dit of dat merkwaardigs te vestigen.
Het kind vindt nu eenmaal zfjn eigen weg niet
het moet opgevoed worden. Spreken om nog
niets te noemen leert het van zelf, ja, maar
zonder hulp van anderen dikwijls niet goed.
Ik beroep mij op de ervaring van alle collega's
hoe weinig kinderen komen school, die zuiver
spreken
En dan wat men kan noemen zedelijke op
voeding of godsdienstige in engeren zin, het
kind zjjn God leeren kennen, liefhebben en
dienen. Daartoe is niet noodig theologie in den
gangbaren zin des woords, maar wel degelijk
eigen kennis, eenvoudige maar grondige ken
nis, een persoonlijk geloofsleven en afdalen tot
de kinderlijke sfeer. Melk, en nog geen vaste
spijzen, maar zuivere melk, geen melk met
water, of erger nog: water met melk. Per
soonlijk geloofsleven niet slechts in den zin van
eigen ervaring van het heil in Christus, maar
ook als voorbeeld van het kind.
Wie meet hun dat alles leeren Natuurlijk
de ouders, de moeder voorop, de vader om
voort te bouwen en als verantwoordelijk per
soon. „Gij, vadersvoedt uw kinderen op
Ik reken op aller instemming, als ik die op
voeding in ruimen zin neem, onderwijs inslui
tend, zoodat die beide niet dualistisch naast
elkander komen te staan. Ze te onderscheiden
is noodzakelijk, ze te scheiden miskenning van
den adel des menschen. De ouders zjjn de door
Natuur en Schriftuur, dus dubbel door God
aangewezen opvoeders. Wil dat nu zeggen, dat
ze niemands medehulp mogen inroepen, om
die taak ie helpen volbrengen Dus zelf be
waarschool-, lager-, middelbaar- en gymnasiaal-
onderwfjs (om van de Universiteit maar niet
eens te spreken) moeten geven Dat zal wel
niemand in ernst beweren. Voor zoover de
historie ons op dit punt inlicht, is het dan
ook ten allen tijde voorgekomen, dat de natuur
lijke, schriftuurlijke opvoeders medewerking
van anderen begeerden. Gelijk van zelf spreekt,
nam dat toe, naarmate de tijdsomstandigheden
grooter eischen aan de opvoeding stelden en
dus de ouders minder tot de volbrenging hun
ner taak in staat waren. De groote vraag is:
waar de grens Daar, waar de bekwaamheid
(ook gelegenheid en tijd) der ouders niet meer
toereikend zijn. Die grens is evenwel niet
scherp te trekken en volstrekt niet in het
algemeen te bepalen. Er zijn ouders, die heel
geen bewaarschool noodig hebben en ook de
lagere school, voor een deel althans, wel kon
den missen (de bladen gaven daarvan, eenigen
tijd geleden, een merkwaardig voorbeeld). Ik
durf ook onderstellen, dat de tegenstanders der
Bewaarschool moeders gehad hebben of vrou
wen hebben, die tot deze categorie behooren.
Dan zijn er ouders, die toonen niet te willen,
al kunnen zeen andere, die met sterker goe
den wil meer konden dan waartoe ze zich in
staat rekenen. Den bepaald onwilligen en vol
strekt onbekwamen komt de Voogdij wet te
hulp, of liever: den kinderen, die er de dupe
van zouden worden.
Wanneer ik van bekwaamheid spreek, be
doel ik daarmede dus intellectueele en ook
moreele. Er is in de ouders niet alleen een
zekere verstandelijke ontwikkeling, eenige ken
nis, eenig begrip van opvoeding, maar ook
persoonlijk Christendom noodig. Wie zelf geen
Christen is, is daardoor alleen reeds een on
bekwaam opvoeder. Ik geloof, dat deze waar
heid menigmaal over het hoofd gezien wordt.
Wanneer de godsdienstige factor ontbreekt,
wordt de kern der zaak gemist.
Om ons nu tot de Bewaarschool te'bepalen,
Fröbel en anderen hebben wel degelijk gewild,
dat de moeder zich meer aan haar kind zou
laten gelegen liggen en daartoe opgeleid wor
den Mevrouw Elise van Calcar, die de „Frö-
belmethode" hier te lande heeft bekend ge
maakt, hield, blijkens de „Openingsrede tot
den opvoedkundigen Cursus" aan dat denkbeeld
vastKindertuin (de naam, die Fröbel aan de
Bewaarschool gaf, omdat hij de schoollocaliteit
alleen uit nood gebruikte, als het weder de
jeugd naar binnen dreef) èn Moederschool (d. i.
opleiding tot moederlijke bekwaamheid). Maar,
evenmin als zij, schijnen de mannen, die de
Bewaarschool afkeuren, omdat „het kind tot 6
of 7 jaren bij moeder thuis hoort", kans te
zien, dien heerlijken toestand mogelijk te maken
van pogingen in die richting is, voorzoover
mij bekend is, niets vernomen. Want inde
tegenwoordige omstandigheden der huisgezin
nen, door elkaar genomen, is dat ideaal een
voudig onmogelijk. Laat de werkelijkheid in
arbeidersgezinnen, zelfs onder den burgerstand,
u eens inlichten, en gij zult toestemmen, dat
er algemeen een gemis aan tijd, aan intellec
tueele en moreele bekwaamheid, aan eigen
behoorlijke opvoeding der ouders bestaat, waar
door vreemde hulp al spoedig onontbeerlijk
wordt. In hoogere standen is het zeker beter,
maar wat ziet men daar vaak Dat de moeder
de opvoeding toch weer aan een kinderjuf
frouw overlaat. Ik bejammer met u die toe
standen, en wat gedaan kan worden om ze te
verbeteren, moet gedaan worden. Vooral de
predikanten, ouderlingen en diakenen moeten
de ouders op hun duren plicht en hun on
schatbaar voorrecht in dezen wijzen. Het ligt
ook op den weg van scholen voor meisjes boven
„den leerplichtigen leeftijd"evenzeer behooren
toekomstige vaders er in onderrichtte worden.
Om verschillende redenen zijn de ouders de
geschikste opvoeders hunner eigen kinderen,
en dat moet hun telkens in herinnering ge
bracht worden. Want „het fijne goud der
ouderlijke geschiktheid is al te zeer verdon
kerd!" En terwijl wij ons beijveren, voorzoover
dat mogelijk is (want veel vermogen wij niet),
verbetering aan te brengen, mag de jeugd
onder den leerplichtigen leeftijd niet aan haar
lot overgelaten worden. Zoo heeft de Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen, zoo hebben
tal van mannen en vrouwen, zoo hebben zelfg
gemeentebesturen het begrepen. Neen, wfl be-
geeren niet, de „neutralen" na te apen, maar
ons oog moet immer open zijn voor al wat er,
zelfs van de „neutralen" te leeren valt, en over
te nemen wat met ons beginsel, neen, met
Gods Woord overeenstemt. De Christelijke Be
waarschool is in onsen tijd onmisbaar.
(Wordt vervolgd).
DRIETAL
te Drogeham Bds. K. O. Knotnerus te Mildam;
ds. D. Prins te Oudega
ds. H. Schoemakers te Hol-
landscheveld.
TWEETAL
te Axel Ads. A. J. den Boer te Grijpskerk
ds. J. H. Lammertsma te Tholen.
BEROEPEN
te Axel Bds. E. J. Schouten te Bolnes
te Kiel windeweerds. J. E. Westerhuis te
Zuidwolde.
te 's Gravenhageds. M. Schuurman te Kampen.
BEDANKT:
voor Westkapelleds. K. Veen te Oostburg.
AANGENOMEN
naur Eindhoven ds. H. J. Binnema te Tilburg.
Aan de kerkorgelfabriek van den heer
A. S. J. Dekker te Goes werden in de laatste
weken opdrachten gedaan tot de vervaardiging
van pijporgels voor de Evangelisch Luthersche
kerk te Bussum, de Gereformeerde kerk te
Zoutkamp, de Gereformeerde kerk te Murmer-
woude en van een kerkharmonium voor de
Evangelische gemeente te Ierseke.
Anna Jacobapolder19 April '09. Gisteren
maakte onze geachte leeraar Ds. A. Dekkers
de gemeente bekend een roeping te hebben
ontvangen van de Geref. Kerk te Dussen. Wij
hopen dat de Heere Z.Eerw. vrijmoedigheid
geve om voor die roeping te bedanken.
Namens den Kerkeraad,
J. van Stbibn, Scriba.
Oostburg19 April 1909. Zondag v.m. maakte
onze geachte leeraar Ds. K. Veen aan de ge
meente bekend voor de roeping naar West
kapelle bedankt te hebben.
De gemeente gaf hare blijdschap hierover te
kennen, door haar leeraar toe te zingen Ps.
1843, waarna Z.Eerw. in gevoelvolle woorden
üitsprak, dat hij de band 6 jaren geleden ge
legd, versterkt gevoelde.
Namens den Kerkeraad,
I. Catbman, Scriba.
CLASSIS AXEL.
De Classis Axel vergadert D. V. op Donder
dag 27 Mei te Oostburg. Stukken voor het
agendum vóór 12 Mei in te zenden aan den
eerst ondergeteekende.
Namens den Raad der
roepende Kerk,
R. Hamming, Voorzitter.
J. Kosthb, Scriba.
Zaamslag, 22 April 1909.
De Kerkeraad der Geref. Kerk te Grjjpskerke
maakt bij dezen bekend, dat op den dag der
te verwachten blijde gebeurtenis D. V. een
dankuur zal worden gehouden, indien de tijding
vóór des middags om twaalf uur komt, en an
ders den volgenden avonden dat de collecte bij
die gelegenheid bestemd is voor een feestgave
voor de armen.
Namens den Kerkeraad,
A. Gbschibbb, Scriba.
Een kinderpreek behoort bjj een kinderkerk.
En wjjl een kinderkerk een ongezond verschijn
sel is, is een kinderpreek het eveneens. Als
ouders wijs doen, dan nemen ze hun kinderen
mede naar de kerk, naar de bediening van het
Goddelijke Woord, 't Hindert niet, al verstaan
de kinderen het tiende deel niet van de preek.
Ze vangen meer op dan wij vermoeden, vooral
wanneer de ouders, thuisgekomen, het een en
ander ze vragen. En verder hebben kinderen
buiten kerktijd hun catechisatie, hun christe
lijke school, hun Zondagsschool, hun huiselijk
onderricht. Dit is de gezonde toestand.
Bovenstaande kinderpreek is eigenlijk dan
ook niets anders dan een vertelling over den
goeden Herder, die Zijn leven stelt voor de kudde.
Ze heeft met de preek slechts den naam gemeen.
Als vertelling voor kinderen is ze niet onver
dienstelijk; en tevens een illustratie van het
feit, dat het o zoo moeilijk is voor kinderen
te vertellen en vooral op het papier. De toon
is doorgaans te zoet en te lief. De combinatie
van kinderlijk en krachtig is zoo moeilijk te
treffen. Lajuy.